Vijf mythes over het minimumpensioen doorprikt
Voor de ministers van de federale regering op vakantie vertrokken, hebben ze knopen doorgehakt over de toegang tot het minimumpensioen. Over dat laatste circuleren enkele misverstanden, die we graag uit de wereld helpen.
Verschillende partijen trokken in 2019 naar de verkiezingen met de belofte van een minimumpensioen van 1.500 euro. In de schoot van de regering-De Croo was de beslissing om het bedrag van het minimumpensioen op te trekken tot 1.500 euro dan ook snel genomen. Het duurde heel wat langer voor de regeringspartners overeenkwamen over de voorwaarden en de modaliteiten van het minimumpensioen. Op 19 juli was de kogel door de kerk en kon premier Alexander De Croo (Open Vld) op een persconferentie de grote lijnen uiteenzetten. Hij vatte het samen als: mensen die meer werken willen we ook belonen met meer pensioen. Vrij vertaald: in ruil voor de verhoging van het minimumpensioen krijgen minder mensen er toegang toe.
Enkel wie een volledige loopbaan van 45 jaar heeft, heeft recht op het volledige minimumpensioen van 1.500 euro.
Met het opkrikken van de werkzaamheidsgraad voor ogen wordt niet enkel de toegang tot het minimumpensioen strenger, ook wordt de pensioenbonus opnieuw ingevoerd. Die krijgen mensen wanneer ze doorwerken na de datum dat ze vervroegd met pensioen kunnen. De bedoeling is volgens de premier de mensen 300 tot 500 euro netto extra pensioen te geven per jaar dat ze langer werken dan nodig, met een maximum van drie jaar. Minister van Pensioenen Karine Lalieux (PS) spreekt over 2 à 3 euro per dag. Het exacte bedrag is evenwel nog niet bekend. Daarvoor vraagt de regering nog advies aan het Planbureau.
Mythe 1: Iedereen krijgt minimaal 1.500 euro pensioen
Enkel wie een volledige loopbaan van 45 jaar heeft, heeft recht op het volledige minimumpensioen van 1.500 euro. Voor dat volledige bedrag moet u 14.040 dagen voltijds gewerkt hebben als zelfstandige of werknemer. Dat komt neer op 312 werkdagen per jaar, en dat dus 45 jaar lang. Voor werknemers zijn er ook aan werk gelijkgestelde dagen voor ziekte, onvrijwillige werkloosheid en SWT (het vroegere brugpensioen). Die dagen tellen ook mee om de lengte van de loopbaan te berekenen.
Wie een voldoende lange maar geen volledige loopbaan heeft, kan pro rata een beroep doen op het voltijdse of het deeltijdse minimumpensioen. Dat is nu al zo en heeft dus niets te maken met de recente regeringsbeslissing. Om het niet te moeilijk te maken, gaan we ervan uit dat u altijd als werknemer gewerkt hebt. Voor het voltijdse minimumpensioen is dan een voltijdse loopbaan van 30 jaar vereist. Ook voor wie 4/5de heeft gewerkt, wordt nog een oogje dichtgeknepen. Jaren met minstens 250 werkdagen tellen mee als voltijds gewerkte jaren. Voor wie 30 jaar voltijds heeft gewerkt, wordt het minimumpensioen vermenigvuldigd met de loopbaanbreuk 30/45. In plaats van 1.500 euro krijgt u dan 1.000 euro.
Voor het deeltijds minimumpensioen volstaat het 30 jaar lang minstens 156 dagen gewerkt te hebben. Ook onvrijwillige werkloosheid telt mee voor de lengte van de loopbaan. Het deeltijds minimumpensioen bedraagt de helft van het voltijds minimumpensioen. Stel dat u 45 jaar lang 156 dagen per jaar gewerkt heeft, dan krijgt u 750 euro minimumpensioen. Het minimumpensioen waar u recht op heeft, staat dus in verhouding tot uw loopbaan. Enkel met een volledige en voltijdse loopbaan heeft u recht op het beloofde minimumpensioen van 1.500 euro.
Mythe 2: Iedereen heeft recht op het minimumpensioen
Behalve de loopbaanvoorwaarde en de berekening van het minimumpensioen die in verhouding staat tot uw loopbaan, heeft de regering beslist een voorwaarde van effectieve tewerkstelling toe te voegen vanaf 2024. Enkel wie 20 jaar effectief heeft gewerkt, komt nog in aanmerking voor het minimumpensioen. We spreken over 5.000 dagen voor het voltijds minimumpensioen (20 x 250 dagen) en 3.120 dagen voor het deeltijds minimumpensioen (20 x 156 dagen).
Er zijn uitzonderingen. Moederschapsrust, borstvoedingsverlof, palliatief verlof en periodes van inactiviteit wegens handicap tellen mee als effectief gewerkte periodes.
Daarnaast voorziet de regering ook in een versoepeling van de effectieve tewerkstellingsvoorwaarde voor periodes van afwezigheid van het werk van minstens vijf jaar door een ernstige ziekte of arbeidsongeschiktheid, een handicap, een arbeidsongeval of een beroepsziekte.
De vakbonden reageerden al teleurgesteld dat periodes van werkloosheid, en dus ook tijdelijke werkloosheid, niet meetellen. Bij de start van de pandemie waren 1,1 miljoen Belgen tijdelijk werkloos. Die maanden van vaak verplichte inactiviteit tellen dus niet mee voor de toegang tot het minimumpensioen als ‘effectief gewerkt’. Ook zijn er ouders die tijdelijke werkloosheid hebben opgenomen om hun kinderen op te vangen wanneer de kribbe of de school dicht ging.
Mythe 3: We kunnen na 20 jaar met pensioen
De wettelijke pensioenleeftijd is nu 65 jaar. Vanaf 2025 wordt dat 66 jaar en vanaf 2030 zal het 67 jaar zijn. Enkel mensen met voldoende loopbaanjaren kunnen vervroegd met pensioen. Met 42 loopbaanjaren kan het vanaf 63 jaar en voor lange loopbanen uitzonderlijk vanaf 60 jaar.
Mythe 4: Zelfstandigen hebben geen recht op het minimum
Volgens de minister van Pensioenen krijgen in 2022 meer dan 758.000 mensen een minimumpensioen. Nog volgens de minister gaat het om 20 procent van de gepensioneerde werknemers en om 68,5 procent van de gepensioneerde zelfstandigen. Voor ambtenaren zijn de regels en de bedragen anders dan voor werknemers en zelfstandigen. Voor statutair ambtenaren bedraagt het bruto gewaarborgd minimumpensioenbedrag voor alleenstaanden 1.560,37 euro bruto en voor gehuwden 1.950,46 euro.
Voor een deel van de meewerkende partners van zelfstandigen is er bovendien beslist de loopbaanvoorwaarde te versoepelen. Sinds 1 juli 2005 zijn meewerkende partners verplicht zich aan te sluiten bij het zogenoemde maxistatuut, waardoor ze voor het eerst pensioenrechten zijn beginnen op te bouwen. Voor de meewerkende partners die de komende jaren met pensioen gaan, bestaat dat statuut nog niet lang genoeg om een 30-jarige loopbaan voor te leggen. Vandaar de versoepeling.
Mythe 5: Het beloofde minimum van 1.500 euro is er nu al door de inflatie
Bruto wel, maar netto niet. De minimumpensioenen worden automatisch aangepast aan de stijgende prijzen en volgen met enige vertraging de evolutie van de consumptieprijsindex. Telkens de spilindex wordt overschreden, wordt het pensioen met 2 procent verhoogd. In mei 2022 zijn de brutobedragen voor het minimumpensioen aangepast (zie tabel).
Bruto zit het minimumpensioen voor een alleenstaande nu al nipt boven 1.500 euro, maar netto nog niet. De regering beloofde een minimumpensioen van 1.500 euro netto vanaf 2024. Het minimumpensioen zal na indexeringen in 2024 zelfs op 1.630 euro netto komen.
65 jaar
is de wettelijke pensioenleeftijd. Dat wordt 66 jaar in 2025 en 67 jaar in 2030.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier