Belangrijke beurssignalen staan op rood
De aandelenmarkten stapelen de records op. Maar het is opletten geblazen voor de belegger, want belangrijke indicatoren wijzen op het gevaar van een forse correctie.
Hoedt u als iemand “deze keer is het anders” antwoordt als u vragen stelt bij de toch wel hoge koersen van aandelen. Meestal volgt daarop een betoog dat de beloofde omzetgroei bij bedrijf X er deze keer echt zal komen, of dat de torenhoge bedrijfswinst van onderneming Y nog zal stijgen.
Een nuchtere belegger kan maar beter verder kijken dan dit soort praatjes. Naar de belangrijkste marktindicatoren bijvoorbeeld, zoals de Shiller koers-winstverhouding en de margeschulden. Andere indicatoren zijn het aantal beursintroducties van verlieslatende bedrijven, het aantal overnames uitsluitend gefinancierd met aandelen en een graadmeter die de legendarische Amerikaanse belegger Warren Buffett gebruikt om te bepalen of aandelen te duur zijn. En wat blijkt? Alle vijf lichten ze oranje of rood op. De nuchtere belegger weet dan genoeg: de financiële markten zijn rijp voor een forse correctie.
Maar is dat ook een signaal om alle aandelen maar meteen te verkopen? Dat is een heel ander verhaal. Vaak bieden de indicatoren geen eenduidig signaal, of hebben ze het verkeerd en stijgt de markt toch nog. Ook de rol van de centrale banken – extra stimulus of niet? – vertroebelt de signalen regelmatig.
Deze marktindicatoren kunnen de beleggers vooral helpen in de bepaling van hun verwachtingen. Wanneer de markten zeer duur gewaardeerd zijn, is het moeilijk tot onmogelijk om de gemiddelde rendementen van het verleden te behalen.
De koers-winstverhouding volgens Shiller
De koers-winstverhouding (k/w) is een van de vaakst gebruikte graadmeters om te bepalen of aandelen al dan niet duur zijn. De k/w geeft aan hoeveel keer een belegger de nettowinst moet betalen per aandeel. Is de k/w _ de koers van het aandeel gedeeld door de nettowinst per aandeel _ lager dan 10, dan wordt het aandeel als goedkoop beschouwd. Een k/w van meer dan 20 betekent dat het aandeel duur is, tenzij de nettowinst snel aan het groeien is.
Het probleem met een eenvoudige k/w, bijvoorbeeld gebaseerd op de nettowinst van de voorbije twaalf maanden maanden, is dat die nettowinst sterk kan schommelen (en dus ook de k/w). Nobelprijswinnaar Robert Shiller, professor aan de Yale University, ontwikkelde daarom zijn ‘Shiller k/w’, die gebaseerd is op de gemiddelde nettowinst van de voorbije tien jaar. Zo worden kortetermijnschommelingen uit de winstcijfers gefilterd.
Op basis van historische koersdata blijkt dat deze k/w een indicatie geeft van de te verwachten rendementen van aandelen in de volgende tien jaar. Hoe hoger de Shiller k/w, hoe lager de rendementen zullen zijn. Vandaag schommelt de Shiller k/w van de S&P 500 – de vijfhonderd grootste Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen – rond 25. Dit is 50 procent boven het historisch gemiddelde van 16,5. Bovendien staan de winstmarges van de Amerikaanse ondernemingen op een recordniveau. Clifford Asness van AQR Capital Management berekende dat op basis van de huidige Shiller k/w het gemiddeld reëel te verwachten jaarlijks rendement voor aandelen in de komende tien jaar amper 0,9 procent bedraagt. Het worstcasescenario is geeft -4,4 procent, het bestcasescenario 8,3 procent.
Volgens Asness is de Shiller k/w niet geschikt om te bepalen wat de beste momenten zijn om aandelen te kopen of te verkopen, maar wel om beleggers realistische verwachtingen te geven over aandelen. Wie vandaag een jaarlijks rendement voor aandelen van 8 procent verwacht, hoopt eigenlijk het bestcasescenario. Wellicht is het in deze omstandigheden slimmer om meer geld opzij te zetten, om toch hetzelfde einddoel te halen. Ook de critici van de Shiller k/w, zoals Jeremy Siegel van de Wharton School of Economics, geven toe dat het een goede indicator is van het te verwachten rendement van aandelen in de komende tien jaar.
De margeschulden
Beleggers kunnen aandelen op marge kopen, wat betekent dat ze een deel van het aankoopbedrag lenen van een beurshandelaar. Hoe groter de appetijt van beleggers voor aandelen, hoe hoger de marges oplopen. Het nadeel van kopen op marge is dat een scherpe daling in de aandelenkoersen kan leiden tot ‘margin calls’. De beurshandelaar dwingt de belegger dan meer geld te storten als waarborg, of hij krijgt het recht om de aandelen automatisch te verkopen. Dat kan een verkoopgolf veroorzaken, met nog sterker dalende aandelenkoersen als gevolg. Als de margeschulden hoog zijn, worden de aandelenmarkten dus kwetsbaarder voor een koerscorrectie.
Analisten van Deutsche Bank berekenden onlangs dat de kans op een forse koerscorrectie stijgt zodra de margeschulden meer dan 2,25 procent van de totale marktkapitalisatie uitmaken. De crashes van 1987, 2000 en 2008 werden voorafgegaan door hoge margeschulden.
Vandaag bedragen de margeschulden op de beurs van New York 2,7 procent van de beurskapitalisatie, ver boven het alarmpeil. In een jaar tijd zijn de margeschulden met 27 procent gestegen tot een recordniveau van meer dan 465 miljard dollar.
Niet iedereen gelooft dat de margeschulden een signaal geven. De grote margeschulden zijn een gevolg van de records op de aandelenmarkten. De margeschulden stijgen mee met de marktkapitalisatie, maar relatief gezien schommelen de margeschulden al sinds 2007 rond 2,5 procent van de totale marktkapitalisatie (zie grafiek). De extreem lage rente van de Amerikaanse centrale bank maakt lenen op marge bovendien zeer goedkoop. Ook de snelle opkomst van de hedgefondsen, die met veel geleend geld op aandelen speculeren, zit mee achter de stijging van de margeschulden. Bovendien zijn de margeschulden geen voorlopende indicator: ze dalen synchroon met de beurskapitalisatie.
Net als de Shiller k/w lijken de margeschulden geen goede basis om te bepalen of u aandelen moet kopen of verkopen, maar ze wijzen allebei op het feit dat de Amerikaanse beurzen duur gewaardeerd zijn en kwetsbaar zijn voor een verkoopgolf.
Lees het volledige dossier ‘Beurzen worden duur’ in Trends van deze week.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier