Vrije Tribune
‘Het kadastraal inkomen als bron van foutieve belastingheffing’
Frans De Braekeleer, hoogleraar publieke financiën aan de Antwerp Management School, houdt het kadastraal inkomen en de historiek van de belastingen tegen het licht.
Bewoning is een recht : de wetgever kon niet beter aantonen dat een woning een zodanige basisbehoefte is, dat hij dit recht grondwettelijk heeft verankerd.
De vraag rijst dan terecht dat wanneer de overheid aan dit individueel recht een hoge status toekent, zij daarnaast dit recht via diverse belastingsoorten (registratie-, successie- , schenkingsrechten, tweede verblijfsrecht, leegstandsheffing, …) zo zwaar gaat belasten.
Het antwoord is in grote mate te vinden in de historiek van de belastingen : tussen de beide wereldoorlogen (1920-1940) nam de behoefte aan overheidsmiddelen in de Westerse wereld enorm toe. Enerzijds dienden de oorlogsschulden te worden afgebouwd en anderzijds was er veel geld nodig voor de wederopbouw. Het gevolg was een zoektocht naar nieuwe publieke middelen. In 1930 werd dan ook in ons land het kadastraal inkomen ingevoerd als techniek om op vastgoed een belasting in te voeren.
Het kadastraal inkomen moest dan de weerspiegeling zijn van het geschatte inkomen. Of het vastgoed diende voor eigen gebruik of werd verhuurd deed (en doet nog steeds) niet ter zake. Er werd van uitgegaan dat elk vastgoed een (fictief) inkomen genereert. De grondslag van dit soort van belastingheffing is gelegen in het feit dat na de eerste wereldoorlog en tot nu toe overwegend het draagkrachtbeginsel werd toegepast. Het draagkrachtbeginsel is gebaseerd op het principe dat de zwaarste schouders, de zwaarste lasten dienen te dragen. Dit principe wordt daarom als rechtvaardig aanzien. Deze laatste stelling kan alleszins in vraag worden gesteld of is op zijn minst, in het geval van vastgoed, voor discussie vatbaar.
De toepassing van het draagkrachtbeginsel met toepassing op vastgoed via het kadastraal inkomen heeft er voor gezorgd dat o.m. de transactiekosten om deze belasting te innen ongekend hoog zijn opgelopen. Denken we maar bijvoorbeeld aan de grosso modo 3700 ambtenaren van de dienst Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, waarvan een groot deel zich bezig houdt met de bepaling van het KI na nieuwbouw en renovatie, op basis van gegevens die gemeenten en architecten moeten doorsturen. Ook op basis van een doorgedreven informatisering blijft het de vraag of het een efficiënte en effectieve wijze van belastingheffing is, die rechtvaardigheid garandeert. Hoe leg je aan mensen uit dat zij belastingen moeten betalen op grond van een fictief netto huurinkomen, dat zij nooit hebben ontvangen, in de meeste gevallen om hun eigen huis te bewonen ? Hoe leg je aan handelaars en industriëlen uit dat zij een belasting moeten betalen op grond van een fictief samengesteld huurinkomen voor een pand waarin zij hun boterham moeten verdienen vaak samen met dat van andere medewerkers?
‘Het kadastraal inkomen als bron van foutieve belastingheffing’
Wat we dus nodig hebben is een éénvoudiger en transparanter systeem, waarbij de burger tenminste inziet waartoe de belasting kan dienen. Een drastische andere aanpak dringt zich op. Daartoe dienen we het draagkrachtbeginsel te verlaten en ons vervolgens te inspireren op het profijt-en schadebeginsel.
Het uitgangspunt hierbij is dat het bezitten van een woning of een commerciëel of industriëel pand een aantal individuele voordelen biedt, maar ook een aantal maatschappelijke kosten en eventueel negatieve effecten teweegbrengen voor de samenleving. Zo dienen – in het waterrijke Vlaanderen – dijken en rioleringen te worden aangelegd om onze panden te beschermen tegen overstromingen. Dient de brandweer en de civiele bescherming klaar te staan bij calamiteiten. Hebben we politie nodig om onze eigendommen te vrijwaren voor diefstal en hebben we een administratie nodig die heel het patrimonium in kaart brengt en aanstuurt (kadaster en ruimtelijke ordening).Daarnaast brengt bebouwing en het gedrag van mensen ook mogelijke maatschappelijke schade toe, denken we maar aan de opslorping van open ruimten en heeft het een onvermijdelijke impact op het milieu.
M.a.w. het is rechtvaardig dat mensen en organisaties (rechtspersonen) belastingen betalen omdat zij genieten en gebruik maken van publieke voorzieningen; dus profijt halen uit deze voorzieningen en/of door hun gedrag schade toebrengen aan deze publieke voorzieningen.
Deze verantwoording van belastingheffing kan burgers overtuigen en doen inzien dat een eenvoudige transparante vorm van belasting op vastgoed maatschappelijk acceptabel kan zijn.
De vraag die natuurlijk rijst is : wat is in casu een eenvoudig en transparant model ?
Het model zou kunnen opgebouwd worden in twee stappen : vooreerst de bepaling van de kosten en vervolgens de omslag van de kosten over categorieën van vastgoedbezitters.
Wat de kostenzijde aangaat, constateren we dat alle gemeenten, brandweer, politie, … kortom alle overheidsniveaus thans beschikken over een economisch-analytische boekhouding. Het lijkt dus best doenbaar om de kosten van de genoemde publieke voorzieningen te consolideren en per gemeentezones, in samenwerking met de gewesten en het AAPD, de kosten toe te wijzen naar de vastgoedbezitters. Deze oefening is veel eenvoudiger dan het bijhouden van individuele parameters, zoals thans het geval is, wat leidt tot allerlei scheeftrekkingen in de inkomensverdeling (waarom betaal ik meer of minder dan mijn buur ?), leidt tot veel transactiekosten en moral hazard uitlokt (wie geeft een extra badkamer aan ?).
Vervolgens dient de omslag van de kosten op een fiscaal eenvoudige en transparante manier te gebeuren. Daartoe dienen de categorieën van vastgoedbezitters te worden beperkt. Slechts twee basiscategorieën dienen te worden onderscheiden, met name residentieel vastgoed (huizen, appartementen) en professioneel vastgoed (KMO’s en grote ondernemingen). De belastingtoewijzing zou via een vlak tarief voor de diverse zeer beperkte categorieën worden toegepast. Gedaan dus met een systeem dat ingewikkeld, inefficiënt en onrechtvaardig is.
We moeten alleen maar leren en willen betalen voor performante dienstverlening van de overheid. De fundamentele hervorming van het kadastraal inkomen kan daartoe een eerste stap zijn.
Frans De Braekeleer, hoogleraar publieke financiën aan de Antwerp Management School
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier