Charlotte Lardenoit
Tot waar reikt de grens van privacy?
Een van onze belangrijkste grondrechten, het recht op privacy, is in principe niet absoluut. Andere belangen zijn er soms mee in strijd. De afweging tussen de verschillende belangen is complex en onzeker. Denk maar aan hogere belangen als de openbare orde en de nationale veiligheid, maar ook het economische belang van onze schatkist.
Het recht op privacy en de beperking ervan liggen gevoelig. De fiscus weet veel over ons vermogen en deelt die kennis met andere overheidsorganen in binnen- en buitenland. Ook personen en bedrijven kunnen informatie over ons delen. Niet alleen moeten we zelf gegevens over ons vermogen bekendmaken, ook notarissen, financiële instellingen en andere tussenpersonen moeten informatie rapporteren over bepaalde transacties. Die informatie gaat over binnen- en buitenlandse (on)roerende activa en gegevens over bankrekeningen en financiële contracten. Maar ook andere informatie wordt vlijtig gedeeld, over inkomsten uit digitale platformen zoals Vinted en Airbnb, of over cryptomunten of fiscale grensoverschrijdende constructies.
Betaalt u niet onmiddellijk uw fiscale schuld, dan kan uw auto van de weg worden geplukt en verkocht. Is dat nog proportioneel?
Maar de overheid mag niet alles met die privacygevoelige informatie. Er zijn grenzen die onze privacy beschermen. De gegevensbeschermingsautoriteit GBA bevestigde dat onlangs. Die besliste dat het doorgeven van fiscale financiële gegevens van Belgische toeval-Amerikanen – mensen met een Belgisch-Amerikaanse nationaliteit – aan de Verenigde Staten verboden is. De wetgeving verplicht Belgische financiële instellingen gegevens over financiële rekeningen van klanten te rapporteren aan de Belgische fiscus, die ze doorgeeft aan de Amerikaanse belastingdienst. De GBA ontving een klacht van een Belgische toeval-Amerikaan dat de uitwisseling van informatie niet in overeenstemming is met de privacybeginselen en moet worden stopgezet. De GBA volgde dat.
Zo’n verbod op het doorgeven van fiscale gegevens is baanbrekend. Het debat over tot waar onze privacy beschermd moet worden, is uiterst moeilijk. Het kent twee kampen. Het ene heeft geen probleem met de massasurveillance en big data, het andere vaak wel. Het klassieke argument van de eerste groep is dat zij die niets verkeerd doen, niets te verbergen hebben. De tweede groep zou wel iets te verbergen hebben. Maar ook de eerste groep koestert haar privacy.
Het risico is dat de goede bedoelingen waarmee privacy soms opzij wordt geschoven, een veel grotere impact kunnen hebben dan gedacht. Denk aan de camera’s die in 2016 werden geïnstalleerd voor de aanpak van de zware criminaliteit. Die worden nu ook gebruikt in de strijd tegen fiscale zondaars. Via een aanpassing van een wet in 2022 kunnen voertuigen van belastingplichtigen met fiscale schulden worden geïdentificeerd via nummerplaatherkenningscamera’s. Betaalt u niet onmiddellijk uw fiscale schuld, dan kan uw auto van de weg worden geplukt en verkocht. Is dat nog proportioneel? De stap naar gezichtsherkenning zoals in China is klein.
Het controleren van belastingplichtigen vertrekt vanuit een wantrouwen tegenover burgers. Dat herstelt, noch versterkt het vertrouwen tussen de overheid en de belastingplichtige. Temeer wanneer de fiscus in haar controlebeleid vaker focust op sanctioneren, waarbij belastingplichtigen behandeld worden als potentiële fraudeurs.
De wetgever vervaagt steeds vaker de grenzen die onze privacy moeten waarborgen en vergoelijkt die beperkingen onder de noemer van ‘evolutieve uitdagingen’. Voeg daar nog een verhoogd sanctionerend controlebeleid aan toe, waarbij de grenzen van privacy al te vaak worden afgetast of geschonden, en er is wantrouwen in het kwadraat. Privacy is een collectief goed. Het fiscaal sociaal contract tussen de burger en de overheid kan maar overeind blijven met wederzijds vertrouwen. Respect voor de privacy maakt daar deel van uit.
De auteur is partner van Sansen International Tax Lawyers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier