Aanvullend pensioen als lijfrente is iets om over na te denken

PENSIONERING Hou er rekening mee dat u misschien nog lang te leven hebt. © Getty Images
Jef Poortmans
Jef Poortmans redacteur bij Trends

Mensen leven langer, maar zijn daar financieel niet altijd op voorbereid. Het aanvullend pensioen, dat ook steeds meer Belgen opbouwen, kan een oplossing zijn als het uitgekeerd wordt in de vorm van een levenslange rente. Maar juridische en psychologische drempels staan dat in de weg.

In 2023 werd voor 3,7 miljard euro aanvullend pensioen uitgekeerd, verdeeld over 118.359 plannen. Dat staat in het tweejaarlijkse verslag van de FSMA over de zogenoemde tweede pensioenpijler. Pensioenfondsen en verzekeraars beheren die aanvullende pensioenpotten. Bij hun pensionering kunnen mensen kiezen hoe ze die uitbetaald krijgen: eenmalig in kapitaal of als een levenslange rente. Meer dan 99 procent kiest voor het eerste.

De wet op de aanvullende pensioenen voorziet nochtans in de mogelijkheid om dat kapitaal om te zetten in een levenslange rente. Gepensioneerden die daarvoor kiezen, krijgen maandelijks een bedrag uitgekeerd tot aan hun overlijden. De hoogte van dat bedrag hangt af van hoeveel kapitaal ze hebben opgebouwd.

Te weinig gespaard

Dat zo weinig Belgen daarvoor kiezen wordt stilaan een probleem, zegt Steven Vanduffel, hoogleraar verzekeringen aan de VUB. Hij schreef er onlangs met enkele collega’s een lijvige studie over. “We hebben ons over de materie gebogen omdat er een groot probleem aan het ontstaan is: het langlevenrisico. Mensen worden almaar ouder, en hebben dus steeds meer kapitaal nodig voor een onbezorgde oude dag”, zegt hij. “Tegelijk heeft de overheid steeds minder middelen om daarvoor te zorgen.”

Mensen die nu op hun 65ste met pensioen gaan, moeten ervan uitgaan dat ze wel eens 110 zouden kunnen worden. Dan hebben ze een grote pensioenpot nodig, zegt de vorser. “Je financiële toekomst plannen met zo’n scenario in je achterhoofd is nodig, omdat er in België heel weinig producten of manieren zijn die het langlevenrisico dekken”, zegt hij.

Mensen die nu op hun 65ste met pensioen gaan, moeten ervan uitgaan dat ze wel eens 110 zouden kunnen worden. Dat is het zogenoemde langlevenrisico.

Het aanvullend pensioen uitkeren als een levenslange rente zou daar een manier voor zijn, maar heel weinig mensen doen dat. En dat is niet omdat ze het niet willen. Uit een enquête uit 2022 blijkt dat de helft van de Vlamingen zou kiezen om hun aanvullend pensioen te laten uitkeren als een mix van kapitaal en rente, op voorwaarde dat ze daar voldoende kapitaal voor zouden hebben.

Mensen willen dus wel hun tweede pijler deels in rente ontvangen, maar zo goed als niemand kiest ervoor. Daar zijn verschillende redenen voor. De omvang van de aanvullende pensioenpotten is een eerste. Hoewel bijna 4,5 miljoen Belgen een aanvullend pensioenplan hebben waarin meer dan 109 miljard euro aan reserves zijn opgebouwd, is voor de meesten van hen de opgebouwde pensioenreserve te klein om er een deftige rente uit te puren.

Lees ook: Zelfstandigen wachten te lang met de opbouw van een aanvullend pensioen

Volgens pensionstat.be bedraagt voor werknemers tussen 56 en 65 jaar de gemiddelde verworven reserve 64.000 euro. Maar de mediaanreserve is amper 10.000 euro. Met andere woorden, de helft van de Belgen die hun pensioen naderen, heeft via een aanvullend pensioen slechts 10.000 euro of minder opgebouwd.
Voor die plannen is een omzetting in levenslange rente zelfs geen optie, omdat volgens de wet de jaarlijkse rente minimaal 804 euro moet bedragen. Daarvoor is een kapitaal nodig van minstens 14.000 euro voor mannen en 16.000 euro voor vrouwen. De mediaanreserve voor mannen tussen 56 en 65 bedraagt 15.299 euro en voor vrouwen 5.458 euro.

PensioPlus, de vereniging van bedrijfs- en sectorpensioenfondsen, dringt er daarom op aan het aanvullende pensioen te verbreden en te verdiepen. Meer werknemers moeten een aanvullend pensioen kunnen opbouwen en de bijdragen in die pensioenplannen moeten drastisch naar omhoog, is de redenering.

Niks te erven en te veel belast

Daarnaast zijn er belangrijke psychologische drempels, waardoor mensen niet kiezen voor een levenslange rente. “Het grote probleem is dat het volgens de huidige regels alles of niets is”, zegt Steven Vanduffel. “Er is geen manier om een deel van je tweede pijler in kapitaal en een deel in rente te laten uitkeren. Sommige plannen voorzien dat in hun reglement, maar dat is uitzonderlijk.” Als het reglement van een aanvullend pensioenplan niet in die optie voorziet, hebben de aangeslotenen slechts twee opties: alles in kapitaal laten uitkeren of alles omzetten naar een levenslange rente die niet geïndexeerd wordt en overgedragen kan worden.

‘De wet zou veel meer flexibiliteit moeten toelaten, waardoor aanvullende pensioenplannen gemakkelijk kunnen worden uitgekeerd in een mix van kapitaal en levenslange rente’

Dat laatste is een belangrijke emotionele drempel. Een levenslange rente gaat niet over op de nabestaanden wanneer de gepensioneerde overlijdt, in tegenstelling tot een uitgekeerd kapitaal dat wel gewoon in de nalatenschap komt. “Er zijn formules waarmee een deel van de rente kan worden overgedragen aan je nabestaanden als je vroeg komt te overlijden, maar in de meeste gevallen is dat niet het geval”, zegt Steven Vanduffel.

Een derde drempel is de fiscale behandeling. Mensen die op hun pensioenleeftijd na een volledige loopbaan hun aanvullend pensioen opnemen in kapitaal, betalen daar een eenmalige belasting op van 10 procent – op bijdragen gestort voor 1993 is dat 16,5 procent. Wie er vervolgens voor kiest dat kapitaal om te zetten in een lijfrentecontract, betaalt ook nog eens belasting op een deel van de rentes die ze de rest van hun leven ontvangen. De regering-De Wever zegt te onderzoeken hoe ze dat fiscaal nadeel van een levenslange rente kan wegwerken.

Achterhaalde modellen

Een andere, meer technische drempel, zijn de zogenaamde sterftetafels die in de berekening van zo’n levenslange rente worden gebruikt. Die sterftetafels zijn al jaren niet geüpdatet en stemmen niet overeen met de hogere levensverwachting. “Ze gaan al mee van in de jaren negentig”, zegt Steven Vanduffel. “Die sterftetafels bepalen hoeveel een werknemer in rente moet krijgen als hij zijn kapitaal daarnaar wilt omzetten. Maar mensen leven ondertussen veel langer, waardoor er veel meer kapitaal nodig is dan decennia geleden om dezelfde rente uit te keren.”

Daarmee loopt de factuur van zo’n omzetting serieus op. “Stel dat je volgens die sterftetafels 100.000 euro nodig hebt om iemand een maandelijkse rente van 400 euro te geven. In werkelijkheid zul je daar misschien 120.000 euro voor nodig hebben, omdat mensen ondertussen langer leven”, legt de hoogleraar uit.
De werkgevers zijn als inrichter van de aanvullende pensioenen verantwoordelijk voor eventuele financieringstekorten. “Die extra 20.000 euro in dit voorbeeld moet door de werkgever voorzien worden. Die moet dat tekort bijpassen. Werkgevers stimuleren hun werknemers dus niet om hun aanvullend pensioen in een levenslange rente om te zetten”, zegt hij nog.

Kortom, volgens de vorser is de huidige wetgeving te beperkt om op de veranderende demografie en het bijbehorende langlevenrisico in te spelen. “De wet zou veel meer flexibiliteit moeten toelaten, waardoor aanvullende pensioenplannen gemakkelijk kunnen worden uitgekeerd in een mix van kapitaal en levenslange rente, die laatste eventueel vanaf een oudere leeftijd”, zegt hij. “De overheid zelf zou er ook baat bij hebben om mensen meer opties te geven om zich in te dekken tegen het langlevenrisico.”

In Nederland is levenslange rente standaard

Nederland staat bekend om zijn zeer royale tweede pijler. De Nederlandse aanvullende pensioenreserves bedragen zo’n 1.800 miljard euro onder beheer, een zestienvoud van de Belgische. De hoogte van de reserves per werknemer hangt af van de sector. “In sommige sectoren zijn die plannen heel royaal, in andere dan weer minder”, zegt Martin van Rossum, beleidsmedewerker bij Pensioenfederatie, de Nederlandse koepelvereniging van pensioenfondsen.
De Nederlanders hebben bovendien heel andere pensioengewoonten dan de Belgen. Zo is een levenslange rente de standaard. “Het is wettelijk vereist dat ze je aanvullend pensioen in levenslange rente uitkeren”, vertelt hij. “De tweede pijler draait in Nederland niet enkel om de opbouw, ook tijdens de uitkeringsfase blijven de pensioenfondsen een belangrijke rol spelen. Ze blijven de pensioengelden beheren om aan die uitkeringen te voldoen.”

Die uitkeringen kunnen in de loop der jaren fluctueren. “Je krijgt maandelijks geen vast bedrag uitgekeerd vanaf je pensioen tot aan je overlijden. Het is de ambitie om de uitkeringen regelmatig te laten stijgen om de koopkracht zo veel mogelijk te behouden”, legt Martin van Rossum uit.

De levenslange rente is, net zoals in België, niet overdraagbaar. “Standaard erven jouw naasten niet jouw aanvullend pensioen wanneer je overlijdt. Je bent wel verzekerd van een nabestaandenpensioen voor je partner en kinderen”, klinkt het. “Daarmee kent het systeem een soort ingebouwde solidariteit. Sommige mensen leven lang, anderen minder lang. Als pensioencollectief zorg je voor elkaar.”

Momenteel staat er een belangrijke pensioenhervorming op til, die de Nederlandse tweede pijler en beetje meer Belgisch zou maken. “Het laatste deel van de hervorming is politiek nog niet helemaal goedgekeurd. Een belangrijke verandering zou zijn dat mensen bij hun pensioen kunnen kiezen om 10 procent van hun pensioenkapitaal eenmalig te laten uitkeren. Het is belangrijk om dat geval per geval goed te bekijken. Het kan bijvoorbeeld zijn dat je dan andere uitkeringen verliest. Pensioenfondsen moeten daar goed over communiceren en zorgen dat mensen bewuste en goede keuzes maken”, legt hij uit.

De optie voor een eenmalige uitkering van 10 procent zorgde voor een levendige publieke discussie bij onze noorderburen. Nog een bewijs dat de aanvullende pensioencultuur er heel anders is dan de onze. “Ik heb het idee dat Belgen niet naar die tweede pijler kijken als een pensioeninkomen, maar eerder als iets wat mooi meegenomen is op pensioenleeftijd. Dat is enigszins logisch aangezien de opgebouwde reserves in België doorgaans veel lager zijn. In Nederland is het niet uitzonderlijk dat die voor iemand 300.000 euro bedragen. Dat vertaalt zich naar een levenslang pensioeninkomen van 14.000 euro per jaar, wat toch een aanzienlijke bron van inkomsten is.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content