Jef Wellens
‘Veel studenten passen deze zomer voor een extra vakantiejob’
De zomer is traditioneel het hoogseizoen voor studenten die, na een lange examenperiode, laveren tussen vakantie en vakantiejobs. Ook hier doet de krapte op de arbeidsmarkt zich gevoelen. Lang niet alle studentenjobs raken ingevuld. Het aanbod is groter dan de vraag. Aan het statuut zal het niet liggen. Een student verdient vrijwel netto wat hij bruto betaald krijgt. Zolang hij in 2022 niet meer dan 475 uren presteert, betaalt hij nauwelijks sociale bijdragen. Verdient hij bruto minder dan 13.242 euro, dan betaalt hij helemaal geen belasting. En toch zullen in vergelijking met vorige zomer heel wat meer studenten – zeker zij die door het jaar heen een centje bijverdienen – op de rem gaan staan en passen voor een extra vakantiejob. Al is dat niet in de eerste plaats voor de studenten zelf, maar wel voor hun ouders.
Elke cent die een student nu in juli, augustus of september bijverdient met studentenarbeid, telt integraal mee als bestaansmiddel.
Wil een student fiscaal ten laste blijven van zijn ouders en voor hen een belastingbesparing blijven opleveren, dan mag hij niet te veel eigen nettobestaansmiddelen hebben. Uiteraard maken zijn studentenbezoldigingen daar deel van uit. Voor een student die ten laste is van getrouwde of wettelijk samenwonende ouders, ligt die grens dit jaar op 3.490 euro netto. Overschrijdt hij dat bedrag aan nettobestaansmiddelen, dan kan hij niet meer fiscaal ten laste van zijn ouders zijn, wat voor hen een flinke financiële aderlating betekent. Voor een enig kind dat niet meer ten laste is, bedraagt het verlies ‘slechts’ 522 euro, maar bij drie kinderen van wie één wegens te hoge eigen inkomsten niet meer ten laste kan zijn, loopt het verlies op tot 2.300 euro.
Er gaapt echter een diepe kloof tussen de brutobezoldiging of brutobestaansmiddelen van een student en zijn nettobestaansmiddelen. Vooreerst mag het brutojaarbedrag van de studentenbezoldiging worden verminderd met 2.910 euro ‘vrijgestelde bestaansmiddelen’. Vervolgens mogen kosten – voor hun bewezen bedrag of voor forfaitair 20 procent – worden afgetrokken. Een student kan zo in 2022 maximaal 7.272,50 euro bruto verdienen, wil hij nog ten laste van zijn ouders blijven. 7.272,50 euro, verminderd met 2.910 euro en vervolgens met 20 procent kosten, geeft immers exact 3.490 euro, het maximaal toegelaten bedrag aan nettobestaansmiddelen.
Om de studentenarbeid in tijden van corona een boost te geven, werden studentenbezoldigingen tijdelijk vrijgesteld als bestaansmiddelen en telden ze eenvoudig niet mee voor de beoordeling van die maximumgrens van 3.490 euro. Zo kon een student, zonder dat hij zijn fiscaal statuut van kind ten laste in gevaar bracht, ongebreideld bijverdienen met studentenarbeid tijdens de maanden april, mei en juni van 2020 én tijdens de zomermaanden juli, augustus en september van 2021. Alle remmen los!
Helaas was die maatregel tijdelijk en werd hij deze zomer niet verlengd. Elke cent die een student nu in juli, augustus of september bijverdient met studentenarbeid, telt integraal mee als bestaansmiddel. Gezien de enorme vraag naar studenten voor de invulling van knelpuntjobs in de horeca en andere sectoren, komt de afbouw van die coronamaatregel voor veel werkgevers een jaar te vroeg.
Een student die vorig jaar bruto 9.000 euro verdiende, waarvan 3.000 euro tijdens de zomer, genoot fiscaal slechts 2.472 euro nettobestaansmiddelen, bleef ruim onder het toegelaten maximumbedrag en bleef dus zonder probleem fiscaal ten laste van zijn ouders. Verdient diezelfde student dit jaar 1.000 euro minder, namelijk bruto 8.000 euro, dan bedragen zijn nettobestaansmiddelen nu 4.072 euro en overschrijdt hij de toegelaten grens, waardoor hij niet meer ten laste kan worden genomen door zijn ouders. Iets waar de student, of liever zijn ouders, beter rekening mee houden.
De auteur is fiscalist bij Wolters Kluwer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier