Vrije Tribune
‘De meerwaardebelasting op verkoop Jules De Strooper is lariekoek’
De fiscus belast de meerwaarde op de helft van de aandelen van Jules De Strooper tegen 33 procent als diverse inkomsten, omdat de verkoop getuigde van een abnormaal beheer van het privévermogen. Pieter Willems, advocaat van Tuerlinckx Tax Lawyers, is verbolgen.
In De Tijd verscheen een belangwekkend artikel over de verkoop van de nationaal vermaarde Biscuiterie Jules Destrooper. Het bedrijf was tot 2015 nog voor 100 procent in handen van de broers Patriek en Peter Destrooper, beiden achterkleinkinderen van misschien wel de bekendste koekjesbakker van Vlaanderen. Dat de twee niet langer door één deur konden, was een publiek geheim, waar Lotus Bakeries handig op leek in te spelen. De koekjesfabrikant overtuigde Peter met een bod van 55 miljoen euro op alle aandelen. Die laatste voelde zich nog meer in de steek gelaten door zijn broer dan voorheen. Het resultaat was spectaculair: Patriek oefende zijn statutaire voorkooprecht uit en nam de aandelen van Peter over tegen de voorwaarden waartegen de Lotus-deal zou worden afgesloten. Daarna verkocht Patriek de totaliteit van de aandelen aan de vermogende zakenfamilie Vandermarliere. Een koekje van eigen deeg.
Die saga krijgt een pijnlijk fiscaal staartje voor Patriek. De BBI in Antwerpen opende een controledossier en taxeerde de meerwaarde op de aandelen tegen 33 procent als diverse inkomsten. De doorn in het oog voor de fiscus: de snelle opeenvolging van de transacties en de meerwaarde van 2,3 miljoen euro op de helft van de aandelen die Patriek van Peter had overgenomen. Volgens BBI getuigt dat van een abnormaal beheer van het privévermogen.
Ter recapitulatie: de meerwaarde op aandelen is in België nog altijd belastingvrij, op voorwaarde dat die kadert binnen het normale beheer van het privévermogen. Eigenlijk is dat de regel. Zelfs het nieuwe regeerakkoord bevestigt dat minstens impliciet. Over de terminologie ‘speculatie’ is al veel inkt gevloeid en zijn tientallen juridische veldslagen gestreden. Steevast wordt er voor ‘normaal beheer’ verwezen naar de goede huisvader die zijn vermogen laat renderen, door een gemiddeld beleid dat eerder risicoavers is. Hiermee bent u wellicht nog geen stap dichter bij het antwoord. Het klopt dat er een aantal criteria zijn die alarmbellen doen afgaan bij de fiscus. Een korte opeenvolging van transacties, een hoge meerwaarde op korte termijn en het inzicht om winst te maken, zijn enkele criteria die volgens de fiscus getuigen van abnormaal beheer.
De meerwaardebelasting op verkoop Jules De Strooper is lariekoek.
Maar waar de fiscus vaak aan voorbijgaat, is de brede context van een transactie. Nochtans is die minstens even belangrijk, en ook in dit geval. Het gaat om een vennootschap met een duidelijk familiaal karakter. Ik daag de lezer – of beter: de fiscus – uit een gelijkaardige vennootschap te vinden zonder zo’n voorkooprecht in de statuten of in de aandeelhoudersovereenkomst. Zo’n voorkooprecht is dé standaard. Iets wat standaard is, kan onmogelijk het bewijs van abnormaal beheer zijn. De fiscus zal hieromtrent wellicht voorhouden dat het voorkooprecht weliswaar als normaal kan worden beschouwd, maar dat het in deze zaak abnormaal en met een speculatief oogmerk werd uitgeoefend door de aandelen met een meerwaarde onmiddellijk te verkopen aan Vandermarliere.
Ook de context kan helpen. De onenigheid tussen beide broers-aandeelhouders verantwoordt de onorthodoxe handelswijze. Als alles koek en ei was tussen de broers, hadden zij ongetwijfeld het gezamenlijke inzicht verworven dat het bod van Vandermarliere hen allebei meer opleverde. De broedertwist heeft ertoe geleid dat er parallelle onderhandelingen ontstonden met verschillende partijen. De broers gunden elkaar het licht in de ogen niet. Onder zulke omstandigheden kan het Patriek niet kwalijk worden genomen dat hij de weg van het beste rendement koos. In die omstandigheden was hij dat als zorgvuldig huisvader aan zijn kroost verschuldigd. En dus is dat in deze context wel normaal beheer.
Dat de uitkomst voor de rechtbank van zulke betwistingen in de vakpers als een loterij wordt omschreven, is even terecht als schrijnend. In het verleden hebben we nogal wat strapatsen meegemaakt op dat gebied. Karakteristiek is de parabel van de twee aandeelhouders die hun vennootschap verkopen. De fiscus onderzoekt de transactie en belast beide aandeelhouders op een aanslag in de diverse inkomsten wegens abnormaal beheer. Aangezien de ene aandeelhouder woont in Antwerpen, komt de zaak voor het hof van beroep in Antwerpen, terwijl de andere aandeelhouder voor het hof in Gent verschijnt. Beide aandeelhouders zijn gelijktijdig in de vennootschap gestapt, hebben onder dezelfde voorwaarden hun aandelen verkocht en waren beiden actief als bestuurder. In Antwerpen krijgt de eerste aandeelhouder gelijk, hij moet geen belasting betalen. Zijn kompaan in Gent heeft minder geluk en wordt voor de volle pot getaxeerd. Jawel, deze parabel berust op waargebeurde feiten.
De fiscus gebruikt die onzekerheid handig om de belastingplichtige in een hoek te duwen, in de hoop dat die overstag gaat. Het is dan ook cynisch dat de fiscus Patriek Destrooper slechts “een beperkte belastingverhoging” oplegt, “omdat er geen fraude mee gemoeid is”. Dat hierdoor aan de BBI een empatisch vermogen wordt toegedicht, is helemaal te gek. Artikel 444 van het wetboek van de inkomstenbelastingen bepaalt dat ingeval van ontstentenis van kwade trouw kan worden afgezien van de belastingverhoging van 10 procent. In de rechtspraak bestaat daarover een duidelijke lijn. Bij principiële discussies kan de fiscus geen belastingverhoging opleggen. Als de hogere rechtscolleges er niet in slagen eenduidig een wettekst te interpreteren, waarom wordt dat van de belastingplichtige dan wel verwacht?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier