Oei, de olieprijs daalt (x3)
Wellicht hebt u het al gemerkt aan het tankstation: de olieprijzen dalen weer. Maar niet iedereen is daar blij mee.
De prijs voor een vat ruwe olie is gezakt tot onder 85 dollar, terwijl dat in juni nog 115 dollar was. Als voornaamste oorzaak voor de daling wordt lagere groei in China en Europa genoemd, wat een vermindering van de vraag met zich brengt. Tegelijk wordt het aanbod groter: in vergelijking met 2008 is de productie van schalieolie in de Verenigde Staten gegroeid met 4 miljoen vaten per dag, waardoor de import uit OPEC-landen is gehalveerd.
Het gevolg: Saoedi-Arabië, de grootste OPEC-producent, verlaagde begin oktober zijn prijzen in een poging zijn marktaandeel op te krikken. Het was de tweede prijsverlaging, want de Saoedi’s hadden dat deze zomer al eens gedaan, net als Irak en Koeweit. Daarbij mikken ze vooral op de Aziatische markt, waar een echte prijzenslag aan de gang is.
De lagere olieprijzen zijn goed nieuws voor heel wat industrieën. Denk aan de energie-intensieve petrochemie, waar energie een belangrijk element is in het kostenplaatje. Ook aan de pomp merkt u al het verschil.
Toch is die prijsval niet voor iedereen goed nieuws. Dit zijn de drie verliezers.
1. De oliestaten
Sommige olieproducerende landen hebben een hoge olieprijs nodig om hun economische huishouden op orde te kunnen houden. Vooral Iran, dat volgens studies van Deutsche Bank en Thomson Reuters eigenlijk 136 dollar nodig heeft om ‘break-even’ te draaien, en Rusland (100 tot 110 dollar), komen in de problemen.
Sommige analisten zien in de prijsdaling dan ook een politiek geïnspireerd manoeuvre, waarmee de VS en Saoedi-Arabië die twee landen zouden willen straffen voor hun steun aan het regime van de Syrische president Assad en de problemen in Oekraïne. De collateral damage in dit verhaal is voor Venezuela en Nigeria (break-even bij ongeveer 120 dollar), en de al zwaar getroffen economieën van Libië en Irak.
2. Alternatieve energie
Tegen dat scenario pleit dat de lage olieprijs ook gevolgen heeft voor de schaaloliewinning, die minder rendabel wordt. Saoedi-Arabië zal dat wellicht niet erg vinden, maar dat de Amerikanen doelbewust in eigen voet zouden schieten, lijkt niet echt waarschijnlijk.
De goedkope olie is evenmin goed nieuws voor de ontwikkeling van groene energie. Hoe goedkoper de klassieke fossiele brandstoffen zijn, hoe meer subsidies sommige hernieuwbare energiebronnen nodig hebben. Bij de vorige crash van de olieprijzen in 2008, riep het Internationaal Energie Agentschap al op om de inspanningen voor groene energie aan te houden.
3. De oliebedrijven
De grootste en meest rechtstreekse slachtoffers zijn de grote oliegroepen zelf. Zodra de olieprijs hersteld was van de dip van 2008-2009, pompten zij massaal geld in allerlei nieuwe ontginningsprojecten, zowel in schalie-, diepzee- als Arctische olie. Ze werden daar gedeeltelijk toe gedwongen, omdat de goedkopere oliebronnen in veel landen werden genationaliseerd.
Momenteel wordt aan 163 projecten van meer dan 1 miljard dollar gewerkt, goed voor een totale investering van 1,1 biljoen dollar. Helaas is de vraag naar ontginningsmateriaal groter dan het aanbod, waardoor ook de prijzen van de ontginning stijgen. Dat, gecombineerd met de technische moeilijkheidsgraad van die projecten, maakt dat ze een hogere olieprijs nodig hebben om rendabel te zijn.
Het gevolg: het rendement op het geïnvesteerd kapitaal is sinds 2000 met gemiddeld 5 procent per jaar gedaald, stelt het adviesbureau Douglas-Westwood vast. De megaprojecten vliegen dan ook massaal in de etalage. Shell en BP willen af van 60 miljard dollar aan investeringen, en in totaal zou voor meer dan 300 miljard activa te koop staan.
De enige zekerheid is uiteindelijk dat olie een cyclische industrie is en blijft. Indien veel ontginningsprojecten nu worden uitgesteld, is het enkel wachten tot het volgende economische herstel ze weer rendabel maakt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier