De sterk gestegen energieprijzen jagen de inflatie hoger en wegen op de economische groei. Daarbij wordt nogal vlot een parallel met de jaren zeventig getrokken, toen het Westen geplaagd werd door stagflatie, of door de vervelende mix van een hoge inflatie en een stagnerende economie. Hans Bevers, hoofdeconoom van Bank Degroof Petercam, schetst waarom de geschiedenis zich vijftig jaar later wel of niet herhaalt. Drie vragen.
Hoe groot is het risico dat we opnieuw verzanden in stagflatie?
HANS BEVERS. “Dat risico is klein. De inflatie wordt vooral gedreven door hogere energieprijzen, maar van zodra die prijzen stagneren of dalen, zal ook de inflatie afkoelen. Je moet dus door deze prijsschok kijken, ook omdat de pandemie een heel atypische crisis was, met een heel atypisch herstel. Bedrijven hebben zich miskeken op de kracht van dat herstel. Een aantal flessenhalzen, zoals het tekort aan halfgeleiders, zullen wat langer aanslepen, maar kunnen opgelost worden. Op middellange termijn zijn aan het inflatiefront vooral de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van tel. De inflatie zal pas uit de hand lopen bij een loon-prijsspiraal en stijgende inflatieverwachtingen. Dat zien we nog niet. In de Verenigde Staten zijn de inflatieverwachtingen in vier jaar gestegen naar 2,5 procent en in Europa naar 1,8 procent. Dat blijft redelijk.”
Is het economische herstel bestand tegen de hogere energieprijzen?
BEVERS. “Ja. De hogere energieprijzen eten een stuk van de koopkracht op, maar de financiële positie van de gezinnen blijft voldoende sterk om het herstel te steunen. De arbeidsmarkt trekt verder aan in het Westen, wat voor extra koopkracht zal zorgen. De groeipercentages zullen dalen, maar de sterke groeicijfers van de voorbije kwartalen waren ook moeilijk vol te houden. Stagflatie impliceert een totaal gebrek aan groei, en dat zit niet in de kaarten.”
Mogen we op langere termijn een beperkte maar structurele hogere inflatie verwachten?
BEVERS. “Toch wel. Ik trek vandaag niet aan de inflatiealarmbel, maar de inflatie zal dit decennium toch hoger liggen dan in het voorbije decennium. Er is wel degelijk wat inflatiedruk. De centrale bank mikken expliciet op een iets hogere inflatie en zijn wat toleranter voor hogere inflatiecijfers. Let op, dat betekent niet dat de centrale banken werkloos zullen toekijken als de inflatie te lang te hoog blijft. Binnenskamers is inflatie een gespreksonderwerp bij de centrale banken. De inflatie wordt op lagere termijn ook gevoed door een expansiever budgettair beleid, de toenemende krapte op de arbeidsmarkt en het gedaalde enthousiasme voor de globalisering. Tel daar mogelijk ook stijgende kosten van de strijd tegen de klimaatopwarming bij. Niet alle inflatiedruk is dus tijdelijk, maar vandaag is de vrees voor stagflatie overroepen.”