AI-gebruik door de fiscus: transparantie is minimumvereiste
Het besef van de risico’s van artificiële intelligentie (AI) lijkt groter dan ooit. Zelfs ontwikkelaars roepen dat AI van noodremmen moet worden voorzien. Europa neemt het voortouw met het uitvaardigen van een AI-verordening die verplichtingen oplegt in functie van het risicogehalte van de AI. Transparantie wordt als een minimumvereiste gezien, zelfs voor AI-toepassingen met een laag risico. Burgers moeten op zijn minst weten dat ze het voorwerp zijn van AI of interageren met AI.
Ook fiscale administraties maken gebruik van AI, om efficiënter belastingen te kunnen heffen. Uit onderzoek blijkt dat een grote meerderheid van de Europese fiscale administraties AI-tools gebruikt. Dat soort onderzoek is niet evident, want het steunt op weliswaar publieke doch veeleer onrechtstreekse bronnen, zoals documenten over openbare aanbestedingen. Fiscale administraties lopen doorgaans niet te koop met dat soort informatie. Een absolute minderheid van de Europese landen speelt open kaart en heeft wetgeving aangenomen over AI-gebruik door de fiscus. In Frankrijk bijvoorbeeld heeft het parlement aan de Franse fiscus expliciet de bevoegdheid gegeven op het internet informatie te verzamelen aan de hand van zogenoemde webscrapingtechnologie. Ook op de sociale media kan informatie worden verzameld. In deze wetgeving worden waarborgen verwerkt, om misbruik van de bevoegdheid te vermijden en het gebruik ervan binnen proporties te houden. Zo mag geen gebruik worden gemaakt van gezichtsherkenningstechnologie en mag de fiscale administratie geen nepaccounts aanmaken op sociale media. De informatie die gevonden wordt op het internet, is bovendien nooit doorslaggevend, ze dient slechts als een verrijking van de informatie die men al heeft over een belastingplichtige.
Wanneer de overheid zich mengt in het privéleven van de burgers, moet zij daarvoor vooraf een duidelijke toestemming gekregen hebben van de wetgever.
In België zet de fiscus eveneens AI in voor diverse toepassingen, waaronder webscraping. Dat blijkt uit publieke bronnen, zoals verslagen van de Intra-European Organisation of Tax Aministrations, een platform waar fiscale administraties ervaringen en beste praktijken uitwisselen. In die verslagen lezen we dat de Belgische fiscale administratie zich weinig zorgen maakt over privacy- en andere wetgeving. Data op het internet zijn publieke data, waar de fiscus zich zonder beperking van kan bedienen.
Op een congres voor ingewijden in het onderwerp leerden we van de kabinetsmedewerker van de huidige minister van Financiën dat dat standpunt achterhaald is. De fiscus is zich wel degelijk bewust van het feit dat data over de burger van het internet schrapen raakt aan het privéleven. We leerden bovendien dat webscraping in wezen enkel wordt ingezet om webshops op te sporen die niet voldoen aan hun administratieve verplichtingen. De beslissing om een controle op te starten zou bovendien niet aan AI worden overgelaten. Er zou steeds een menselijke tussenkomst zijn.
Dat is uiteraard mooi. Als burger en belastingplichtige wil je graag geloven dat de Belgische fiscale administratie behoort tot de groep fiscale administraties die weliswaar experimenteert met AI, maar daar behoedzaam mee omgaat en zichzelf beperkingen oplegt. Maar wat de burger gelooft of niet gelooft, is op zich niet belangrijk. Transparantie over het gebruik van AI ten aanzien van belastingplichtigen wordt nu eenmaal niet overtuigend bereikt door verklaringen op congressen of berichten op LinkedIn. Dat moet gebeuren door een wet, aangenomen door het parlement. Het is nu eenmaal een absoluut basisbeginsel van een rechtstaat die de grondrechten respecteert, dat wanneer de overheid zich mengt in het privéleven van de burgers, zij daarvoor vooraf een duidelijke toestemming heeft gekregen van de wetgever. Zo wordt voor iedereen duidelijk dat die inmenging gebeurt en onder welke voorwaarden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier