Jef Wellens
‘Wie in België woont en in Nederland werkt, wordt afgeschrikt om thuis te werken’
Ik woon in het noorden van het land. Veel van mijn streekgenoten werken over de grens in Nederland. Al jaar en dag. Onder hen manifesteert zich sinds kort een post-coronapandemie: ze gaan gebukt onder thuiswerkstress. Grensarbeiders die in België wonen en in Nederland in loondienst werken, worden belast in Nederland voor de dagen dat ze daar aanwezig zijn. Met corona boomde thuisarbeid. Om te beletten dat grensarbeiders voor hun vaak lange periodes van thuiswerk plots in hun woonstaat, België, zouden worden belast, genoten ze tot de zomer van 2022 een bijzondere regeling waardoor ze toch belast bleven in de werkstaat, Nederland. Die regeling was er ook met de andere buurlanden, Frankrijk, Luxemburg en Duitsland, en gold uiteraard ook omgekeerd.
Maar de regeling is al geruime tijd afgelopen. Een Belgische inwoner die in Nederland werkt, wordt sinds juli 2022 opnieuw in België belast op het loon voor zijn prestaties thuis. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn. Een fiscale salary split over twee landen kan zelfs voordelig zijn. Maar een mogelijke dubbele belasting is wel problematisch. Meer dan eens houdt de Nederlandse werkgever, zeker als het een klein bedrijf is zonder specifieke loonadministratie voor de paar Belgen die het in dienst heeft, loonbelasting in op het volledige loon van zijn Belgische werknemer. De Belgische fiscus presenteert die werknemer nadien de rekening voor zijn thuiswerkdagen in België. Voor die dagen is België immers heffingsbevoegd.
‘Een Belgische inwoner die in Nederland werkt, wordt sinds juli 2022 opnieuw in België belast op het loon voor zijn prestaties thuis’
Jef Wellens
Zo’n dubbele belasting mag natuurlijk niet. Daarvoor hebben we verdragen gesloten met de ons omringende landen. Een procedure van ‘onderling overleg’ tussen beide verdragslanden moet elke vorm van dubbele belasting dan ook aanpakken. Maar die procedure loopt weleens mank en kan lang aanslepen. In de praktijk zal de grensarbeider zelf de te veel ingehouden loonbelasting, op het thuiswerk, moeten terugvorderen van de Nederlandse fiscus. Anderzijds toont de Belgische fiscus zich strikter. Daar waar hij vóór corona de grensarbeider, of liever zijn Nederlandse werkgever, nog op zijn woord geloofde en een attest omtrent de afwezigheid van thuiswerk meestal volstond, neemt hij na corona geen genoegen meer met zo’n verklaring, als de grensarbeider een kantoorjob uitoefent. Die laatste moet met alle mogelijke bewijsmiddelen het aantal werkdagen aantonen dat hij fysiek in Nederland werkte. Voor de dagen waarvoor dat bewijs niet wordt geleverd, hanteert de fiscus al snel het vermoeden van thuiswerk, met fiscale bijbetalingen voor de grensarbeider tot gevolg.
‘Alle mogelijke bewijsmiddelen’ moet je letterlijk nemen. Je kunt het zo gek niet bedenken. Nederlandse horecabonnetjes, parkeertickets, bonnetjes van tankbeurten aan of over de grens, tickets van openbaar vervoer, notulen en presentielijsten van werkvergaderingen in Nederland. Het is niet meer van deze tijd de grensarbeider op te zadelen met het dagelijks verzamelen en bewaren van dergelijke stukken. Niet verwonderlijk dat in de privésector apps, zoals Borders, worden ontwikkeld die de grensarbeiders toelaten hun aanwezigheid in de buitenlandse werkstaat automatisch te registreren. “Over de bewijskracht van die appgegevens kan de fiscus zich niet uitspreken”, helaas.
In tegenstelling tot het verdrag met Luxemburg, dat maximaal 34 thuiswerkdagen per jaar tolereert zonder dat de belastingbevoegdheid verschuift, verlegt het verdrag met Nederland die bevoegdheid al vanaf de eerste thuiswerkdag. De overdreven bewijslast en het gebrek aan enige tolerantie leiden tot (rechts)onzekerheid. Zodanig dat het de grensarbeider afschrikt nog thuis te werken of, erger, zijn buitenlandse werkgever het thuiswerk helemaal verbiedt. Dat kan onmogelijk de bedoeling zijn.
De auteur is fiscalist bij Wolters Kluwer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier