Deeleconomie heeft behoefte aan een wettelijk kader

ALEXANDER VAN LAER "Verzekeringsproducten die zijn aangepast aan onze nieuwe realiteit, zijn er nog niet." © Kris Van Exel
Karin Eeckhout Journalist en factchecker bij Knack

Ondernemers die van een deelplatform een business willen maken, hebben nog een paar juridische katten te geselen. Er zijn niet enkel fiscale en arbeidsrechtelijke problemen, ook de zoektocht naar een gepaste verzekering is een lastige opgave.

Huishoudelijk werk, kleine herstellingen, babysitten, auto’s of bakfietsen delen, de levering van pakjes of maaltijden: voor elke klus bestaat wel een deelplatform, en veel start-ups zien er brood in.

Maar de ondernemer die zo’n platform lanceert, staat voor uitdagingen. Hoe zit het bijvoorbeeld met de belasting die gebruikers moeten betalen op hun inkomsten? En hoe zorgt hij ervoor dat de consument beschermd is, en dat wie de prestaties levert verzekerd is?

Fiscale regeling

Alexander Van Laer richtte begin vorig jaar Flavr op, een platform waarop mensen maaltijden kunnen aanbieden.

“De meeste mensen die via onze website gerechten delen, zien dat als een leuke bijverdienste waarmee ze ook iets kunnen betekenen voor anderen. Maar als op die kleine bedragen de reguliere fiscale regels van toepassing zijn, houden ze er zo weinig aan over dat het sop de kool niet waard is. Of ze werken in het zwart. Daarom hebben wij er bij de overheid aangedrongen op een speciale fiscale regeling voor inkomsten uit deelplatformen.”

Op 1 maart trad de wet-De Croo in werking. Die bepaalt dat slechts 10 procent belasting verschuldigd is op de inkomsten uit erkende deelplatformen, tot een plafond van 5100 euro per jaar.

Vanaf 1 januari 2018 wordt dat belastingtarief wellicht 0 procent en wordt de drempel opgetrokken tot 6000 euro per jaar. De wijziging is een onderdeel van de nieuwe regeling op onbelast bijverdienen, die deel uitmaakt van het Zomerakkoord.

“Alle inkomsten boven 6000 euro worden belast als gewone beroepsinkomsten”, zegt Tom Meulenbergs, de woordvoerder van minister van Digitale Agenda Alexander De Croo (Open Vld).

“Zo willen we duidelijkheid scheppen over de fiscaliteit en het gebruik van deelplatformen stimuleren, zonder het professionele gebruik ervan te promoten. We willen vooral de lokale platformen die ontstaan in onze creatieve economie ondersteunen.”

Er gaat potentieel verloren om mensen die niet actief zijn op de arbeidsmarkt te heractiveren

Van Laer is blij met de wet. Dat geldt ook voor François Gerard, de oprichter van Helpper.be, een thuishulpplatform voor buren die elkaar tegen betaling helpen met taken zoals ziekenzorg, boodschappen of koken. Maar beide ondernemers zien nog een pijnpunt.

“Voor wie een statuut van werknemer, zelfstandige, gepensioneerde of student heeft, is alles goed geregeld”, zegt Gerard.

“Maar wie werkloos is, een leefloon ontvangt of een ziekte- of andere uitkering krijgt, kan niet voor een deelplatform bijklussen, zonder het risico zijn uitkering te verliezen. Die mensen moeten de vraag voorleggen aan hun uitbetalingsinstantie. Of ze de toelating krijgen, hangt af van hun overtuigingskracht en de goodwill van de ambtenaar. Die willekeur is jammer. Bovendien gaat zo potentieel verloren om mensen die niet actief zijn op de arbeidsmarkt te heractiveren.”

Volgens Meulenbergs zijn er geen plannen om de regeling bij te stellen. “De regionale RVA-kantoren zijn het best geplaatst om te beoordelen of het bijklussen de beschikbaarheid voor de reguliere arbeidsmarkt in het gedrang brengt. Het laatste wat wij willen, is een werkloosheidsval organiseren door de combinatie van een uitkering met onbelast bijklussen.”

Arbeidsrecht

Chris Van Olmen, advocaat van Van Olmen & Wynant, ziet ook een arbeidsrechtelijk probleem.

“Het gebrek aan juridische bescherming van de dienstverlener heeft in het buitenland al vaak aanleiding gegeven tot betwistingen tegen internetplatformen. Daarbij rijst onder meer de vraag of sprake is van een arbeidsrelatie. De ondernemer stelt dat het platform een tussenschakel is, en niet de aanbieder van de dienst. En de mensen die de diensten verstrekken, zien zich niet als zelfstandigen.”

De meeste betwistingen hebben betrekking op grote internationale platformen. “Maar waar zit het verschil met de lokale ondernemer die een deelplatform opstart?” vraagt Van Olmen zich af.

“Tenslotte kopieert hij toch het systeem van de grote platformen? Hij mikt ook op grote aantallen, anders kan zijn bedrijf niet winstgevend worden. De marges per transactie zijn uiterst klein.”

Van Olmen pleit voor een debat over het sociaal statuut waaronder die diensten het beste worden geleverd.

Verzekeringen

Stel dat iemand die klust via een deelplatform, een been breekt. Wie vergoedt de schade dan? De kans is groot dat de familiale verzekering geen vergoeding uitkeert, want die dekt enkel risico’s in de privésfeer. Maar aangezien er geen arbeidscontract is, kan de klusser ook niet terugvallen op een arbeidsongevallenverzekering.

Helpper ondernam een lange zoektocht naar een gepaste verzekering. “We hebben gepraat met de grootste vijf verzekeringsmaatschappijen, maar die hebben nog niet allemaal een antwoord op de uitdagingen van onze sector. Uiteindelijk vonden we bij een grote Belgische speler wat we zochten, door twee bestaande producten te combineren: de polis ongevallen waarvan de draagwijdte werd verbreed, en de polis burgerlijke aansprakelijkheid. We kwamen ook overeen dat we een vaste prijs per gewerkt uur betalen in plaats van een forfaitair jaarlijks bedrag. Alle eindklanten zijn verzekerd via één contract met Helpper als tussenpersoon, terwijl in principe met iedere eindklant een contract moet worden afgesloten.”

‘Het bestaande verzekeringsproduct voor restaurants is voor ons niet bruikbaar’ (Alexander Van Laer)

Ook bij Flavr heeft de verzekering nogal wat voeten in de aarde. Van Laer: “Als je met voedsel werkt, is er altijd een risico. Mensen kunnen ziek worden van het eten, of er kunnen ongewenste allergenen in sluipen. Het traditionele verzekeringsmodel in de restaurantsector is gebaseerd op een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid, die ieder restaurant betaalt op jaarbasis. In het geval van Flavr is het risico veel kleiner: het gaat om een kleinere hoeveelheid maaltijden en bovendien wordt er slechts één gerecht per keer bereid, waardoor het risico op contaminatie beperkt is. Het bestaande verzekeringsproduct voor restaurants is voor ons dus niet bruikbaar. Maar verzekeringsproducten die zijn aangepast aan onze nieuwe realiteit, zijn er nog niet, waardoor wij nog geen polis hebben.”

Begin 2018 lanceert Van Laer Poppy, een autodeelplatform met een milieuvriendelijke vloot van 350 wagens, waarvan de helft elektrisch en de helft op aardgas rijdt. Poppy is de eigenaar van de auto’s, die on demand kunnen worden gehuurd via een smartphone-app.

De gebruiker betaalt geen vaste kosten of abonnement, enkel een vaste all-inprijs per minuut, waarin ook de verzekering zit. De klassieke autoverzekeringspremie is een vast forfait, berekend op basis van het schadeverleden van de chauffeur en de waarde en het vermogen van de wagen.

“Wij hebben behoefte aan een meer variabel model, afhankelijk van het gebruik: hoe meer de auto’s gebruikt worden, hoe hoger het risico”, zegt Van Laer.

“De polissen voor autoverhuurbedrijven, waar je ook wisselende chauffeurs hebt, bieden geen soelaas, omdat je daar als chauffeur zelf een verzekeringscontract afsluit telkens als je een huurauto ophaalt. Dat is bij ons niet haalbaar. Bovendien kijken verzekeraars vooral naar statistieken en het verleden om de toekomst te voorspellen. Die gegevens zijn er in ons geval nog niet, wat een correcte prijszetting moeilijk maakt. Tot nu hebben we nog geen sluitende oplossing, maar tegen onze lancering zal dat zeker lukken.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content