Philippe Renier
‘Artikel 207: een fiscale licence to kill?’
De wetgever wilde een stok achter de deur hebben voor balorige belastingplichtigen. Vandaag wordt de regel algemeen gebruikt, met vele pijnlijke taxaties tot gevolg.
U hebt een Belgische onderneming. Het waren geen gemakkelijke jaren. De coronapandemie met haar lockdowns, en de stijgende kosten door een hyperinflatie resulteerden helaas in 2020, 2021 en/of 2022 in een boekhoudkundig verlies. Maar geen nood, u kon deze verliezen afzetten tegen de winst van het groei-jaar 2023. Dat verzacht de bittere pil toch een beetje. Zoals gebruikelijk krijgt u een fiscale controle. Niets ongewoons. De controleur meent evenwel dat er toch een paar punten van uw aangifte in de vennootschapsbelasting moeten worden gewijzigd. Hij of zij oordeelt dat er te weinig winst werd aangegeven, of weerhoudt wat extra verworpen uitgaven. Maar wederom geen nood, want deze winst kan worden afgezet tegen de aanwezige fiscale verliezen. Of toch niet?
Sinds enige tijd heeft de fiscus een geheim wapen. Het befaamde artikel 207 van het Wetboek Inkomstenbelastingen geeft de fiscus de mogelijkheid om de compensatie van winsten met fiscale verliezen te weigeren. Dat kan indien naar aanleiding van een fiscale controle een belastingverhoging van minimaal 10 procent werd opgelegd. Er is dan sprake van een minimumbelasting, wat wil zeggen dat de winst volledig belast wordt. Pro memorie: de fiscus legt bij een wijziging van de aangifte consequent een belastingverhoging van 10 procent op, waardoor het compensatieverbod de facto bij elke correctie wordt toegepast. Hetzelfde verbod is ook van toepassing indien u een laattijdige aangifte indient, zelfs als u één dag te laat bent.
Het praktische gevolg van deze opmerkelijke regel is dat vennootschappen die het tijdelijk al economisch en financieel moeilijk hebben, door de extra belasting helemaal kopje-onder worden geduwd. Dat is onrechtvaardig.
Het compensatieverbod en de minimumbelasting waren enkel bedoeld om holdingvennootschappen die echt nooit winst maakten, aan te zetten om een juiste en tijdige aangifte in te dienen. De wetgever wilde een stok achter de deur hebben voor deze balorige belastingplichtigen. Vandaag wordt de regel algemeen gebruikt, met vele pijnlijke taxaties tot gevolg. Kwatongen stellen dat het eerder een budgettaire tool is geworden om extra geld richting de schatkist te draineren. De fiscus beschouwt het compensatieverbod als een evidentie; belastingplichtigen wordt aangespoord om spontaan akkoord te gaan met de extra belasting. Maar is dat wel terecht?
Verschillende belastingplichtigen meenden dat de fiscus met de extra belasting buiten de lijntjes kleurde, of minstens dat de regel van artikel 207 WIB onredelijk was. Er wordt namelijk belasting over winst geheven, terwijl er fiscaal eigenlijk geen winst is. Er zijn overdraagbare verliezen die normaliter afgezet zouden kunnen worden tegen de winst. Deze belastingplichtigen legden hun zaak voor aan de fiscale rechter en wat blijkt: de rechtbanken geven de belastingplichtigen massaal gelijk. Daar waar de ene rechter van oordeel is dat het artikel 207 WIB geen algemene draagwijdte heeft en alleen bedoeld was om heel specifieke situaties te ‘bestraffen’, oordeelt de andere rechter iets creatiever dat er maximaal een belastingverhoging van 9,9 procent mag worden opgelegd. In beide gevallen vindt de regel van het compensatieverbod geen toepassing.
Helaas is de fiscus niet snel overtuigd en volhardt hij in de boosheid om belastingplichtigen die geheel te goeder trouw zijn, kopje-onder te duwen. Het wordt met andere woorden wachten op een arrest van het Hof van Cassatie dat finaal de knoop zal moeten bepalen of artikel 207 WIB een licence to kill is, dan wel een niet-proportionele maatregel die niet tot wantoestanden mag leiden. Ondernemers die geconfronteerd worden met zo’n taxatie, doen er goed aan om in tussentijd het been nog even stijf te houden en niet toe te geven aan de ongepaste belastingdruk.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier