Philippe Renier
‘Het moet zijn dat fiscale fraude welig tiert, of zou er meer aan de hand zijn?’
Onlangs werd ik als advocaat andermaal geconfronteerd met een taxatie van de algemene administratie van de Bijzondere Belastinginspectie (BBI). De onredelijkheid spatte eraf. Het aanslagbiljet viel – niet toevallig, zo blijkt – net voor het einde van het jaar in de bus. Inhoudelijk was de taxatie dun, wel werd tendentieus uitgehaald met aantijgingen van fiscale fraude en de obligate belastingverhoging van 200 procent, het maximum. Enige nuancering was afwezig. Een poging tot overleg viel op een koude steen. De taxatiedrang was enorm.
De BBI heeft als kerntaak de ‘gestructureerde strijd’ tegen fiscale fraude. Fiscale fraude is maatschappelijk onaanvaardbaar. Iedereen moet op gepaste wijze bijdragen om onze samenleving te laten functioneren. Ieder regeerakkoord beschouwt de strijd tegen fiscale fraude als een prioriteit. Fiscale fraudeurs moeten worden opgespoord en vervolgd. Tot dusver geen discussie.
De wijze waarop de BBI die taak uitvoert, is wel discutabel. Onze beleidsmakers zien de strijd tegen de fiscale fraude als een gemakkelijk middel om de begrotingsdoelstellingen op te krikken. Opvallend is dat men cijfermatige, harde doelstellingen vooropstelt voor wat die strijd moet opbrengen. Minder bekend is dat die doelstellingen worden uitgewerkt in een zogenoemd operationeel bestuursplan. Dat plan definieert KPI’s of key performance indicators, die operationele doelstellingen meten.
Het jongste bestuursplan bevat enkele opvallende nieuwigheden. In 2018 verklaarde de minister van Financiën in het parlement dat iedere ambtenaar van de BBI voor de periode tot 2021 een harde target van 750.000 euro per jaar aan belastingsupplementen had, waarvan 125.000 euro minimaal moest worden geïnd. Die target werd in het operationeel bestuursplan voor 2024 bijgesteld naar het dubbele: 1.500.000 euro per jaar, waarvan minstens 250.000 euro moet worden geïnd.
Een verklaring voor de verdubbeling wordt niet gegeven. Een indexering was begrijpelijk geweest, maar een verdubbeling? Het moet zijn dat de fiscale fraude welig tiert, of zou er meer aan de hand zijn? Allicht moet er één of andere begrotingsdoelstelling worden behaald; men heeft dan maar een lineaire verhoging van de targets doorgevoerd. Makkelijk toch?
KPI’s hebben als voornaamste doelstelling een bepaalde gedraging in de hand te werken. Ze zijn richtinggevend voor de individuele ambtenaar van de BBI, vermits minstens indirect evaluaties, promoties enzovoort ervan afhangen. De KPI die vooropstelt dat per ambtenaar 1.500.000 euro aan belastingaanslagen wordt gevestigd, doet dan ook wat hij moet doen: hij moedigt ambtenaren aan te taxeren, ongeacht of er echt sprake is van een fiscale inbreuk of niet. Door zulke KPI’s wordt overigens elke inbreuk een fiscale fraude met de obligate belastingverhoging van minstens 50 procent. Anders haalt men de taxatiedoelstelling niet.
Nog opvallender is de impliciete erkenning dat de harde target van 1.500.000 euro eigenlijk overkill is, vermits maar een zesde van dat bedrag effectief moet worden geïnd. Ook de fiscale praktijk toont dat aan: na het vestigen van de taxatie wordt een akkoordje nagestreefd waarbij de belastingaanslag herleid wordt naar een zesde van de oorspronkelijke aanslag. De belastingplichtige is opgelucht dat hij niet failliet is door de initiële draconische taxatie, de BBI haalt zijn target en de fiscaal adviseur kan succes claimen. Iedereen content, moet men gedacht hebben.
Zulke praktijken hebben een naam: taxitis, zijnde een chronische ontsteking van de betrokken belastingdienst. In een niet-medische term: knevelarij cf. artikel 243 van het Strafwetboek, zijnde het willens en wetens innen van een belasting die wettelijk niet verschuldigd is. Wat een wanbeleid.
De auteur is advocaat en vennoot bij Renier & Ketels.Tax
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier