Daan Killemaes
‘Noch de euro noch de Europese Unie overleeft een nieuwe serieuze crisis’
Noch de euro noch de Europese Unie overleeft een nieuwe serieuze crisis. Of we forceren nu een doorbraak, of we stoppen er beter mee.
In theorie is het niet zó moeilijk om de Europese economie op de rails te krijgen. De Europese Centrale Bank (ECB) zet de geldsluizen helemaal open, de sterke landen zoals Duitsland geven er een fiscale lap op, en de zwakke landen, zoals Frankrijk, zetten met bekwame spoed hun hervormingen voort. Over een paar jaar toosten we dan op een gezonde en bloeiende Europese economie.
Tot zover de theorie. In de praktijk hebben de sterke landen geen zin in nieuwe fiscale avonturen, en aarzelen de zwakkere landen om de tering naar de nering te zetten, tot grote ergernis van elkaar.
Die verdeeldheid bindt ook de ECB aan handen en voeten, waardoor voorzitter Mario Draghi vooral met veel woorden en met relatief weinig daden de meubelen moet redden. Het resultaat is dat de Europese economie nu al zes jaar van de ene groeivertraging naar de andere recessie sukkelt, zonder een herstel die naam waardig te kennen. Dat staat in bijzonder schril en beschamend contrast met de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk. En de vooruitzichten zijn weer niet goed, als zelfs de locomotief Duitsland sputtert. Dat sukkelstraatje is een doodlopende weg, want noch de euro noch de Europese Unie overleeft een nieuwe serieuze crisis. Het is daarom moneytime voor Europa: of we forceren nu een doorbraak, of we stoppen er beter mee.
De cavalerie lijkt eindelijk in aantocht. Budgettair is een doorbraak mogelijk als Frankrijk en Duitsland elkaar een van de komende weken vinden. Voor elke euro aan Franse besparingen een euro aan Duitse uitgaven, het zou al meer dan een symbolische geste zijn. Maar het water is nog diep. Een compromis is een must. Europa staat of valt met het functioneren van de Frans-Duitse as.
Noch de euro noch de Europese Unie overleeft een nieuwe serieuze crisis
Ook aan het monetaire front probeert Mario Draghi versterkingen te mobiliseren. Een grootschalige aankoop van overheidsobligaties, zoals de Amerikaanse centrale bank dat deed in de Verenigde Staten, is het enige instrument dat het verschil kan maken. Maar ondanks almaar harder aandringen van Draghi blijft dat voor de Duitsers een brug te ver. Ze willen, terecht, geen blanco cheque uitschrijven zonder voldoende politieke controle op de begunstigde. De basisregel die de manoeuvreerruimte voor Draghi definieert, is eenvoudig: hoe meer politieke unie in Europa, hoe meer de ECB kan doen.
Er zijn de voorbije jaren flinke stappen in de goede richting gedaan, maar het eindstation van een politieke unie is nog ver weg. Bij wijze van tussenoplossing zou de ECB de Europese Investeringsbank kunnen financieren, om op die manier 300 miljard euro investeringsgeld in de Europese economie te pompen. Dat is niet meer dan een deuk in een pakje boter, maar het is beter dan niks. En vooral: het zou gaan om een Europees initiatief, betaald met Europees geld, en met Europese controle op een Europees gedeeld risico. Dat is de toekomst.
De ECB is door die Europese patstelling de laatste van de grote centrale banken die het monetaire beleid enigszins fatsoenlijk gehouden heeft. Het eurogebied doet daarbij met zijn relatief sterke munt en zijn systeem van vaste wisselkoersen sterk denken aan de goudstandaard van voor de Eerste Wereldoorlog. Met één groot verschil: de deelname aan de goudstandaard dwong landen automatisch tot aanpassingen, en dat is net het manco vandaag.
De goudinstroom leidde in de sterke landen tot een expansief beleid, en de gouduitstroom verplichtte de zwakke landen snel tot een soberheidsbeleid, zodat de wereldeconomie relatief in evenwicht bleef. Als prijs gaven de deelnemers de facto de soevereiniteit over hun economische beleid op. Die aanpassingsmechanismen missen we nog grotendeels in de eurozone. Europa kan kleinere landen in problemen de arm omwringen, maar grote landen als Frankrijk en Italië kun je (nog) niet onder Europese curatele plaatsen. En niets of niemand dwingt een sterk land als Duitsland tot een expansiever beleid.
De herintroductie van de goudstandaard na de Eerste Wereldoorlog liep faliekant af, onder meer omdat Frankrijk begin jaren dertig het spel niet meer volgens de regels speelde. Frankrijk potte het instromende goud op en wilde het zieke Duitsland enkel helpen als het politieke toegevingen deed. Berlijn weigerde, waarna de Duitse economie helemaal instortte. Met andere woorden: Frankrijk voerde toen een Duits beleid en eiste toegevingen van Duitsland. Vandaag zijn de rollen omgekeerd. De kemphanen vonden toen geen compromis, met de bekende noodlottige gevolgen. Die fouten mogen niet meer worden herhaald. In theorie mag dat niet zo moeilijk zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier