Belgische rendementsgarantie in tweede pensioenpijler is uniek

Portrait of beautiful senior couple on bike ride in autumn nature. Taking break, drinking water from sport bottle and fastening helmet.
Jef Poortmans
Jef Poortmans redacteur bij Trends

Met de publicatie van de halfjaarcijfers van de pensioenfondsen herinnert de koepelvereniging PensioPlus eraan dat de minimale rendementsgarantie voor aanvullendepensioenfondsen begin dit jaar is opgetrokken naar 2,5 procent. Die geldt tot minstens eind 2026. Trends vroeg PensioPlus-voorzitter Jan De Smet naar de zin en de onzin van dat minimaal gegarandeerde rendement.

Kunt u nog even ons geheugen opfrissen? Wat is de oorsprong van die garantie?

JAN DE SMET. “Die staat in de wet op de aanvullende pensioenen (WAP) van begin jaren 2000. Het was een compromis tussen de toenmalige regeringspartijen. Sommige hechtten meer belang aan veiligheid en de beperking van het risico voor aangeslotenen. Andere partijen wilden meer flexibiliteit in de financiering van de aanvullendepensioenplannen door bijvoorbeeld een tussentijds tekort tegenover het minimumrendement toe te laten en de financiering daarvan bij uittreding of pensionering te garanderen. Zo kwam er op termijn een minimumdrempel van 1,75 procent en een maximaal plafond van 3,75 procent voor de WAP-garantie.”

Zet de garantie niet aan tot onnodige voorzichtigheid? Is het niet eerder een rem op potentieel hogere rendementen?

DE SMET. “Het doel van pensioenfondsen blijft een hoger rendement dan het minimum neer te zetten. Over de afgelopen veertig jaar hebben ze jaarlijks een reëel rendement, dus gecorrigeerd voor inflatie, van 3,9 procent gehaald. Dat is hoger dan het plafond van 3,75 procent. Pensioenfondsen keren ook altijd het volledige nettorendement van het beleggingsresultaat uit. Iemand die in 1996 100 euro heeft belegd tegen het wettelijk gegarandeerde minimumrendement, heeft nu 253 euro, terwijl dat met het gemiddelde rendement van pensioenfondsen 473 euro bedraagt. Maar het blijft belangrijk een evenwicht te hebben tussen veiligheid en bescherming voor de aangeslotenen, via de minimumrendementsgarantie, en voldoende flexibiliteit om hogere rendementen te halen.”

Hoe doet een pensioenfonds dat?

DE SMET. “Dat hangt af van de gemiddelde looptijd van de verplichtingen, die dan weer wordt bepaald door de gemiddelde leeftijd van de aangeslotenen. Ook de financiële draagkracht van de inrichter is belangrijk, net als het risicoprofiel van de aangeslotenen. Dan is het een kwestie van de beleggingen af te stemmen op die verplichtingen – asset liability management heet dat – en van risicobeheer.

“Een deel van de portefeuille moet ervoor zorgen dat een fonds te gepasten tijde aan de verplichtingen voldoet. Daar dienen obligaties voor. Met een ander deel kan het fonds rendement nastreven, vooral via aandelen, en een beetje vastgoed en private equity. Bij een pensioenfonds met veel jonge aangeslotenen en een lange looptijd zal dat tweede deel van de portefeuille wat groter zijn. Een pensioenfonds met een groot deel aangeslotenen die tegen hun pensioen zitten, zal meer in het eerste deel belegd zijn.”

Kennen andere landen ook zo’n minimumrendementsgarantie in de tweede pijler?

DE SMET. “België is daar redelijk apart in. In veel landen zijn aanvullendepensioenplannen van het type vastebijdrageplannen niet verplicht bepaalde rendementsdoelstellingen te halen en ligt het beleggingsrisico volledig bij de aangeslotenen. Maar de meeste fondsen passen een life cycle-strategie toe, waarbij ze naarmate de aangeslotenen ouder worden meer in obligaties beleggen. Daarmee bouwen ze ook een veiligheid in. Alleen is die in België verplicht via de WAP-garantie, wat atypisch is.”

Wat als de WAP-garantie zou worden afgeschaft?

DE SMET. “Misschien zouden aanvullendepensioenfondsen dan hogere rendementen neerzetten, maar ze zouden ook een pak volatieler zijn. En wat met aangeslotenen die net in een slecht beursjaar of na een slechte beursperiode met pensioen gaan? Maar belangrijker nog: als je de WAP-garantie loslaat, dreig je de steun van de sociale partners, met name de vakbonden, te verliezen. Die steun is cruciaal voor de verdieping en verbreding van de aanvullende pensioenen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise