De handgift: eerst geven en dan bewijzen of andersom?
Bij een handgift werkt men in 90 procent van de gevallen best met aangetekende brieven. Volgens je bankier kan je best de 2 aangetekende brieven achteraf op maken. Maar klopt dat wel?
Bij een handgift ga je gewoon iets dat tastbaar is ‘van hand tot hand’ geven. Denken we maar aan goudstaven, een kunstwerk, een auto, antiek, een verzameling waardevolle voorwerpen,… Het geven ‘van hand tot hand’ moet je niet letterlijk nemen, dus ook een handgift van bijvoorbeeld een oldtimer of een renpaard kan.
Bij een handgift moet er geen schenkbelasting betaald worden en later, bij het overlijden van de schenker, ook geen erfbelasting als de schenker na de schenking nog minstens drie jaar in leven blijft.
Best aangetekende brieven
Uiteraard maakt men best een bewijsdocument op van deze handgift. In 90 procent van de gevallen doe je dat best met de 2 klassieke aangetekende brieven, omdat er geen andere documenten zijn die de juiste datum bewijzen. Dat zal bijvoorbeeld wel het geval zijn bij de handgift van een wagen die heringeschreven en verzekerd wordt op de naam van de krijger, maar doorgaans is er zo geen bijkomend bewijs.
Kortom, als er bij de handgift geen bijkomend bewijs is, werk dan met de twee klassieke aangetekende brieven. Zo kan er namelijk niet ‘gefoefeld’ worden met de datum.
Voor of na de schenking?
Stel dat vader 3 goudstaven wil schenken aan zijn zoon. Vader kan dan voor de handgift van het goud aankondigen in een aangetekende brief aan de zoon dat hij die gift zal doen. Na de gift zal de zoon dan de vader bedanken in een tweede aangetekende brief.
Maar in ons voorbeeld kan de vader ook eerst de handgift doen, en dan een aangetekende brief sturen naar zijn zoon waarin hij de gedane handgift vermeld. De zoon kan daarna de vader bedanken in een tweede aangetekende brief. Onthoud dus als vuistregel dat de eerste brief voor of na de gift kan gebeuren, maar de tweede altijd na de gift moet gebeuren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier