59 procent van de alleenstaande Vlamingen vindt de belastingdruk op hun loon in vergelijking met anderen te hoog, terwijl veel minder mensen in een relatie (44%) vinden dat ze te veel belastingen betalen in vergelijking met andere werknemers. Dat leert een rondvraag naar aanleiding van Singles Day van UGent@Work.
“Singles hebben écht een reden om zich minder goed behandeld te voelen”, vindt professor arbeidseconomie Stijn Baert van UGent. “En die reden luistert naar het woord… huwelijksquotiënt. Dat wil zeggen: koppels kunnen hun belastingen optimaliseren door de inkomsten van de partner die meer verdient deels te verschuiven naar de partner met een lager inkomen, zodat ze samen in lagere belastingschijven vallen. De federale regering plant de koterij van het huwelijksquotiënt geleidelijk af te breken, zij het slechts voor de helft.“
Zowel singles als niet-singles vinden dat ze te weinig terugkrijgen van de overheid in ruil voor die belastingen (62%), en ze vinden het belastingsysteem niet eerlijk (73%). Beide groepen menen dat een fiscale hervorming de lasten op het loon van singles en niet-singles gelijk moet trekken (70%). Bij de singles is 80 procent het daarmee eens, bij de niet-singles 65 procent. Dat blijkt uit de antwoorden van een representatief staal van 1.509 respondenten tussen 18 en 65 jaar, die in samenwerking met het onderzoeksbureau Bpact bevraagd werden. Daarvan is 33 procent alleenstaand, een percentage dat in lijn ligt met de cijfers van Eurostat dat 36 procent éénpersoonshuishoudens telt in Vlaanderen.
Liever geen afschaffing van huwelijksquotiënt
Wanneer de respondenten de vraag krijgen of het huwelijksquotiënt dan maar volledig moet afgeschaft worden, gaat slechts 37 procent daarmee akkoord. De lastenverlaging voor singles zou volgens de meeste respondenten (65%) via een hervorming van de bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid (BBSZ) moeten gebeuren. Die bijdrage werd in 1994 ingevoerd om de sociale zekerheid mee overeind te houden. De berekening van de bijdrage is vrij ingewikkeld en de regering-De Croo besliste om die bijdrage te verlagen en in verschillende fases af te schaffen. De eerste stap werd in 2022 gezet.
Met de stelling dat “die bijdrage moet worden berekend op individueel niveau en niet op gezinsniveau, zoals dat nu het geval is”, is 87 procent van de alleenstaande respondenten het eens en 54 procent van respondenten die in een relatie zitten. Doctoraal onderzoeker Liam D’hert vindt het nochtans logisch dat de regering-De Wever het huwelijksquotiënt wil aanpakken. “Naast het feit dat singles niet kunnen genieten van het huwelijksquotiënt, houdt het systeem ook indirecte nadelen in voor singles. Uit onderzoek naar het Franse model van gezamenlijke belastingaangifte – vergelijkbaar met het Belgische huwelijksquotiënt – blijkt dat zulke regelingen ertoe leiden dat minder mensen aan het werk zijn (vaak vrouwen). Daardoor verschuift de last naar wie wél werkt, vaak alleenstaanden zonder fiscaal voordeel.”
Moeite om rond te komen
Een op de zes singles geeft aan dat de belangrijkste dingen die hun overkomen met werk te maken hebben. Bij singles zonder kinderen is dat zelfs één op de vijf. Bij mensen in een relatie is dat slechts één op de tien. Als het gaat over voldoening halen uit het werk, zijn er geen significante verschillen tussen koppels of alleenstaanden.
Vooral singles met kinderen hebben moeite om rond te komen, bevestigt ook weer deze rondvraag. Maar liefst 37 procent van de alleenstaanden met kinderen heeft het financieel moeilijk. Dat is dubbel zo hoog als singles zonder kinderen (18%). Bij mensen in een relatie is het verschil in financiële draagkracht tussen het al dan niet hebben van kinderen niet zo groot. “Alleenstaande ouders combineren vaak de financiële kwetsbaarheid van single zijn met de structurele nadelen die we ook bij ouderschap zien. In eigen experimenteel onderzoek naar sollicitaties zien we dat ouders – en zeker moeders – nog altijd als minder beschikbaar of minder ambitieus worden ingeschat. Ander, eigen onderzoek toont aan dat die percepties zich later ook kunnen vertalen naar loonverschillen of minder doorgroeikansen”, weet doctoraal onderzoeker arbeidseconomie Morien El Haj nog toe te voegen.