Vrije Tribune
‘Pensioenbeloftes in euro’s of in punten? Voorstel voor een hybride systeem’
Dominique Beckers en Jan Dhaene stellen een compromis voor om de voor- en tegenstanders van het puntensysteem zoals voorgesteld door de pensioenraad, met elkaar te verzoenen.
Het maatschappelijk debat over de toekomst van onze wettelijke pensioenen is volop aan de gang. Vanuit diverse hoeken worden we om de oren geslagen met al dan niet gefundeerde, vaak tegenstrijdige meningen. Sommigen stellen (eisen) dat de pensioenregels die van toepassing zijn op de gepensioneerden van vandaag, onaantastbaar zijn en dus ook een verworven recht voor toekomstige cohortes van gepensioneerden. Anderen pleiten voor drastische maatregelen die dringend genomen moeten worden, teneinde ons stelsel van wettelijke pensioenen ook in de toekomst betaalbaar te houden.
Pensioenbeloftes in euro’s of in punten? Voorstel voor een hybride systeem.
Om de pensioenproblematiek in het gepaste kader te kunnen plaatsen en beter te begrijpen, vertrekken we van de vaststelling dat er een maatschappelijke consensus bestaat om mensen die hun loopbaan beëindigen vanaf een zekere leeftijd een sociaal aanvaardbaar (dus voldoende hoog), maar financieel ook draagbaar (dus betaalbaar) wettelijk pensioen aan te bieden. Uitgaande van dit gegeven is het dan een maatschappelijke – dus politieke – keuze om de twee basiselementen van onze wettelijke pensioenen vast te leggen: Enerzijds de pensioenbelofte, zeg maar de hoogte van het pensioen in functie van de gepresteerde arbeid en het daarbij horende loon. Anderzijds de financiering, dus hoe en door wie die pensioenen zullen betaald worden.
Over hoe en door wie we de pensioenlast laten dragen bestaat er tot op heden een consensus. Het zijn de actieven die de pensioenen betalen voor de gepensioneerden volgens een repartitie systeem. Dat wil zeggen dat al wie dit jaar actief is, mee betaalt voor de pensioenen van al wie vandaag van zijn /haar pensioen geniet.
Vervolgens is er de pensioenbelofte. Een wettelijk pensioen bouw je op door jaren te werken. Een langere carrière leidt tot meer pensioen, en een hoger loon leidt (binnen bepaalde grenzen) tot een hoger pensioen. Het huidig wettelijk pensioensysteem voor werknemers gaat uit van een eenvoudige formule die het pensioenbedrag bepaalt op het moment van pensionering. Abstractie makend van een aantal onder- en bovengrenzen (minimumrecht per loopbaanjaar, gewaarborgd minimumpensioen, …) gaat die berekening als volgt.
Vooreerst wordt ieder verdiend jaarloon geherwaardeerd, dat is aangepast aan de kosten van levensonderhoud en het algemeen welzijnspeil, naar het tijdstip van pensionering. Een volledige loopbaan bedraagt 45 jaren, en daarom telt ieder geherwaardeerd loon mee voor 1/45ste in de berekening van het pensioen. Het geherwaardeerde loon wordt gedeeld door 45 en vervolgens vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 60% voor een alleenstaande en 75% voor een gezinshoofd. Zo kom je uit op een bedrag uitgedrukt in euro’s. Een dergelijke berekening wordt gemaakt voor ieder gewerkt (of gelijkgesteld) jaar. De som van al deze bedragen is jouw pensioen als loontrekkende. Samengevat, het pensioen dat je uiteindelijk opbouwt wordt samengesteld door voor ieder gewerkt jaar een bepaald bedrag (in Euro’s) te verwerven. Belangrijk in het huidige systeem is dat dit bedrag (exclusief de herwaarderingscoëfficient, die pas bij pensionering gekend is) onmiddellijk na ieder gewerkt jaar wordt vastgeklikt, d.w.z. uitgedrukt in euro’s.
De drijvende kracht achter het repartitiesysteem is het feit dat de huidige actieven (die betalen voor de huidige pensioenen) hopen / geloven (beloofd worden?) dat zij na hun pensionering op dezelfde wijze pensioenen zullen ontvangen, gefinancierd door degenen die dan actief zullen zijn.
Dit alles lijkt een waterdicht en fair systeem, gebaseerd op vertrouwen, ware er niet het probleem van de vergrijzing die met rasse schreden op ons afkomt. Een almaar stijgende verwachte levensduur, eventueel in combinatie met een dalende fertiliteitsratio, leidt tot een proportioneel steeds grotere groep van gepensioneerden t.o.v. de groep van actieven. En de vraag die dan terecht gesteld wordt is of de aan de hand zijnde vergrijzing het huidige wettelijk pensioensysteem op termijn niet onhoudbaar maakt. Inderdaad, om uitgaven (pensioenen) en inkomsten (sociale bijdragen voor pensioenen) budgettair in evenwicht te houden, moeten in een vergrijzende omgeving de actieven steeds meer bijdragen en/of de pensioenvoordelen aangepast worden (latere pensionering en/of lagere pensioenen).
In 2014 overhandigde de (voorganger van de) Academische Pensioen Raad haar rapport over de pensioenhervorming aan de regering. Deze pensioenraad is samengesteld uit een groep academici van diverse politieke pluimage, verdeeld over Vlaanderen en Wallonië, etc. Vernieuwend in het voorstel van de pensioenraad is om de wettelijke pensioenbeloftes niet meer uit te drukken in euro’s (zoals tot op heden het geval is) maar in punten. De pensioenbelofte in punten is vanuit wiskundig oogpunt vrij analoog aan de huidige pensioenbelofte in Euro’s. Maar een essentieel verschil is dat er in plaats van ieder jaar een bedrag in euro’s vast te klikken, ieder jaar 1 punt (of iets meer of minder, in functie van het verdiende jaarloon t.o.v. het gemiddelde werknemersloon, en eveneens in functie van de zwaarte van het beroep) toegekend wordt.
In het voorgestelde puntensysteem groeit je pensioenbelofte dus door voor ieder gewerkt jaar een fractie van je pensioen op te bouwen via punten. Maar het fundamentele verschil met het huidige systeem is dat de waardebepaling van alle over je carrière bijeen gespaarde punten wordt uitgesteld tot op het einde van de rit, met name het moment dat je werkelijk op pensioen gaat.
Samengevat, in het huidige pensioensysteem verzamel je euro’s, die opgewaardeerd worden op het moment van je pensionering. In het puntensysteem voorgesteld door de pensioenraad, verzamel je punten die slechts gevalideerd zullen worden in de toekomst, op het moment van je pensionering. Cruciaal in het puntensysteem is uiteraard de wijze waarop een punt wordt omgezet in harde Euro’s. Deze vastlegging zou gebeuren door een stabiel en paritair samengesteld college.
Beide systemen, euro’s versus punten sparen, zijn in zekere zin mekaars tegenpolen: vastklikken van euro’s na ieder gewerkt jaar, versus complete onzekerheid over het opgebouwde pensioen tot op de dag van de pensionering, de dag waarop je punten omgezet worden in euro’s.
De promotoren van het puntensysteem verdedigen hun voorstel door (terecht) te stellen dat het huidige pensioenstelsel, gebaseerd op repartitie, op termijn te duur wordt voor de actieven en dus niet houdbaar is. De tegenstanders van het voorliggende systeem werpen (terecht) op dat er in het nieuwe systeem weinig garanties geboden worden, tot op de dag van pensionering. Bovendien zien de tegenstanders van het puntensysteem in dit mechanisme een gevaarlijk instrument dat toelaat om de waarde van een punt van jaar tot jaar te laten dalen, en aldus de werkelijke koopkracht van gepensioneerden geleidelijk aan af te bouwen. Hoe kan iemand zijn financiële toekomst degelijk plannen als een essentiële factor, met name de hoogte van het pensioen, compleet onzeker blijft tot aan de pensionering?
De voorstanders van de pensioenbelofte in punten stellen dat hun systeem toelaat om eenieder een pensioen te geven dat zich verhoudt tot de gemiddelde welvaart van de bevolking. Tegenstanders werpen op dat het gevaar bestaat dat iemand die op pensioen gaat in een (voorbijgaande) periode van economische welvaart een te hoge waarde toegekend krijgt voor zijn bijeen gespaarde punten, en ook omgekeerd, dat degenen die pensioneren gedurende een (ook voorbijgaande) economische crisis een laag pensioen zullen voorgeschoteld krijgen. M.a.w., de emoties van het moment zouden te zwaar kunnen doorwegen bij het bepalen van de waarde van het pensioenpunt.
Op het eerste zicht lijken de standpunten van het pro- en het contra-kamp compleet onverzoenbaar. Is dat zo? Zijn we in een patstelling aanbeland?
Wij vinden van niet. Beide systemen zijn extremen, waarbij het huidige ‘euro-systeem’ jaarlijks klikt, terwijl het voorgestelde puntensysteem enkel klikt op pensioenleeftijd.
Wij pleiten voor een kliksysteem voor de Belgische wettelijke pensioenen, waarbij niet jaarlijks (45 keren) en ook niet éénmalig (op pensioenleeftijd) punten worden omgezet in euro’s. Maar waarbij van jaar tot jaar punten verzameld worden (zoals in het voorgestelde puntensysteem), die periodiek (bijvoorbeeld tienjaarlijks) omgezet en dus vastgeklikt worden in Euro’s. Een hybride systeem dus, ergens tussen de twee extremen. Die periodieke (en dus uitgestelde) klik zorgt ervoor dat de beleidsmakers een instrument in handen blijven houden om de pensioenlast voldoende beheersbaar te houden en evenwichtig te spreiden. Terzelfdertijd geeft dat hybride systeem de toekomstige gepensioneerden een zekere mate van ‘geruststelling’ over wat de belofte precies inhoudt. Het aantal kliks in een normale loopbaan is een parameter die in overleg met alle betrokken partners dient vastgelegd te worden. Aldus geeft het hybride systeem ruimte voor een eerlijk compromis tussen voor- en tegenstanders van het puntensysteem zoals voorgesteld door de pensioenraad.
Om de overgang van het huidige pensioensysteem met belofte in euro’s naar het hybride systeem met periodieke kliks geleidelijk te laten verlopen, zou het aantal kliks in een carrière langzaam kunnen afnemen in de tijd. Bijvoorbeeld, van 9 (dus 5-jaarlijke kliks) bij het invoeren van het systeem, over 4 tot 3 of zelfs 2 kliks, eens de overgangsperiode voorbij. Deze werkwijze zou meteen ook een stuk ongerustheid over de overgangsmaatregelen wegnemen.
Wij zijn er van overtuigd dat het hybride pensioensysteem (deels een punten- en deels een Euro-systeem ) dat wij hier voorstellen, tot een verdedigbaar en voor alle partijen aanvaardbaar compromis kan leiden, om aldus iedereen te ‘garanderen’ dat hij/zij zal kunnen genieten van een waardig pensioen, zonder de rijzende kost van de vergrijzing volledig op de schouders te leggen van de actieve bevolking.
Dominique Beckers is gastprofessor Pensioen Actuariaat aan KU Leuven en auteur van “Actuarial Mathematics for Pensions, Basics and Concepts applied to Business” (uitgegeven bij Kluwer, 2017)
Jan Dhaene is gewoon hoogleraar Actuariële Wetenschappen en hoofd van de Onderzoeksgroep Insurance aan KU Leuven.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier