Karel Anthonissen

‘Niet alles wat een beetje begint op te brengen, hoeft meteen belast te worden’

Karel Anthonissen Gewestelijk directeur bij de BBI

‘Als iets buitengewoons zich halverwege tussen beroep en privé afspeelt, dan bevindt het zich ook halverwege tussen het volle tarief en de vrijstelling.’ Dat zegt Karel Anthonissen, gewestelijk directeur BBI.

Wij maken in het dagelijkse leven een onderscheid tussen professionele en private activiteiten en meestal vinden we dat onderscheid redelijk helder. De fiscaliteit volgt dat onderscheid en dat zou dus ook helder moeten zijn. Een beroep levert een inkomen op en dat moet aangegeven worden. Vrije tijd kost geld en dat mag niet afgetrokken worden. Vindingrijke fiscalisten proberen dat weleens om te keren. Mooie winsten leggen ze dan uit als het gevolg van een louter private situatie en jaarlijks weerkerende kosten van een hobby of een buitenverblijf blijken aanhoudende beroepsverliezen te worden.

Ook de werkelijkheid is complexer. Sporten, tuinieren, doe-het-zelven, muziek maken, kunst verzamelen of maken, reizen, spelen op de beurs, een digitale blog… Al die zaken zijn voor miljoenen mensen een hobby, maar voor enkelen worden ze een beroep, soms plots, soms geleidelijk. Daar zijn fiscale regelingen voor. Niet alles wat een beetje begint op te brengen, hoeft meteen belast te worden. Jeugdige sporters mogen al eens een premie of een vergoeding krijgen; kunstenaars mogen een werkje verkopen; je kan een eigen huis met winst verkopen. De fiscus maalt er niet om. Zelfs een flinke beurswinst kan zonder belasting, als ze maar in de privésfeer blijft. Sinds het zomerakkoord van 2017 kennen we ook het onbelaste bijklussen, maar dat verstoort mijns inziens een beetje de balans tussen de zwaar belaste beroepssfeer en de niet-belaste privésfeer. Er bestaat ook onbetaald bijklussen, zoals het schrijven van deze column. Ambtenaren mogen niet bijverdienen zonder toestemming. En die heb ik nooit willen vragen, want dan willen ze ook vooraf weten wat je schrijft.

Niet alles wat een beetje begint op te brengen, hoeft meteen belast te worden.

Je kunt ook geluk hebben. Je hebt als amateur een boek geschreven en dat wordt onverhoopt een bestseller, als duivenmelker of paardenliefhebber heb je plots een echt prijsbeest, of je YouTube-filmpje wordt een buitengewoon succes. Dan vindt de fiscus dat stilaan een bijdrage moet worden geleverd. Voor occasionele winsten of baten, buiten de beroepsactiviteit, die voortkomen van een prestatie, een verrichting, een speculatie of een bewezen dienst (WIB art. 90.1 °), geldt het tarief van 33 procent.

Als iets buitengewoons zich halverwege tussen beroep en privé afspeelt, dan bevindt het zich ook halverwege tussen het volle tarief en de vrijstelling. Datzelfde artikel bevestigt dat beleggingswinst die ‘normaal privé’ is, niet belast wordt. Het Hof van Cassatie ziet dat als een uitzondering op de regel dat inkomsten belastbaar zijn, wat dan ook strikt moet worden geïnterpreteerd. Alle quasi- of semi-professionele winsten vallen onder het tussentarief. Sommigen zien dat anders. Niets is eenvoudig in dit land en onduidelijkheid kan een halve eeuw aanslepen. Ook de regering-Michel I heeft dat niet kunnen verduidelijken. Als men het ergens niet over eens geraakt, gebeurt gewoonlijk niets.

Misschien verschaft de fiscale rechtbank van Gent meer duidelijkheid. Zij doet op 9 januari een uitspraak in een dergelijke zaak. * Wanneer deze column op 10 januari verschijnt, zal dat samengaan met de krantenberichten daarover, maar op het ogenblik dat dit geschreven wordt, is het verdict niet bekend. Het is geen grote, maar wel een belangwekkende zaak over een buitengewone winst van 1 miljoen euro. Iemand had in het kader van zijn professionele activiteit de mogelijkheid gekregen een kleine som te investeren in een bedrijf. Later was hij ook in dat bedrijf professioneel actief en na een succesvol beheer kon hij de aandelen met de eerder genoemde winst van de hand doen.

Vanwege de dubbele professionele aanknoping oordeelde de inspecteur dat het om een ‘winstgevende bezigheid’ ging. De beroepswinst kwam boven op de andere beroepsinkomsten en zo in de hoogste schijf van 50 procent, nog te verhogen met de gemeentelijke opcentiemen. Omdat het inkomen niet aangegeven was en de belasting niet betaald is, tikken ook de boete en de intresten langzaam maar zeker en buitensporig aan. De tussenoplossing in de schijf van 33 procent behoort tot de mogelijkheden. De rechter kan de aanslag behouden, vernietigen of hervormen. Als u al een eerste oordeel geveld had, dan kunt u het allicht vergelijken met wat in de krant staat.

* Noot van de redactie: De voorzitter van de fiscale kamer van de Gentse rechtbank heeft de uitspraak uitgesteld naar 6 februari. De voorzitter overweegt het vonnis publiek voor te lezen, wat een primeur zou zijn voor een fiscale rechtbank, en heeft daarover standpunten gevraagd aan de advocaten van de Staat en van voormalig Europees commissaris voor Handel, Karel De Gucht (Open VLD) en zijn echtgenote en politierechter Mireille Schreurs. Want de rechtszaak waar deze column naar refereert, is een van de twee zaken die de Bijzondere Belasting Inspectie (BBI) voert tegen het echtpaar.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content