Sylvie De Raedt
‘Vlaamse Belastingdienst snuffelt in de databank van de bankrekeningen na overlijdens’
Databanken met massa’s persoonsgegevens worden in het persoonsgegevensbeschermingsrecht altijd met argusogen bekeken. Er zijn verschillende risico’s, zoals gegevenslekken of oneigenlijk gebruik. De centrale gedachte is dat je persoonsgegevens maar verwerkt als dat echt nodig is voor het specifieke doel dat je daarmee wil bereiken. In het juridisch jargon heet dat het proportionaliteitsprincipe en het doelbindingsprincipe. Gegevens van mensen alvast opslaan ‘omdat dat wel eens interessant zou kunnen zijn’, is dus iets waar we kritisch tegenover staan in de Europese rechtsorde.
In 2011 werd in België het Centraal Aanspreekpunt (CAP) opgericht. Dat is een databank waarin aanvankelijk vooral rekeningnummers werden opgeslagen van klanten bij Belgische financiële instellingen. Hoewel een bankonderzoek op dat moment al mogelijk was rond bijvoorbeeld btw en successierechten, vond men het nodig een databank op te richten met rekeningnummers om het bankonderzoek in inkomstenbelastingen te faciliteren. De Privacycommissie was zeer kritisch. Waarom die massa gegevens voor alle rekeninghouders centraliseren als er slechts voor een deel van hen aanwijzingen van fraude zijn? Is dat wel proportioneel? Er werd ook gewaarschuwd voor oneigenlijk gebruik door derden.
Vandaag stellen we vast dat naast de administratie van de inkomstenbelastingen tal van andere instanties toegang hebben tot het CAP, zoals diensten van de federale overheidsdienst Justitie, gerechtsdeurwaarders, notarissen en de Vlaamse Belastingdienst. Of dat proportioneel is, moet voor elke doelstelling apart worden bekeken.
Sinds 31 januari 2022 moeten ook de saldi van bankrekeningen periodiek worden gemeld aan het CAP. Dat zou de strijd tegen de fiscale fraude efficiënter maken. Ook daar was de Gegevensbeschermingsautoriteit kritisch voor. Die meende dat de noodzaak daarvan voor de strijd tegen de fraude niet was aangetoond. Waarom kiezen voor een risicovolle centralisering van banksaldi, als de fiscus die ook kan opvragen bij de financiële instellingen?
Toen het Grondwettelijk Hof daarover moest beslissen, viel op dat het in zijn beoordeling van de proportionaliteit van die uitbreiding ook de doelstellingen van andere instanties die toegang hebben tot het CAP mee in overweging nam. Het feit bijvoorbeeld dat er geen minimumbedrag wordt opgelegd en dus alle saldi – hoe klein ook – worden opgeslagen, is volgens het Grondwettelijk Hof niet problematisch. Het verwijst daarvoor naar het voorbeeld van een gerechtelijk onderzoek naar witwaspraktijken waar meerdere rekeningen met kleinere saldi relevant kunnen zijn.
De vraag of dat ook nodig is voor de fiscus wordt buiten beschouwing gelaten. Door zo alle finaliteiten mee in rekening te nemen bij de beoordeling van de uitbreiding van de databank, wordt het hele doelbindingsprincipe uit het persoonsgegevensbeschermingsrecht uitgehold. In zijn proportionaliteitsbeoordeling neemt het Hof de efficiëntieargumenten van de overheid zonder probleem mee.
Eén dag na het arrest van het Grondwettelijk Hof kreeg de Vlaamse belastingadministratie toegang tot het CAP voor de registratierechten en de erfbelasting, “omdat controles daardoor efficiënter kunnen verlopen”. Terwijl bankonderzoeken in successierechten al lang mogelijk zijn. Ambtenaren bevoegd voor successierechten weten welke banken ze daarbij moeten betrekken, omdat banken en verzekeringsmaatschappijen heel wat informatie spontaan aan de overheid moeten verstrekken bij een overlijden. Maar nu het CAP ook banksaldi heeft, vindt de Vlaamse Belastingdienst het efficiënt op voorhand in de databank van de bankrekeningen te snuffelen. De vraag of die toegang echt nodig is, wordt niet langer gesteld. Efficiëntie lijkt het dus andermaal te halen op privacy.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier