Koopkracht in België opnieuw boven Europees gemiddelde
In 10 van de 27 Europese lidstaten lag de koopkracht vorig jaar hoger dan het Europees gemiddelde, waaronder in België. Dat blijkt uit cijfers van het Europese statistiekbureau Eurostat.
Het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner, uitgedrukt in koopkrachtstandaard, lag in België vorig jaar 17 procent boven het Europees gemiddelde. Daarmee staat ons land op een achtste plaats. In 2019 lag de Belgische koopkracht ook al 17 procent boven het Europees gemiddelde.
Koploper is opnieuw Luxemburg, waar de koopkracht maar liefst 166 procent hoger is dan het Europees gemiddeld. Dat cijfer wordt wel mee veroorzaakt door de vele grensarbeiders in het Groothertogdom: die dragen bij tot het bbp, maar worden niet meegeteld als inwoners, waardoor het gemiddelde bbp per inwoner kunstmatig hoog komt te liggen.
Ierland en Denemarken vervolledigen de top drie, met een koopkracht van respectievelijk 111 en 36 procent boven het Europees gemiddelde. Daarna volgen Nederland, Oostenrijk, Zweden en Duitsland, met telkens tussen de 33 en 21 procent meer koopkracht dan gemiddeld in de EU. België, Finland en Frankrijk sluiten de top 10, met een koopkracht van 17, 15 en 3 procent boven het Europees gemiddelde.
Onderaan het Europese rijtje bengelen Kroatië, Griekenland en Bulgarije. Daar komt de koopkracht respectievelijk maar op 64 procent – voor Kroatië en Griekenland – en 55 procent van het Europees gemiddelde.
In het Verenigd Koninkrijk, dat sinds januari vorig jaar officieel geen deel meer uitmaakt van de Europese Unie, ligt de koopkracht 2 procent boven het Europees gemiddelde. Ook Zwitserland, Noorwegen en IJsland, de drie landen in de Europese vrijhandelsassociatie EFTA, doen het goed. Als het Europees gemiddelde 100 is, liggen die drie landen daar gemiddeld iets meer dan 42 procent boven.
Omdat er bij het bbp per inwoner uitgedrukt in koopkrachtstandaard rekening is gehouden met prijsverschillen tussen de verschillende landen, zijn betekenisvolle vergelijkingen mogelijk. Toch geeft Eurostat nog een andere indicator mee, de werkelijke individuele consumptie (AIC) per inwoner uitgedrukt in koopkrachtstandaard, die volgens het statistiekbureau beter geschikt is om de welvaart van de huishoudens mee in te schatten. Ook daar is Luxemburg koploper. België staat in die tabel op een 9de plaats, met een percentage van 17 procent boven het Europees gemiddelde.