Beleggen wordt zwaarder belast dan sparen (maar trek het u niet aan)
Wie de stap zet van sparen naar beleggen, krijgt te maken met een hele rist belastingen. We zetten de belangrijkste heffingen en uitzonderingen daarop op een rij. “De Belgische beleggingsfiscaliteit is een veelkoppig monster.”
Wie begint te beleggen, moet zich niet enkel verdiepen in nieuwe producten en hun kostenstructuren, maar ook in belastingregels. “De Belgische beleggingsfiscaliteit is een veelkoppig monster, dat nodeloos complex is”, zegt Anton van Zantbeek, een advocaat gespecialiseerd in beleggingsfiscaliteit bij Rivus Advocaten. “Maar dat mag spaarders er zeker niet van weerhouden om de stap naar beleggen te zetten. Als je belegt bij Belgische platformen of banken die de fiscale geplogenheden in ons land kennen en je belegt in gereglementeerde standaardproducten, dan hoeft die fiscale complexiteit geen obstakel te zijn.”
Roerende voorheffing
In het kort
– 15 procent op intresten van gereglementeerde spaarrekeningen, met een vrijstelling van 1.020 euro
– 30 procent op intresten van termijnrekeningen
– 30 procent op coupons van obligaties
– 30 procent op dividenden, met vrijstelling van 800 euro
Een eerste type belasting, waar ook spaarders mee te maken krijgen, is de roerende voorheffing. Op de intresten van gereglementeerde spaarrekeningen geldt een tarief van 15 procent, met een vrijstelling tot 1.020 euro. Alle intresten van spaarrekeningen onder dat bedrag zijn belastingvrij. Op intresten van termijnrekeningen wordt een roerende voorheffing van 30 procent geheven, zonder vrijstelling. De bank houdt die belasting in en stort ze door aan de fiscus.
Een eerste stap richting beleggen weg van het spaarboekje zijn andere vastrentende producten zoals obligaties en kasbons. “Het beleggingsrisico van een kasbon is te vergelijken met dat van een spaar- of termijnrekening, maar belastingtechnisch zijn er belangrijke verschillen”, zegt Anton van Zantbeek. Het zijn allemaal schuldinstrumenten, oftewel leningen aan bedrijven, overheden of banken, waarop de obligatiehouder-kredietgever jaarlijks een intrest krijgt. Ook op die coupon betaalt u een roerende voorheffing van 30 procent.
Dividenden zijn een andere type uitkering waarop u als belegger belast wordt. Een dividend is de winst die een bedrijf uitkeert aan zijn aandeelhouders. Niet alle aandelen leveren een dividend op, maar als u er in portefeuille heeft die dat doen, zal u ook daarop een roerende voorheffing van 30 procent moeten betalen. De meeste Belgische banken of makelaars houden die voorheffing voor u in. Buitenlandse brokers doen dat vaak niet. Dan moet u zelf die dividenden bij de fiscus aangeven en de belasting betalen via uw jaarlijkse belastingaangifte, wat administratief een gedoe is.
‘Als belegger moet je gewoon onthouden dat bewegen met je beleggingen geld kost’
Anton van Zantbeek, Rivus Advocaten
Een deel van die roerende voorheffing op dividenden kunt u via uw belastingaangifte terugvorderen. Dat kan voor een maximum van 800 euro aan ontvangen dividenden, waarmee u 240 euro van de fiscus kunt terugkrijgen (30% van 800 euro) via de codes 1437 en 2437 op uw aangifte. Vanaf volgend jaar gaat dat bedrag licht omhoog naar 833 euro en 250 euro terug te vorderen voorheffing.
Maar België zou België niet zijn, als er niet een heleboel uitzonderingsregimes in het leven zouden zijn geroepen. Zo betaalt u slechts 15 procent roerende voorheffing op dividenden van beursgenoteerde vastgoedvennootschappen (gvv’s) die meer dan 80 procent investeren in zorgvastgoed zoals woon-zorgcentra. De jongste uitzondering is de kasbon van september vorig jaar, waar ook slechts 15 procent roerende voorheffing op verschuldigd was.
Die uitzonderingen strooien volgens Anton van Zantbeek zand in de ogen. “Vaak kiezen spaarders en beleggers massaal voor producten met een fiscaal voordeel, maar zijn ze daarbij blind voor andere kosten of mogelijke nadelen verbonden aan die producten, die voor de rest misschien helemaal niet tegemoetkomen aan hun behoeftes.” De kasbon van vorig jaar was een goed voorbeeld. “Als je een beetje rondkeek, vond je overheidsobligaties die een veel hoger nettorendement boden omdat je geen roerende voorheffing op de meerwaarde hoefde te betalen.”
Taks op beursverrichtingen
In het kort
– 0,12 procent op transacties in obligaties en de meeste fondsen
– 0,35 procent op aandelentransacties
Als belegger moet u ook rekening houden met de beurstaks, ook wel bekend als de taks op beursverrichtingen (TOB). Op elke aankoop of verkoop zal uw makelaar of bank die heffing inhouden. Voor obligaties en de meeste beleggingsfondsen, zowel actief beheerde fondsen als passieve ETF’s, geldt een tarief van 0,12 procent met een maximum van 1.300 euro. Voor aandelentransacties geldt een tarief van 0,35 procent met een maximum van 1.600 euro.
“Als belegger moet je gewoon onthouden dat bewegen met je beleggingen geld kost. Elk keer als je een aandeel verhandelt, gaat daar 0,35 procent af. Bij de verkoop en aankoop van een aandeel spreek je dan van 0,7 procent. Als je dat te vaak doet, vreet dat aan je uiteindelijke rendement. Dat is a death by a thousand cuts voor je rendement”, zegt Anton van Zantbeek.
Ook hier zijn er uitzonderingen. Zo betaalt u op beleggingsfondsen 0,12 procent beurstaks, maar als dat een kapitalisatiefonds is, dat geen dividenden uitkeert maar die herbelegt, en dat fonds in België is geregistreerd, dan betaalt u 1,32 procent beurstaks, meer dan het tienvoud van het tarief op dezelfde fondsen die in het buitenland zijn geregistreerd.
Meerwaardebelasting
In het kort
– Geen algemene meerwaardebelasting
– Uitzondering: Reynders-taks van 30 procent op meerwaarde uit obligatiedeel van fondsen
In tegenstelling tot andere Europese landen geldt in België geen algemene meerwaardebelasting. Wanneer u dus een obligatie, aandeel of deelbewijs van een beleggingsfonds verkoopt tegen een hogere koers dan die van de aankoop, dan is op die meerwaarde geen belasting verschuldigd, zolang u dat als een goede huisvader heeft gedaan. Als de fiscus denkt dat de winst te danken is aan speculatief gedrag, bijvoorbeeld als u veel aankopen en verkopen heeft gedaan in een korte tijdspanne, dan geldt er wel een meerwaardebelasting van 33 procent. Wat de grens is tussen een speculant en een goede huisvader, beoordeelt de fiscus geval per geval.
‘Vaak kiezen spaarders en beleggers massaal voor producten met een fiscaal voordeel, maar zijn ze daarbij blind voor andere kosten of mogelijke nadelen’
Anton van Zantbeek, Rivus Advocaten
Op die algemene regel bestaat wel een belangrijke uitzondering, de Reynders-taks. Die belasting wordt geheven op de meerwaarde van kapitaliserende obligatiefondsen. Als u deelbewijzen van een obligatiefonds koopt en die later tegen een hogere koers verkoopt, draagt u op die winst of meerwaarde 30 procent belasting af.
Die belasting is ook verschuldigd op het obligatiedeel van gemengde fondsen, die zowel in aandelen als obligaties beleggen. Als u 100 euro winst maakt op de verkoop van een fonds dat enkel in obligaties belegt, zal u daar 30 procent meerwaardebelasting op betalen. Als dat fonds maar voor de helft uit obligaties bestaat, wordt die helft belast. Belgische brokers en banken houden de Reynders-taks af van uw winst. Buitenlandse prijsbrekers doen dat meestal niet.
Effectentaks
In het kort
– 0,15 procent op effectenrekeningen met meer dan 1 miljoen euro
Tot slot geldt voor de grote vermogens de jaarlijkse effectentaks. Die bedraagt 0,15 procent en geldt voor effectenrekeningen waar meer dan 1 miljoen euro aan beleggingen op staan. “Te veel bewegen met je beleggingen kost geld, maar voor de grote vermogens kost stilzitten ook geld”, zegt Anton van Zantbeek.
De effectentaks is een voorbeeld van hoe beleggen door de jaren steeds zwaarder wordt belast. “Tegenover sparen is beleggen jaar na jaar duurder geworden”, stelt Anton van Zantbeek vast. “De roerende voorheffing op dividenden is de voorbije tien jaar stapsgewijs verhoogd van 15 naar 30 procent. Ook de taks op beursverrichtingen is stelselmatig verhoogd. De Reynders-taks en de effectentaks zijn erbij gekomen. De beleggingsfiscaliteit zorgt jaarlijks voor een belangrijke en stabiele inkomstenstroom voor de overheid, die dat niet zomaar zal opgeven.”
Maar dat wil niet zeggen dat sparen daarom interessanter is dan beleggen, en zeker niet op lange termijn. Mensen die gedurende decennia hun geld op een spaarboekje laten staan, verliezen gegarandeerd koopkracht, terwijl bepaalde beleggingen over termijnen van tien jaar en langer rendementen neerzetten die steevast hoger liggen dan de inflatie.
Lees ook:
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier