Bijverdienen na het pensioen: de spelregels
Sedert 1 januari 2015 zijn de voorwaarden om als gepensioneerde een betalende beroepsactiviteit uit te oefenen, versoepeld. Met welke spelregels moet u rekening houden?
In 2013 heeft de regering-Di Rupo een aantal wijzigingen aangebracht in de regelgeving voor de toegestane arbeid voor gepensioneerden. Het doel is mensen die met pensioen zijn aan te moedigen om te werken. Een van de maatregelen is dat de grensbedragen voor toegestane inkomsten uit arbeid worden geïndexeerd vanaf 1 januari 2014. Vroeger werden die bedragen niet geïndexeerd.
Bijverdienen
Gepensioneerden die 65 jaar zijn, kunnen sinds begin dit jaar onbeperkt bijverdienen. Voor gepensioneerden die geen 65 jaar zijn, zijn er nog altijd beperkingen. Die hangen af van hun statuut (werknemer of zelfstandige), het soort pensioen dat ze krijgen en of ze nog kinderen ten laste hebben. De grenzen worden jaarlijks aangepast (zie tabel Werken als gepensioneerde).
Verdient een gepensioneerde meer dan is toegestaan, dan wordt het pensioen verminderd met een percentage dat gelijk is aan het percentage van de overschrijding. Verdient hij meer dan 25 procent boven het grensbedrag, dan wordt zijn pensioen geschorst gedurende heel het jaar van de overschrijding.
Het inkomen uit een bijverdienste wordt voor een werknemer berekend op basis van het bruto-inkomen. Er wordt geen rekening gehouden met het dubbele vakantiegeld. Voor een zelfstandige is het nettobedrijfsinkomen de basis. Gepensioneerden die jonger zijn dan 65 jaar, een rustpensioen hebben en bijwerken als werknemer, mogen jaarlijks tot 7793 euro bijverdienen. Hebben ze een of meer kinderen ten laste, dan is dat 11.689 euro. Voor wie een overlevingspensioen krijgt, stijgen die bedragen tot 18.144 en 22.680 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier