De regering-De Wever heeft meer details bekendgemaakt over de meerwaardebelasting van 10 procent, die bij de verkoop van financiële activa zal worden aangerekend. “De regering legt hiermee alle belastingvrije oases in beleggersland volledig droog”, zegt Anton van Zantbeek, fiscaal advocaat bij Rivus Advocaten.
Oppositielid Vincent Van Quickenborne (Open Vld) deelde op LinkedIn het wetsontwerp en de memorie van toelichting voor iedereen die graag diep in de details van de meerwaardebelasting wil duiken. Daarin staat onder meer gespecificeerd hoe de beginwaarde op 31 december 2025 zal worden bepaald.
Voor genoteerde effecten is dat de slotkoers, voor verzekeringscontracten de inventariswaarde of de som van de gestorte premies. Voor niet-genoteerde effecten zijn er verschillende mogelijkheden. De waarde die gehanteerd is bij een kapitaalverhoging of een overdracht van aandelen tussen twee onafhankelijke partijen het afgelopen jaar mag worden gebruikt. In de ontwerptekst schuift de regering de waarderingsformule van het eigen vermogen plus vier keer de bedrijfskasstroom (ebitda) naar voren, maar het bedrijf mag ook een eigen waarderingsformule gebruiken, zoals die in een bestaand aandelenoptieplan zit, of de waarde laten vaststellen door een bedrijfsrevisor voor 31 december 2026.
“De meerwaardebelasting is een gamechanger voor beleggers, waarvan we de omgang nog niet volledig kunnen inschatten. Beleggers zullen ook meerwaardebelasting moeten betalen op de premies van opties of valutawinsten, bijvoorbeeld. Het gaat niet enkel om cryptowinsten of de meerwaarde op aandelen”, waarschuwt Anton van Zantbeek.
De advocaat is ervan overtuigd dat de belasting veel geld zal opbrengen. “De belastbare basis is vele malen groter dan de belastbare basis van de roerende voorheffing op dividenden en rente. Voorlopig ligt het tarief van de meerwaardebelasting lager dan het tarief van de roerende voorheffing: op 10 procent.”
“Vermoedelijk zal de regering die twee tarieven op termijn naar elkaar laten toegroeien”, meent Van Zantbeek. “Mogelijk zal ze de roerende voorheffing een beetje laten zakken van 30 naar 25 procent, bijvoorbeeld, om de pil te vergulden en het politiek te verkopen. De politici zullen dan zeggen: het is toch niet eerlijk dat je meer betaalt op de ene vorm van inkomsten dan op de andere.”
Belgische beleggers zijn hypergevoelig aan bijkomende belastingen. De regering-Michel I mocht dat aan den lijve ondervinden met de speculatietaks, die na een jaar weer werd afgevoerd. Beleggers handelden minder om de speculatietaks te vermijden, waardoor de overheid bovendien de inkomsten zag dalen uit de taks op beursverrichtingen (TOB), die al veel langer bestond. Ook deze zogezegde solidariteitsbijdrage zou weleens onbedoelde gevolgen kunnen veroorzaken. Voor alle duidelijkheid: op 31 december 2025 wordt de teller op nul gezet. Enkel de waardestijging vanaf 1 januari 2026 zal worden belast.
1. De financiële kloof tussen mannen en vrouwen vergroot
Als beleggers hun gedrag aanpassen, dan zullen er pas vanaf 2026 geldstromen op gang komen. Er zijn ook mensen die overwegen om te starten met beleggen, maar door de onzekerheid over de meerwaardebelasting nog niet begonnen zijn.
Vorige week bracht ING-econoom Charlotte de Montpellier een studie uit, waarin ze op zoek ging naar de redenen waarom vrouwen minder beleggen dan mannen. “Vrouwen hebben meer schrik voor de complexiteit van beleggingen (77%) dan mannen (70%) en ze hebben het gevoel dat ze de financiële mechanismen onvoldoende begrijpen (75% tegenover 59% van de mannen).”
De meerwaardebelasting voegt nog een extra laag complexiteit toe aan het complexe kluwen van de spaar- en beleggingsfiscaliteit in België. Iedere keer dat een nieuwe regering een nieuwe belasting voor beleggers invoert, sturen de regeringsleden boodschappen de wereld in alsof beleggen voor de rijken of de speculanten is. Zulke boodschappen schrikken potentiële, nieuwe beleggers af.
Met de opkomst van goedkoop periodiek beleggen in beursgenoteerde indexfondsen (ETF’s) is er een heel eenvoudige en laagdrempelige manier om te beginnen beleggen. Die eenvoud wordt wel enigszins verpest, omdat er in België maar liefst zes verschillende belastingtarieven van toepassing kunnen zijn bij de aan- of verkoop, naargelang de plaats waar de ETF geregistreerd is en of het om een kapitaliserende of distribuerende ETF gaat.
Daar komt nu een meerwaardebelasting bovenop, die geen rekening houdt met het deel van de meerwaarde dat door de kosten of de taksen is opgevreten maar wel met eventuele minwaarden. Bij de Belgische banken en brokers zal bij elke verkoop standaard 10 procent belasting van de meerwaarde worden afgehouden. De belegger kan zelf een soort boekhouding bijhouden voor het inkomstenjaar, met plusjes en minnetjes, want de minwaarden zouden van de meerwaarden mogen worden afgetrokken.
De belegger zal ook aan de bank kunnen vragen om de belastingen niet af te houden. Wellicht zal de bank de klant en de fiscus dan een overzicht bezorgen om de aangifte in te vullen. Wie klant is bij een buitenlandse bank of broker zal er doorgaans niet voor kunnen kiezen een bevrijdende belasting in te houden. Die beleggers moeten de meerwaarden aangeven, net zoals ze nu al vaak de roerende voorheffing op dividenden en de taks op beursverrichtingen zelf afhandelen.
2. De vlucht naar het buitenland
Buitenlandse brokers zijn vaak iets goedkoper dan Belgische brokers. Sinds de prijzenslag bij de Belgische onlinebrokers kunnen beleggers in eigen land voor luttele euro’s handelen in ETF’s bij Saxo en bij Bolero. Bij MeDirect is het tarief het laagste: 0,15 procent, zonder minimum. Tussen 1 juli en 31 augustus betalen beleggers bij de internetbank helemaal geen commissie op de aan- en verkoop van ETF’s.
Als de belastingen verhogen en als de timing van een aan- of verkoop belangrijk is om een belasting te vermijden, dan willen beleggers allicht nog meer dan vroeger zo goedkoop mogelijk handelen. Door naar het buitenland te trekken, betaalt u niet te veel aan belastingen. U betaalt de meerwaardebelasting en de roerende voorheffing bovendien met bijna twee jaar vertraging, wanneer het aanslagbiljet voor het inkomstenjaar in de bus valt. Het voordeel zoals het in de teksten van de regering staat, is dat beleggers geen ‘prefinanciering’ doen of, anders gezegd, beleggers geven geen renteloze lening aan de overheid. Ook bij een Belgische bank kun je prefinanciering vermijden, maar enkel als je uitdrukkelijk voor het opt-outsysteem kiest.
Van Zantbeek is het er niet mee eens dat het voor beleggers almaar beter vertoeven wordt in het buitenland. “De Belgische banken zullen alles netjes regelen voor hun klanten. Ik ga iedereen ook aanraden de banken de bevrijdende voorheffing te laten inhouden. Wil je de belastingvrijstelling van 10.000 euro aan meerwaarde claimen, dan moet je als belegger met de billen bloot. Je bespaart er amper 1.000 euro aan belastingen mee, maar de fiscus krijgt wel zicht op alles wat je hebt. Zo’n aangifte is als een vlag neerplanten en om een controle van de fiscus vragen. Als je een boekhouder inhuurt om je belastingaangifte in te vullen, ben je misschien wel meer geld kwijt aan kosten dan wat je bespaart aan belastingen door de aangifte.”
3. Weg van de beurs, richting private equity
De beurs is nog altijd de meest democratische en toegankelijke manier om te beleggen, met de laagste kosten en de laagste instapdrempel en met de beste bescherming voor beleggers. Alleen is er weer een extra belasting ingevoerd, terwijl er al veel belastingen op de rug van beursgenoteerde aandelen gestapeld zijn. Als surrogaat voor een meerwaardebelasting zijn door de jaren heen de taksen op beursverrichtingen op aandelen opgetrokken tot 0,35 procent bij de aan- en verkoop. Er is ook een taks op effectenrekeningen ingevoerd. Voor genoteerde obligaties geldt hetzelfde.
Voor beleggingen in private equity is de meerwaardebelasting van 10 procent de eerste laag belastingen. Of mensen nu beleggen in beursgenoteerde of niet-beursgenoteerde bedrijven: doorgaans creëren die bedrijven werkgelegenheid en niet enkel een meerwaarde voor de aandeelhouders, maar ook een maatschappelijke meerwaarde.
“De beurs wordt al jarenlang onterecht gedemoniseerd”, vindt ook Van Zantbeek. “Neem nu holdings als Ackermans of Sofina, die op hun beurt in andere bedrijven investeren. Beleggers zijn toch niet aan het speculeren als ze hun geld in zulke holdings stoppen? Aandelen zijn de motor van de economie en de welvaart. Beleggen op de beurs is de meest democratische manier om welvaart te vergroten. Met sparen alleen worden mensen alleen maar armer. Toch promoten de opeenvolgende regeringen het sparen. De intresten op spaarboekjes worden door de bank automatisch vrijgesteld tot een plafond van 1.050 euro per persoon voor het inkomstenjaar 2025. Als mensen met verschillende spaarboekjes boven dat intrestplafond zitten, dan moeten ze het surplus zelf aangeven op de aangifte in de personenbelasting. Ze betalen daarop 15 procent roerende voorheffing: slechts de helft van het normale tarief. Bij de meerwaarde op aandelen moet de vrijstelling in de aangifte geclaimd worden. Waarom is dat bij spaarboekjes niet het geval? Zijn spaarders te vertrouwen, maar beleggers niet?”
4. Weg van de beurs, richting cryptomunten
Voor beleggingen in cryptomunten, zoals de bitcoin of ether, is de meerwaardebelasting van 10 procent eveneens de eerste laag belastingen. “Al probeert de fiscus bij cryptomunten de inkomsten al veel sneller te herkwalificeren naar speculatie of beroepsinkomsten, waarop respectievelijk 33 procent belastingen of de progressieve belastingschijven van de inkomstenbelasting verschuldigd zijn”, zegt Van Zantbeek. In België worden er zo goed als geen banen gecreëerd door beleggingen in cryptomunten. Er zijn wat fiscaal advocaten die bezitters van cryptomunten adviseren. Er zijn wat bedrijven die experimenteren met de blockchain. Maar de meerwaarde die cryptomunten realiseren voor ons land zijn onduidelijk. Hetzelfde geldt trouwens voor goud.
5. Het einde van actief beheerde beleggingsfondsen
Er stroomt almaar meer geld richting zogenoemde passief beheerde indexfondsen (ETF’s) en almaar minder richting actief beheerde beleggingsfondsen. De beleggers zijn zich bewust van de hogere kosten van bancaire of klassieke fondsen, die niet altijd terugverdiend worden met betere rendementen. De meerwaardebelasting komt er zowel voor ETF’s als voor bancaire fondsen, maar beleggers zullen allicht nog meer op de kosten en de rendementen letten.
Zeker voor de gemengde fondsen en de obligatiefondsen is het mogelijk de belasting te veel. Met de invoering van de Reynderstaks in 2006 en de daaropvolgende uitbreidingen en verhogingen van de tarieven zijn beleggers al genoeg geplaagd. Van Zantbeek is niet de mening toegedaan dat een extra belasting de doodsteek voor die fondsen moet betekenen. “De vermogensbeheerders hebben al die belastingen op het rentedragende luik in het verleden berekend voor beleggers. Ze gaan nu hetzelfde doen voor de meerwaarde op het aandelenluik. Beleggers gaan daar niet veel van merken. Het rendement wordt alleen nog iets meer afgeroomd.”
Misschien komen de banken of de vermogensbeheerders wel met innovatieve en fiscaal optimale producten op de proppen, zoals ze dat deden na het zomerakkoord van de regering-Michel in 2017. De DBI-fondsen zijn er bijvoorbeeld enkel voor vennootschappen, die dus vennootschapsbelasting betalen. Maar mogelijk toveren de banken nu een nieuw type fonds voor particulieren uit hun hoed. Dat kan ook voor verzekeringsproducten. “Let op. Bij de vennootschappen worden de meerwaarden belast zonder dat ze de minwaarden mochten in rekening brengen. Die assymmetrie hebben de DBI-fondsen willen matigen. DBI staat voor definitief belaste inkomsten, die je dus niet nog een keer moet belasten. Het fiscaal optimale fonds voor particulieren bestaat nu eigenlijk al. Het is een kapitalisatiefonds, waarvan je de deelbewijzen in schijven verkoopt, waardoor niet meer dan 10.000 euro meerwaarde in een keer wordt gerealiseerd.”
Van Zantbeek wijst erop dat bij de meerwaardebelasting voor particulieren wel minwaarden mogen worden verrekend onder bepaalde voorwaarden. Het moet gaan om dezelfde belastingplichtige, in hetzelfde belastbare tijdperk en meer- en minderwaarden in dezelfde categorie.
6. Meer transacties om belastingen te vermijden
Studies leren dat te veel handelen een van de belangrijkste beleggersfouten is, en dat kost rendement. Voor de overheid is dat een goede zaak, want meer handel in beursgenoteerde effecten betekent meer inkomsten via de taks op beursverrichtingen. Voor de brokers is het ook een goede zaak, want zij innen op elke transactie een makelaarsloon.
Van Zantbeek waarschuwt beleggers: “Je moet enkel verkopen om je vrijstelling van een bepaald jaar te claimen. Aandelen verkopen en terugkopen kost twee keer geld. Je betaalt een belasting en een makelaarsloon op elke transactie. Er kan ook een verschil zitten tussen de verkoop- en de aankoopprijs, de zogenoemde spread, waardoor je misschien meer moet betalen om dezelfde aandelen terug te kopen. Dat is een financieel risico.”
7. Het huwelijk met gemeenschap van goederen wordt gepromoot
De vrijstelling van 10.000 euro kan stijgen tot 15.000 euro, met 1.000 euro per jaar als je vijf jaar op rij geen enkele meerwaarde realiseert. Voor koppels die gehuwd zijn met gemeenschap van goederen kan de vrijstelling op die manier tot 30.000 euro stijgen en partners kunnen elkaars mandjes vullen.
Bij de vrijstelling van roerende voorheffing voor 833 euro aan dividenden, die belastingplichtigen via de aangifte kunnen claimen, geldt dezelfde logica. Een partner met veel dividendaandelen kan ook het mandje van zijn partner vullen.
“Er zijn nog veel andere redenen waarom een huwelijk volgens het wettelijke stelsel voor de meeste mensen de beste bescherming biedt“, stelt Van Zantbeek.
Beluister hieronder de podcast ‘7 onbedoelde neveneffecten van de meerwaardebelasting’
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."