Classactions kunnen voortaan ook voor bedrogen beleggers
Zaken zoals het Arco-debacle kunnen in de toekomst sneller afgehandeld worden via een groepsvordering, menen de advocaten Evelien Van Espen en Charlotte Stynen. Een recente wetswijziging maakt dat mogelijk. Er is alleen nog een centenkwestie.
Sinds 2014 kunnen burgers in België een soort classaction voeren. Officieel heet die procedure ‘de rechtsvordering tot collectief herstel’. Toen die in 2014 in het leven werd geroepen, werden beleggers daarvan uitgesloten. Tien jaar later is de wet gewijzigd en kunnen ook beleggers zich groeperen om een collectieve schadevergoeding te eisen voor het onrecht dat hen werd aangedaan.
In Nederland kan dat al veel langer. Het is dan ook dankzij een veroordeling in Nederland dat de Belgische Fortis-beleggers een schikking kregen. De Arco-coöperanten daarentegen hebben na dertien jaar juridische strijd in eigen land nog altijd geen zicht op een vergoeding. Ook na de recente wetswijziging blijven er in Nederland meer mogelijkheden.
Waarom de Belgische beleggers in 2014 de toegang tot collectieve procedures werd ontzegd, is een raadsel. “In het initiële wetsontwerp was nochtans sprake van ‘investeerders’”, weet Charlotte Stynen, advocaat van Crowell & Moring. “Het was een politieke beslissing om beleggers uit het toepassingsgebied te halen.”
Waarom is er tot 2024 gewacht om het actieterrein van de classaction te verbreden tot spaar- en beleggingsproducten?
CHARLOTTE STYNEN. “Er is een Europese richtlijn uit 2020, waarvan deze wetswijziging een omzetting is. De Europese wetgever zegt dat een consument ook in zijn hoedanigheid van belegger kan worden benadeeld. Er is ook een annex bij die richtlijn, waarin voorbeelden worden gegeven van het bredere toepassingsgebied, zoals de MiFID-beleggersrichtlijn die financiële adviseurs verplicht goed af te toetsen of beleggingsproducten wel echt bij een klant passen of de prospectuswetgeving die een uitgebreide informatieplicht oplegt aan uitgevers van financiële producten.
“Er was ook enige discussie onder juristen of de oorspronkelijke wet van 2014 al niet van toepassing kon zijn voor beleggers. Dat is nooit uitgetest in de praktijk. Door de verklaringen van politici en de voorbereidende werken weten we dat het niet de bedoeling was dat beleggers zouden gebruikmaken van de rechtsvordering tot collectief herstel. Nu is het duidelijk dat beleggersgeschillen er wel onder vallen.”
EVELIEN VAN ESPEN. “Een goed voorbeeld is de saga rond de coöperatieve vennootschap Arco. Die bezat zeer veel aandelen van Dexia, die waardeloos werden nadat de bank ten onder was gegaan. Bepaalde gedupeerden hebben fouten tegen de prospectuswetgeving ingeroepen, maar er was destijds geen mogelijkheid om een collectieve vordering in te stellen. Sommige belangenverenigingen hebben dan een gezamenlijke dagvaarding ingesteld via de gemeenrechtelijke procedure, wat met veel hindernissen gepaard ging. Voor 1 mei 2024 was dat de enige mogelijkheid, maar Arco-coöperanten zouden vandaag wel een beroep kunnen doen op de rechtsvordering tot collectief herstel.”
Gaat de wet met terugwerkende kracht in?
STYNEN. “De nieuwe wetsbepalingen gaan in voor nieuwe procedures. Het maakt daarbij niet uit wanneer de schade is toegebracht of wanneer de fout is begaan. Dat is wel bijzonder. Maar de feiten mogen natuurlijk nog niet verjaard zijn, wat bij Arco mogelijk een discussiepunt is.”
De belangrijkste kritiek op de oude wetgeving was dat in de praktijk enkel de consumentenorganisatie Testaankoop procedures voor collectief herstel zou kunnen opzetten. Is daar iets aan veranderd?
STYNEN. “De vertegenwoordigers van een groep consumenten of kmo’s moesten aan zeer strenge voorwaarden voldoen. De groepsvertegenwoordigers moesten verenigingen zonder winstoogmerk (vzw) zijn, een voorafgaandelijke erkenning van de bevoegde minister krijgen en al minstens drie jaar bestaan. Testaankoop was voor consumenten zo goed als de enige vereniging die aan alle voorwaarden voldeed en meerdere classactions heeft opgestart (zie kader Testaankoop over de Belgische classactions).
“Volgens de nieuwe wetgeving kunnen gedupeerden zelf een vzw oprichten voor een specifieke procedure. Bovendien kunnen ook vertegenwoordigers met een erkenning in een andere lidstaat van de Europese Unie in België optreden als vertegenwoordiger. Daardoor zijn er wat meer mogelijkheden.”
Een andere kritiek ging over de kosten.
VAN ESPEN. “De reden waarom classactions in de Verenigde Staten zo goed werken, is omdat er vaak een advocaat of derde partij is die de kosten van het proces voorschiet. Er is daar een hele business rond third party litigation funding. Die gespecialiseerde partijen gaan op zoek naar classactions waarin ze geloven en die ze willen financieren. Zij nemen het risico op zich. Als de benadeelden het proces verliezen, betalen ze niks. Als ze het proces winnen, gaat tot 40 procent van de schadevergoeding richting de financiers. Die investeerders hebben gesofisticeerde modellen om de winst- en verlieskansen te berekenen, zodat ze er op de lange termijn geld aan verdienen. Bij Belgische classactions mogen de groepsvertegenwoordigers enkel de gemaakte kosten recupereren en geen success fee innen. Ze mogen er niets aan verdienen.”
‘De Belgische classaction is en blijft een papieren tijger, zolang het financiële aspect niet beter geregeld wordt’
Evelien Van Espen,
Crowell & Moring
STYNEN. “Of het nu om Testaankoop gaat of een andere, al dan niet ad hoc in het leven geroepen organisatie: ze mogen in de Belgische classaction enkel de gemaakte kosten recupereren. Ik vermoed dat België om die reden al zeker niet de favoriete jurisdictie zal worden voor grensoverschrijdende procedures.”
VAN ESPEN. “In 2014 is al aangekaart dat de classaction een papieren tijger zal blijven, zolang het financiële aspect niet goed geregeld wordt. In 2024 is daar niets aan veranderd. Dat is jammer. De classaction kan alleen maar goed werken als je een soort derdepartijfinanciering toelaat. Voor de meeste consumenten of beleggers is het risico dat ze opdraaien voor alle kosten veel te groot. De verliezende partij betaalt ook voor de kosten van de tegenpartij, in de vorm van de rechtplegingsvergoeding.”
Bij Arco was er wel zo’n financiering door een derde partij, want Deminor nam de procesfinanciering voor zijn rekening.
VAN ESPEN. “Dat kon enkel omdat het om een gemeenrechtelijke procedure ging en niet om een rechtsvordering tot collectief herstel. Ook dat zou weleens moeilijker kunnen worden. Europa heeft plannen om dat soort financiering te beknotten. Europa wil een plafond op de marges van third party litigitation funders, een verplichte registratie en toezicht. Daarvoor is een voorstel ingediend, dat natuurlijk nog allerlei stationnetjes moet passeren.”
STYNEN. “Niet alleen in België, maar in heel Europa is er angst voor ‘Amerikaanse toestanden’. Daarmee bedoel ik de heel hoge schadevergoedingen, maar ook dat er in de Verenigde Staten soms naar rechtszaken gezocht wordt en dat consumenten of beleggers soms onredelijke eisen stellen. De financiële impulsen die van de Amerikaanse classaction een succes maken, leiden ook tot uitwassen. Europa is daarom heel voorzichtig en legt die voorzichtigheid ook enigszins aan de lidstaten op, maar er zijn wel nog steeds lidstaten, zoals Nederland, die er zelf voor kiezen die financiële regeling flexibeler te maken.”
Zijn er nog verschillen met de Amerikaanse classactions?
VAN ESPEN. “In de Verenigde Staten stappen benadeelden veel sneller naar de rechtbank. De vrees voor rechtszaken is wat Amerikaanse bedrijven binnen de lijntjes laat kleuren. In Europa daarentegen vinden we dat er waakhonden moeten zijn en bestaan er allerlei instanties om bedrijven te controleren. In Europa vinden we dat rechtszaken inspannen niet de voornaamste manier mag zijn om bedrijven in toom te houden, want dat brengt ook een zware last voor de rechtbanken met zich. Dat is het spanningsveld.”
STYNEN. “Bedrijven in de Verenigde Staten weten dat een uitspraak in een classaction voor alle deelnemers geldt. Stel dat een zaak wordt afgewezen, dan kan het bedrijf gerust zijn dat er van hen geen individuele vorderingen meer komen. Amerikaanse bedrijven zullen ook sneller schikken in de onderhandelingsfase dan Europese bedrijven.”
Met de nieuwe wet weten bedrijven op het moment dat ze akkoord gaan met een schikking niet voor hoeveel mensen ze een schikking zullen betalen
Charlotte Stynen,
Crowell & Moring
VAN ESPEN. “In de Verenigde Staten geldt doorgaans een opt-outregeling. Dat wil zeggen dat alle gedupeerden in een schikking betrokken zijn, tenzij ze expliciet kiezen om eruit te stappen. Een bedrijf weet dan hoeveel mensen voor de opt-out kozen en hoe groot of klein het risico is dat er nog individuele vorderingen komen. In België is er nu een opt-inregeling.”
STYNEN. “De nieuwe wet zal het wellicht nog iets moeilijker maken om op voorhand te schikken in Belgische classactions. Vroeger moesten gedupeerden zich aansluiten bij de Belgische classaction op het moment dat ze wisten dat de zaak ontvankelijk was verklaard, maar ze nog niet wisten wat de uitspraak zou zijn. Nu moeten ze zich pas aansluiten bij de groep op het moment dat er een beslissing is van de rechter om schade te vergoeden of een akkoord om te schikken. Bedrijven weten daardoor op het moment dat ze akkoord gaan met een schikking niet voor hoeveel mensen ze een schikking zullen betalen.”
VAN ESPEN. “Ons procedurerecht is gemaakt voor individuele vorderingen. Soms proberen advocaten een gezamenlijke claim voor enkele honderden cliënten te kneden zodat het toch in ons recht past, maar dat wringt. In de Verenigde Staten is het juridische systeem beter aangepast aan classactions. Voor kleine bedragen gaan Europese of Belgische consumenten geen procedure inspannen en kunnen bedrijven ermee wegkomen. Amerikaanse bedrijven zullen dan bijvoorbeeld schikken door kortingbonnen voor die kleine bedragen in de bus te steken bij de gedupeerde klanten.” z
CHARLOTTE STYNEN EN EVELIEN VAN ESPEN
“Arco-coöperanten zouden vandaag wel een beroep kunnen doen op de rechtsvordering tot collectief herstel.”
Testaankoop over de Belgische classactions
De consumentenorganisatie Testaankoop neemt de heel hoge kosten van classactions op zich en kan die enkel bij een gewonnen zaak recupereren van de tegenpartij. De consumenten krijgen hun volledige compensatie uitbetaald. Daarvan houdt Testaankoop niets achter. Bij verlies draagt Testaankoop alle gerechtskosten zelf.
“We hebben al negen classactions ingesteld”, zegt woordvoerder Laura Clays. “En er zitten er nog drie in de pijplijn.” De consumentenorganisatie wist met de negen classactions zes minnelijke schikkingen uit de brand te redde,n. Slechts één keer kreeg Testaankoop ongelijk voor het hof van beroep in een zaak tegen Proximus voor vermeende misleidende praktijken bij de verhuur van decoders. Volkswagen werd in 2023 veroordeeld voor dieselgate. De procedure rond de geplande veroudering van de iPhone 6 tegen Apple loopt nog.
Sinds 2018 kunnen ook kmo’s zulke groepsvorderingen voeren. “Van die mogelijkheid is nog geen enkele keer gebruik gemaakt”, weet Charlotte Stynen, advocaat bij Crowell & Moring.
Testaankoop is positiever over de recente wetswijzigingen en meent dat ze ervoor zullen zorgen dat procedures sneller en goedkoper zullen verlopen:
De ontvankelijkheidsfase kan nu gehouden worden in de ‘procedure van korte debatten’, wat neerkomt op maximaal vier maanden. Tot nu maakten sommige bedrijven er een sport van om al in deze fase de discussies te rekken om Testaankoop te ontmoedigen.
Consumenten moeten zich sinds de wetswijziging altijd expliciet aansluiten bij de zaak, maar pas op het ogenblik dat ze weten wat het hen zal opleveren.
Er is een verplichte onderhandelingsfase na de ontvankelijkheidsfase, maar als het bedrijf niet reageert, kan de zaak nu veel sneller, na dertig dagen, weer naar de rechter.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier