De 5 meest gestelde fiscale vragen van de Trends-lezers, én de antwoorden

Ilse De Witte
Ilse De Witte Redacteur bij Trends

“Ik merk aan de vragen dat jullie lezerspubliek goed geïnformeerd is over de belastingen. Ze hebben de klok al horen luiden, maar weten niet altijd precies waar de klepel hangt”, zegt Jef Wellens, fiscaal jurist bij Wolters Kluwer en columnist bij Trends. Hij doet een poging de meest voorkomende belastingproblemen van de lezers op te lossen.

De klok begint stilaan te tikken voor mensen die nog informatie moeten verzamelen om hun aangifte voor de personenbelasting in te vullen. De deadline voor de papieren aangifte is 30 juni en die voor Tax-on-web 15 juli. Op onze website vindt u een uitgebreid belastingdossier, bijvoorbeeld met artikels voor startende zelfstandigen of beleggers, en over de meest vergeten posten en de codes waar het vaakst iets verkeerd mee loopt. Daar deden we ook een oproep aan de lezers om vragen te stellen. Die legden we voor aan Jef Wellens, fiscaal jurist bij Wolters Kluwer en columnist bij Trends.

1 Ondertekenen voor uw partner

Els ontdekte bij het controleren van haar aangifte dat de code 1028 voor de zware handicap van haar echtgenoot niet was aangevinkt. Ze corrigeerde dat en probeerde de aangifte door te sturen. Dat lukte niet. Ze kreeg telkens opnieuw de melding dat haar echtgenoot nog moest ondertekenen. Ze had zich nochtans eerst in eigen naam en daarna onder de naam van haar man proberen aan te melden op Tax-on-web. Het probleem van Els komt blijkbaar vaker voor. “Sluit je internetbrowser volledig af. Start opnieuw en gebruik dit keer de logingegevens van je echtgenoot”, adviseert Jef Wellens. “Het systeem blijft anders onthouden dat jij de gebruiker bent.”

Els ontdekte ook nog dat er bij het tabblad om bijlagen toe te voegen stond dat ze een juridische constructie zou hebben, terwijl dat niet het geval is. Jef Wellens weet ook daar raad mee. “De fiscus verwoordt het nogal ongelukkig. Er staat ‘U hebt de code 1077 (juridische constructie) aangekruist’, maar eigenlijk bedoelt de administratie: ‘Als u de code voor een juridische constructie heeft aangekruist, voeg dan de verplichte bijlage toe.’ Els hoeft zich over die juridische constructie dus geen zorgen te maken, zolang die in de aangifte zelf niet aangekruist staat.

2 Aangifte na overlijden waarbij een woning geheel, gedeeltelijk of in vruchtgebruik geërfd werd

Verschillende lezers hadden over dat onderwerp vragen. Zo erfde Johan samen met zijn twee broers en zus het ouderlijk huis na het overlijden van hun vader. Johan vraagt zich af of hij zijn deel van dat huis moet aangeven, aangezien de woning nog niet leeggeruimd en dus ook nog niet verkocht is. Alexandre zit in een soortgelijke situatie en vraagt zich af hoe hij het kadastraal inkomen (KI) van zijn ouderlijk huis moet verdelen over de aangifte van zijn overleden moeder en zijn eigen aangifte. En dan is er ook nog Bo, die vruchtgebruiker is geworden van de tweede woning van haar overleden echtgenote, waarvan haar dochter de blote eigendom heeft geërfd.

“Als je in 2024 een woning of een deel van een woning hebt geërfd, moet je het niet-geïndexeerde KI van die woning pro rata verdelen over de aangifte van de erflater en die van de erfgenaam of erfgenamen”, weet Jef Wellens. “2024 was een schrikkeljaar, wat betekent dat de noemer van de breuk 366 (dagen) is. Voor de erflater is de noemer het aantal dagen, inclusief de dag van het overlijden, dat de woning het afgelopen jaar in het bezit van de overledene was. Vanaf de dag na het overlijden moet je rekenen dat de erfgenamen eigenaars zijn.”

Jef Wellens werkt het voorbeeld van Bo uit. “Bo weet al dat het om inkomsten draait: die komen bij de vruchtgebruiker terecht en niet bij de blote eigenaar. De dochter van Bo hoeft dus helemaal niets aan te geven. Bo heeft zelf de tweede woning van haar echtgenote nooit aangegeven, dus ik neem aan dat ze getrouwd waren met een scheiding van goederen. Aangezien de echtgenote van Bo op 18 januari overleed, moet Bo 18/366ste van het niet-geïndexeerde KI invullen in het vak III van de aangifte van haar echtgenote en 348/366ste op haar eigen aangifte.”

‘Als je in 2024 een woning of een deel van een woning hebt geërfd, moet je het niet-geïndexeerde KI van die woning pro rata verdelen over de aangifte van de erflater en die van de erfgenaam of erfgenamen’

Johan heeft geen woning in België, maar wel een in het buitenland. “Johan geeft het KI van zijn buitenlandse woning al aan. Hij moet daar dus één vierde van het KI van de ouderlijke woning bij optellen”, stelt Jef Wellens. Volgens de uitleg van Johan is zijn vader in 2023 gestorven, wat zou betekenen dat hij 366 van de 366 dagen van 2024 mede-eigenaar was.

“Mogelijk kan Johan zijn buitenlandse woning aanduiden als zijn eigen woning. De eigen woning is vrijgesteld van belastingen en moet niet worden aangegeven, ook als die in het buitenland is gelegen. Johan moet dan wel kunnen verantwoorden waarom hij zijn buitenlandse woning niet betrekt, bijvoorbeeld omwille van zijn beroep, of omdat hij zorgbehoevend is en bij een van zijn kinderen inwoont.”

Jef Wellens voegt er volledigheidshalve aan toe dat belastingplichtigen met een woning in het buitenland niet altijd weten dat ze ook rubriek B van vak III moeten invullen om aanspraak te maken op de toepassing van dubbelbelastingverdragen die recht geven op een vrijstelling of een vermindering van belastingen. “Sinds 2021 hebben onroerende goederen in het buitenland ook een KI. Als je rubriek B niet invult, gaat de fiscus ervan uit dat het om onroerende goederen in België gaat. Voor de meeste buurlanden is er een dubbelbelastingverdrag, waardoor de inkomsten uit de onroerende goederen enkel in die landen belast worden.”

3 Loon of pensioen uit het buitenland

Luc woont in België, maar krijgt een pensioen uit Spanje. Hij merkt op dat de Spaanse pensioendienst onterecht IRPF of Impuesto sobre la renta de las personas físicas heeft ingehouden. “Er is een dubbelbelastingverdrag afgesloten tussen België en Spanje, dat stelt dat wettelijke pensioenen belastbaar zijn in de woonstaat. België heeft de heffingsbevoegdheid. Spanje mag dus inderdaad geen belasting inhouden, tenzij het om een ambtenarenpensioen zou gaan, want daarvoor geldt een uitzondering”, stelt Jef Wellens. Volgens de fiscale specialist geldt een soortgelijke regeling met de meeste landen in Europa.

Belastingplichtigen met een pensioen van buitenlandse oorsprong moeten dat invullen in vak V van de aangifte. In rubriek A moeten belastingplichtigen hun volledige rustpensioen invullen en in rubriek C het deel van het pensioen dat vrijgesteld is van belastingen in België. In het geval van Luc is het pensioen echter belast in België en mag hij rubriek C niet gebruiken. “Luc moet ofwel de Belgische belastingdienst, ofwel de Spaanse belastingdienst aanschrijven om een ambtshalve ontheffing van de belasting te krijgen. Die twee belastingdiensten moeten dan een procedure van onderling overleg opstarten.”

‘Er is een dubbelbelastingverdrag afgesloten tussen België en Spanje, waardoor pensioenen belastbaar zijn in de woonstaat’

En dan is er ook nog Patrick, die in Nederland werkt, maar af en toe een dag thuis werkt in België. “Ach, de problematiek van de grensarbeiders”, verzucht Jef Wellens. “Voor elke dag dat Patrick thuis heeft gewerkt, is België heffingsbevoegd. Die Nederlandse werkgever heeft daar wellicht geen rekening mee gehouden en gewoon de Nederlandse belasting afgehouden van het loon en doorgestort naar de Nederlandse fiscus. Ook voor Patrick zit er niks anders op dan een ambtshalve ontheffing te vragen op basis van het dubbelbelastingverdrag tussen België en Nederland, waarna er een procedure voor onderling overleg moet worden opgestart. Nederland en België moeten dan overeenkomen dat Nederland die thuiswerkdagen vrijstelt van belasting en de dubbele belasting terugbetaalt aan Luc.” Daarbij is de breuk: het aantal dagen thuiswerk/het aantal gewerkte dagen.

Volgens Jef Wellens houden grensarbeiders het best zoveel mogelijk bewijzen bij die aantonen waar ze op welke dag gewerkt hebben, voor het geval ze een fiscale controle krijgen. Tijdens corona was er een tijdelijke, soepelere regeling, maar die geldt nu niet meer. De regering-De Wever heeft aangekondigd het probleem van de grensarbeiders aan te pakken, maar voorlopig zit er niet veel anders op dan aankoopbewijzen van een lunch of een tankbeurt in Nederland bij te houden of via een app uw dagelijkse werklocatie te registreren. Voor Belgen die in Luxemburg werken bijvoorbeeld is er wel een fiscale tolerantie in het verdrag opgenomen voor maximaal 34 thuiswerkdagen per jaar.

4 Onderhoudsgeld voor de kinderen

Lezer Ruben zit met een vraag over onderhoudsgeld. Hij betaalt op regelmatige basis onderhoudsgeld aan de moeder van zijn zoon. Zijn zoon is via Erasmus een jaar in het buitenland gaan studeren en hij heeft de extra kosten voor die studie rechtstreeks aan zijn zoon betaald. Ruben wil weten of hij die kosten bij de rest van het onderhoudsgeld mag optellen en aftrekken van zijn belastingen.

“Als iemand bepaalde kosten mag aftrekken, moet iemand anders de kosten aangeven”, merkt Jef Wellens op. “In dit geval zal de zoon het onderhoudsgeld in zijn aangifte moeten opnemen. Tot een bepaald bedrag is dat onderhoudsgeld vrijgesteld van belastingen en blijft de zoon ten laste van de moeder. Die grens ligt in beide gevallen ongeveer op 13.000 euro.” Er moet wel aan een aantal voorwaarden voldaan zijn om de betalingen van de vader aan de zoon als onderhoudsgeld te mogen aftrekken. Het moet onder meer gaan om regelmatige betalingen, niet om een eenmalige betaling, en de vader mag geen deel uitmaken van het gezin.

‘De regering-De Wever heeft beslist dat de aftrekbaarheid van onderhoudsgeld daalt tot 50 procent in het aanslagjaar 2028’

“Voor het aanslagjaar 2025 kan de vader 80 procent van het onderhoudsgeld aftrekken van zijn inkomen. De zoon wordt belast op 80 procent van het onderhoudsgeld. Ze geven beiden het volledige betaalde of ontvangen bedrag aan. Voor 2026 zakt dat percentage naar 70 procent, voor 2027 naar 60 procent en vanaf 2028 is onderhoudsgeld nog maar voor 50 procent aftrekbaar. Zo luiden de plannen van de regering-De Wever”, voegt Jef Wellens eraan toe.

5 Verhuur van een woning of een deel van een woning

Tony en Dirk hebben allebei een vraag over de verhuur van een kamer of een woning. Bij Dirk gaat het om een gemeubileerde kamer. Hij vraagt zich af hoe hij zijn huurinkomsten moet verdelen in roerende en onroerende inkomsten. “Als daarover niets in het huurcontract staat, en dat is bij de meeste mensen het geval, gaat de fiscus ervan uit dat 40 procent van de huurprijs betrekking heeft op de meubels en 60 procent op de woning”, legt Jef Wellens uit.

Dirk moet in vak VII van de aangifte, achter de code 1156 of 2156, de huur van zijn meubilair als roerend inkomen aangeven. Daarop mag hij een kostenforfait van 50 procent toepassen. “Stel dat Dirk 10.000 euro huurinkomsten heeft. Dan heeft 4.000 euro daarvan betrekking op de meubels. Slechts de helft daarvan, of 2.000 euro, moet hij invullen bij de code 1156 of 2156”, weet Jef Wellens. Het deel van de huur dat betrekking heeft op de woning, hoeft Dirk nergens meer aan te geven als hij verhuurt aan particulieren, “want dat gedeelte zit vervat in het KI dat hij heeft aangegeven naast de code 1106/2106 van Vak III”. Enkel als Dirk de ruimte verhuurt als kantoor of als winkel, worden de werkelijke huurinkomsten belast.

Tony verhuurt een niet-gemeubileerde assistentiewoning. Hij geniet een vrijstelling van onroerende voorheffing, omdat de assistentiewoning verhuurd en beheerd wordt door een vzw, die geen winstoogmerk nastreeft. Nu vraagt Tony zich af of hij het kadastraal inkomen moet aangeven naast de code 1106/2106 voor privéverhuur. “Als de beheersinstantie alle winst reserveert om die opnieuw te investeren in de uitbating van het woon-zorgcentrum of de assistentiewoningen en geen dividenden uitkeert, dan geldt er een vrijstelling. De eigenaar moet het KI van de assistentiewoning dan niet aangeven, maar hij moet mogelijk wel het bewijs leveren van het ontbreken van het winstoogmerk”, zegt Jef Wellens.

Lees meer over:

Partner Content