Vrije Tribune
‘Een grote groep mensen is permanent overbodig geworden voor onze economie’
‘Met de economische groei zal ook de druk toenemen om de publieke sector steeds verder uit te kled zegt Frank Mulder, journalist en buurtwerker in de Utrechtse wijk Overvecht.
Er is iets opvallends aan de hand in de buurt waar ik woon, de Utrechtse wijk Overvecht. Dat is een zogenaamde ‘krachtwijk’, zoals dat in Nederland eufemistisch heet, een sociaal zwakke wijk met veel immigranten, eenoudergezinnen en huishoudens met een laag inkomen.
De meeste van de 34.000 bewoners kunnen veel. Ze komen vaak uit landen waar praktische beroepen hoog aangeschreven staan, van koken, schoonmaken, en auto’s monteren tot knippen of broodjes verkopen. Toch is maar liefst een vijfde van de beroepsbevolking werkloos. Dat is nog afgezien van diegenen die wel werk hebben maar niet genoeg, of alleen tijdelijk.
Het gebrek aan werk leidt niet alleen tot weinig inkomen. Wat me opvalt is dat er amper een economische gemeenschap te vinden is. Er zijn duizenden verschillende Overvechtjes, die grotendeels langs elkaar heen leven en elkaar hooguit 16 seconden per dag zien in de lift van de achtste verdieping naar beneden.
McDonald’s-these
‘Een grote groep mensen is permanent overbodig geworden voor onze economie’
Ik ben betrokken bij verschillende projecten om mensen te helpen zich voor de buurt in te zetten. Een tweedehandswinkel, een natuurproject, klussen bij vluchtelingen, enzovoorts. Deze projecten voorzien in een schreeuwende behoefte. Niet de behoefte van de hulpvrager, maar de behoefte van de vrijwilligers, om bij een werkgemeenschap te horen. In een wereld vol hulploketten is er een grote nood: iets kunnen betekenen voor iemand.
Het is een belangrijk doel van economie: mensen in staat stellen om iets voor elkaar te betekenen, om werk te ruilen. Maar waarom gebeurt dat niet vaker? Waarom bedrijven mensen hier zo weinig economie met elkaar? Iedereen die ik ken, kan iets, al is het tegels leggen. Maar lokale economische betrekkingen zijn er amper.
In de internationale betrekkingen kent men de McDonald’s-these: landen waar McDonald’s aanwezig is, voeren nauwelijks oorlog met elkaar, doordat handel een gemeenschappelijk belang creëert. Maar dat werkt ook op wijkniveau: mensen die broodjes bij elkaar kopen, zorgen voor hun buurt. Maar die broodjes halen we tegenwoordig bij een grote vestiging van de McDonald’s op het winkelcentrum, met een baas die helemaal niets met de buurt heeft. De mensen die daar werken, komen overal vandaan. Kortom, er is te weinig werk in de wijk en het werk dat er wel is, is losgeraakt van de wijkgemeenschap.
Dat is natuurlijk een bekend verhaal dat niet alleen over Overvecht gaat. Het gaat over alle wijken en buurten waar mensen geconcentreerd zijn die niet mee kunnen komen met de eisen van de dynamische, flexibele kenniseconomie, en waar de economische basis van het samenleven uit elkaar valt.
Ziekte van Baumol
In tijden van economische groei en innovatie wordt arbeid onbetaalbaar, wist de Amerikaanse econoom William Baumol al in de jaren zestig. Door technische innovatie levert een ploeg automonteurs steeds meer auto’s per dag af. Daardoor stijgen hun lonen. Maar voor een uitvoering van Beethoven, of voor de verpleging van een zieke, zullen per dag altijd ongeveer evenveel mensen nodig zijn. Maar om competitief te blijven, stijgen de lonen van deze mensen wel mee met die van automonteurs, waardoor hun diensten steeds duurder zullen worden.
‘Met de economische groei zal ook de druk toenemen om de publieke sector steeds verder uit te kleden’
Veel van deze minder te innoveren diensten worden geleverd door de overheid. Dat is een verklaring voor de almaar stijgende belastingdruk. En daar zit de crux: de samenleving zal daar niet oneindig in meegaan. Met de economische groei zal ook de druk toenemen om de publieke sector steeds verder uit te kleden. Dit heet de ziekte van Baumol.
In de particuliere sector gaat dit ook op. Als arbeid duurder wordt, stimuleert dat de automatisering. Steeds meer bedrijven hebben daarom de juffrouw vervangen door een automaat. Dat hoeft niet erg te zijn, want ook die koffieautomaat moet door iemand gemaakt worden, of gerepareerd. Maar dat positieve effect werkt niet helemaal. Juist in de technisch op te schroeven sectoren gaat steeds meer van de winst naar eigenaars van de techniek erachter, de software en het staal. In economische termen: de kapitaalquote stijgt ten opzichte van de arbeidsinkomensquote. Steeds minder van het totale inkomen vloeit naar de mensen die de arbeid leveren.
Zijn er oplossingen voor Baumol? Niet echt. Je kunt ervoor zorgen dat lonen meer uit elkaar kunnen lopen, door mensen zichzelf te laten verhuren als zelfstandige, of door zwart werk toe te staan. Maar de fundamentele ontwikkeling is dat arbeid met de stijging van de productiviteit onder druk komt te staan. Innovatie leidt ook tot nieuwe banen, maar niet op alle opleidingsniveaus.
Werken met ouderen? Onbetaalbaar
Het effect is keihard te zien in de wijk waar ik woon. Er is een grote vraag naar mensen die met ouderen willen werken, maar er is geen geld voor. Er is een grote vraag naar mensen die het plastic op het plein willen opruimen, of die voor de natuur willen zorgen, maar dat is te duur.
Maar ditzelfde geldt ook voor kappers, winkeliers, restauranthouders, muziekdocenten, welzijnswerkers, bakkers, kunstenaars, al die beroepen die belangrijk zijn voor de werkgelegenheid én voor het sociale leven in een wijk. Ze verdwijnen één voor één. Dan moeten ze maar wat anders doen, zeggen economen vrolijk, in artikelen over ‘creatieve destructie’. Als je flexibel bent, moet dat kunnen. Maar dat is precies wat een groot deel van de 4260 werkzoekenden in Overvecht, met daarbij nog de mensen die niet eens meer zoeken, niet kunnen. Ze hebben een onoverbrugbare afstand tot de arbeidsmarkt. Je kunt ook zeggen: onze dynamische kenniseconomie heeft ze niet meer nodig. Ze zijn een overbodige klasse geworden. Waarom zou je ze inhuren als je voor hetzelfde geld een iPad uit Azië kunt kopen?
Praktijkschool
De praktijkschool in onze wijk wordt bevolkt door kinderen van de overbodige klasse. De leerlingen hier hebben een IQ tussen de 60 en de 80. ‘Ze kunnen niet leren uit een boek’, zegt Katlijn van der Haagen, docent. ‘Ze kunnen wel werken, heel goed zelfs, maar ze moeten leren hoe ze moeten functioneren in de maatschappij.’
Met de term overbodige klasse sla ik de spijker op z’n kop, zegt Van der Haagen. ‘Onze overheid wil dat leerlingen meer en hogere diploma’s gaan halen. Maar de tweehonderd leerlingen hier halen het basisschoolniveau niet eens. De boodschap is duidelijk: zij doen er niet toe.’
‘Waar kun je nog praktijkonderwijs volgen? Vroeger kon je als gezel een vak leren bij een meester, op een school of op een bouwbedrijf. Ook als je niet goed boeken kon lezen. Maar waar gebeurt dat nog?’
Er zijn best oplossingen te verzinnen. ‘Veel vaklui zitten werkloos thuis, omdat ze te duur zijn of te oud. De Turkse kapper, de Syrische fietsenmaker. Waarom bouwen we niet één groot leerwerkbedrijf waar we ze koppelen aan deze kinderen? Dan zorgen wij op deze school wel voor de begeleiding. Hiermee zouden we verschillende problemen in één klap oplossen.’
Dat kost geld, dat is waar. Maar betalen gaan we sowieso. Niet alleen aan uitkeringen, maar aan talloze noodplannen om de wijken bijeen te houden die fragmenteren doordat mensen economisch niets meer met elkaar hebben. Niet alleen in Utrecht, maar overal in de wereld waar de mensen wonen die simpelweg te duur zijn voor onze economie, de overbodige klasse.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier