Jan Tuerlinckx
‘Het vermogenskadaster komt eraan’
Wie denkt dat het vermogenskadaster niet te realiseren is, zou wel eens bedrogen kunnen uitkomen. Dat zegt Jan Tuerlinckx, advocaat en hoogleraar fiscaal recht.
De discussies over een vermogenskadaster zijn nooit ver weg in de media. In België bestaat geen vermogenskadaster, daarover is iedereen het eens. Er is ook eensgezindheid dat het een titanenwerk zou zijn om er een aan te leggen. Veel rabiate tegenstanders gebruiken die praktische overweging als afweergeschut. Toch zouden ze weleens bedrogen kunnen uitkomen, op relatief korte termijn zelfs.
De kiemen voor een vermogensregister zijn nationaal al gelegd. Maar de aanzet om de sluitsteen van dat vermogenskadaster uit te werken, blijkt te komen uit een onverwachte hoek: niet van de nationale politiek, maar van Europa.
Het vermogenskadaster komt eraan
België heeft al sinds jaar en dag een kadaster van onroerende goederen. De blinde vlek is het roerend vermogen – van banktegoeden, beleggingsportefeuilles tot verzekeringscontracten en private deelnemingen in vennootschappen.
In 2011 werd met de opheffing van het bankgeheim de eerste stap gezet om die vermogens in kaart te brengen. Bij de Nationale Bank van België werd het Centraal Aanspreekpunt (CAP) opgezet. Die nieuwe databank is sinds vorige maand operationeel. Alle bankrekeningen, kredietovereenkomsten en contracten voor vermogensbeheer en beleggingsadvies zijn zo bekend aan de Nationale Bank.
De toegang tot de databank is nog beperkt. Ze mag alleen worden gebruikt om fraude gemakkelijker op te sporen. Maar dat die toegang snel veel breder kan worden gemaakt, spreekt vanzelf. Er is eigenlijk maar één vingerknip van de wetgever voor nodig.
De belangrijkste blinde vlek op de vermogenskaart zijn dan nog de vennootschappen: eenpersoons-, management- en patrimoniumvennootschappen en de niet-genoteerde holding- en exploitatievennootschappen. Er bestaat geen overheidsregister dat bijhoudt wie de aandeelhouders ervan zijn. De afschaffing van de effecten aan toonder heeft er niet toe geleid dat het aandelenbezit van vennootschappen in alle omstandigheden bekend is. Maar daar komt weldra verandering in.
Eind vorig jaar is een princiepsakkoord gesloten voor de invoering van het UBO-register (‘ultimate beneficial owner’). Vorige maand werd de vierde Europese anti-witwasrichtlijn aangenomen. Die verplicht de lidstaten om een UBO-register aan te leggen. Daarin worden de natuurlijke personen opgenomen die een belang van meer dan 25 procent hebben in vennootschappen – in het kapitaal, in het vermogen of als stemrecht. Die belangen kunnen rechtstreeks of onrechtstreeks zijn. Dat laatste doet zich voor als een vennootschap wordt aangehouden door andere vennootschappen, die mogelijk op hun beurt worden aangehouden door vennootschappen. Ook in die clusters moet bekend zijn welke natuurlijke personen een beslissende of doorslaggevende hand hebben in het aandelenbezit of de besluitvorming.
Wie gelooft dat een vermogenskadaster niet te realiseren is, mag bij de dagdromers worden ingedeeld
Het nieuwe UBO-register kan rechtstreeks worden geraadpleegd door overheidsinstellingen, door ondernemingen die onderworpen zijn aan de anti-witwasverplichtingen – denk aan financiële instellingen, accountants, notarissen en vastgoedmakelaars – en zelfs door iedereen met een legitiem belang.
Wie dat weet en nog altijd gelooft dat een vermogenskadaster niet te realiseren is, mag bij de dagdromers worden ingedeeld. Nu de bigdatatechnologie gemeengoed is, is het bundelen van die drie data niet meer dan een koud kunstje. Het koppelen van het kadaster van de onroerende goederen, de CAP-databank en het UBO-register levert een volwaardig vermogenskadaster op.
En wie zou denken dat die databank alleen bij een vermoeden van fraude kan worden geraadpleegd, is evenzeer een dagdromer. De beweging naar meer financiële transparantie, die is ingezet in 2008, zal dus weldra haar consecratie vinden in het hoogst haalbare: een volwaardig en allesomvattend vermogenskadaster.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier