Luc Maes
‘Gewesten kunnen deel van de belastingbesparing van de burger inpikken’
Door de zesde staatshervorming heffen zowel de federale overheid als het gewest hun deel van de belasting. Als de federale overheid de personenbelasting verlaagt, heeft dat gevolgen voor de fiscale opbrengst van de gewesten. “Maar die kunnen autonoom maatregelen nemen om dat verlies te compenseren”, schrijft Luc Maes, voorzitter van de Fiscale Hogeschool.
Het begrip taxshift is dagelijkse kost geworden, zeker nadat de federale regering haar maatregelen heeft bekendgemaakt om meer banen te creëren en de koopkracht van de burger te versterken. Ze wil de druk op het arbeidsinkomen verlichten met een belastingverschuiving. Omdat de overheid de belastingopbrengst nodig heeft om haar uitgaven te financieren, compenseert ze de lagere belasting op het arbeidsinkomen met een verhoging van andere belastingen. Vooral de verhoging van de roerende voorheffing van 25 naar 27 procent vanaf 1 januari 2016, de invoering van de speculatietaks en de accijnsverhoging op producten die het milieu of de gezondheid schaden, springen in het oog.
De fiscale autonomie mag er niet toe leiden dat de ene overheid de fiscale doelstellingen van de andere ondermijnt
Verscheidene maatregelen waarover de regering midden oktober een akkoord bereikte, waren deze zomer al aangekondigd. De burgers kregen te horen dat ze minstens 100 euro netto extra koopkracht per maand mochten verwachten. De ontwerpteksten nuanceren die oorspronkelijke berichten een beetje. De belastingbesparing zal – en dat is volkomen rechtvaardig – voor kleine inkomens groter zijn dan voor personen met een hoog brutomaandloon. De eerste berekeningen tonen aan dat iemand met een brutomaandloon van 1500 euro 146 euro extra overhoudt. Voor hogere inkomens komt het nettovoordeel onder 100 euro uit.
De belastingbesparing wordt gespreid over de volgende jaren toegekend. De beslissing om die maatregel in fases door te voeren, heeft budgettaire redenen. Hopelijk roept de regering de komende jaren het argument van het begrotingsbeleid niet in om de geplande fasering te bevriezen en de belastingverlaging over een langere periode te spreiden. Ook andere belastingverminderingen zijn om budgettaire redenen tot en met het inkomstenjaar 2018 bevroren.
Een andere bezorgdheid heeft te maken met de gewijzigde fiscaliteit door de zesde staatshervorming. Op de inkomsten van natuurlijke personen heft zowel de federale overheid als het gewest hun deel van de belasting. Het deel van de gewesten hangt af van dat van de federale overheid. Als de federale overheid de personenbelasting verlaagt, heeft dat gevolgen voor de fiscale opbrengst van de gewesten. Maar die kunnen autonoom maatregelen nemen om dat verlies te compenseren. Ze kunnen zelfs een deel van de belastingbesparing inpikken die de burger door de maatregelen van de federale overheid realiseert.
Dat is reden tot bezorgdheid. De lineaire stroomtaks van 100 euro van de Vlaamse regering voedt die ongerustheid. Dat de burger minder personenbelasting op zijn inkomen betaalt, hoeft voor de gewesten ook geen reden te zijn om drastisch te snoeien in de belastingverminderingen waarvoor ze bevoegd zijn. De fiscale autonomie mag er niet toe leiden dat de ene overheid de fiscale doelstellingen van de andere ondermijnt.
Gelukkig houdt de wetgeving over de staatshervorming er rekening mee dat tussen de overheden belangenconflicten kunnen ontstaan en dat het fiscale beleid van de overheden elkaar kan doorkruisen. Daarvoor is een overlegcomité opgericht tussen het federale niveau en de gewestregeringen. De vertegenwoordigers in de federale en gewestelijke parlementen hebben de taak, om er samen met de regeringen, op toe te zien dat elke overheid ongehinderd zijn fiscale doelen kan realiseren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier