Jan Tuerlinckx

‘Het kan verkeren bij justitie’

Jan Tuerlinckx Jan Tuerlinckx is advocaat van Tuerlinckx Fiscale Advocaten

Er was eens een ondernemer. Dit is niet het begin van een sprookje, wel van mijn carrière dertig jaar geleden. Die ondernemer werd zwaar bestolen door een van zijn personeelsleden, maar hij bleef niet bij de pakken zitten. Op vernuftige wijze zette hij een controlesysteem op, om de dief te pakken te krijgen en de diefstal te bewijzen. Onze ondernemer ging niet over één nacht ijs. Hij nodigde een gerechtsdeurwaarder uit, om het waarheidsgetrouwe karakter van zijn onderzoek vast te stellen en dat ook formeel te bevestigen. Zijn strategie werkte. Hij verzamelde bewijs van de diefstal en in aanwezigheid van een gerechtsdeurwaarder ging het personeelslid over tot bekentenissen. Met een vrijwel volledig en afgerond dossier, stapte de ondernemer naar het parket. Voor iedereen die het dossier te zien kreeg, leek dat gesneden koek. Toch liep de procedure niet zoals verwacht. Er volgden vrijspraken, strafrechtelijk en burgerlijk, voor het personeelslid.

De parketten willen zich niet langer laten dwingen door de rechtzoekende.

Even verbaasd als nieuwsgierig, vroeg ik aan mijn toenmalige mentor, Victor Dauginet, wat ik daarvan moest denken. Met de wijsheid die hem eigen was, vertelde hij me dat de ondernemer een rode lijn overschreden had. In ernstige gevallen komt het aan de overheid toe macht uit te oefenen. De overheid voert het onderzoek en verzamelt bewijs, niet de burger. Dat is een ongeschreven wet. Zodoende keerde het systeem zich tegen de ondernemer en niet tegen de dief. Dat inzicht heeft me duidelijke handvatten verstrekt, die nuttig zijn geweest in de rest van mijn carrière.

Wat had de ondernemer wel moeten doen? Een klacht met burgerlijkepartijstelling indienen en het parket het onderzoek laten voeren, zonder op eigen houtje onderzoeksdaden te verrichten. Wellicht overwoog onze ondernemer dat, maar deed hij dat niet, omdat hij meende dat het minstens inefficiënt en in ieder geval traag zou gaan.

Bij de opening van dit gerechtelijk jaar pleitten de parketten in mercuriales zelf voor de afschaffing van de klacht met burgerlijkepartijstelling. Voor een goed begrip: met zo’n klacht verplicht de rechtzoekende het parket een strafonderzoek in te stellen. De burger kan bij wijze van spreken het parket dwingen. Dat wensen de parketten niet meer. Ze willen zich niet langer laten dwingen door de rechtzoekende. Dat heeft uiteraard te maken met de druk op justitie en het schrijnende gebrek aan mensen en middelen.

Toegegeven, onze jurisdictie is een van weinige waarbij de rechtzoekende met de klacht met burgerlijkepartijstelling een actief initiatiefrecht in het strafrecht heeft. Dat betekent niet dat de rechtzoekende in andere jurisdicties met lege handen staat. In de andere jurisdicties kan hij of zij zich verzetten in rechte tegen het feit dat de parketten klachten ter zijde zouden schuiven. Daarnaast ontwikkelden ze iets wat men makkelijkheidshalve een stelsel tussen het civiele en het strafrechtelijk zou kunnen noemen. Daarin wordt de rechtzoekende een grotere assertiviteit, soms zelfs agressiviteit, toegestaan in het vergaren van de bewijzen van zijn punt.

De afschaffing van de klacht met burgerlijkepartijstelling zal gepaard moeten gaan met een globale herschikking van het bewijsrecht en de rechtsmiddelen die daarvoor kunnen worden gebruikt. Wondermiddelen bestaan niet, ook niet voor het verlichten van de druk op justitie. Een verlichting aan de ene zijde van het spectrum zal een verzwaring veroorzaken aan de andere zijde. Wedden dat zich een praktijk van quasi civiele huiszoekingen zal ontspinnen, die justitie dan ook in goede banen zal moeten leiden?

Mocht onze ondernemer deze column lezen, dan zal hij het met lede ogen aanzien. Zijn initiatief, dat dertig jaar geleden werd afgekeurd, wordt vandaag aangemoedigd.

DE AUTEUR IS ADVOCAAT-VENNOOT BIJ TUERLINCKX TAX LAWYERS.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content