Onrust over aanvullend pensioen: ‘Vroeg of laat zal er discussie komen over wat de overheid moet subsidiëren’
De regering-De Croo blaast koud en warm over het aanvullend pensioen. Dreigen er meer belastingen voor het spaarpotje dat de werknemers veelal via hun werkgever opbouwen?
In het regeerakkoord stond dat de sociale partners moesten bekijken “hoe elke werknemer zo snel mogelijk gedekt kan worden door een aanvullend pensioenplan dat een bijdrage van minstens 3 procent van het brutoloon omvat”. Bijna 4 miljoen of drie kwart van de werknemers en zelfstandigen heeft al iets opzijstaan in een pensioenfonds of een groepsverzekering. Die reserves zijn een aanvulling op het wettelijk pensioen én een poging om de kloof tussen het laatste loon en het wettelijk pensioen te dichten.
Ook is in het regeerakkoord afgesproken de doeltreffendheid van het beleid tegen het licht te houden. De overheid stimuleert de opbouw van een aanvullend pensioen, de zogenoemde tweede pijler, met kortingen op belastingen en sociale bijdragen.
Ter illustratie: met een budget van 100 euro kan een werkgever zijn werknemer na aftrek van belastingen en sociale bijdragen 35,95 euro nettoloon of -bonus geven. Met eenzelfde budget kan de werkgever 85,66 euro in een pensioenplan storten. De werknemer betaalt aan het einde van de rit wel nog belasting van iets meer dan 10 procent en een solidariteitsbijdrage van 2 procent op zijn pensioenkapitaal.
Excessen aanpakken
Minister van Pensioenen Karine Lalieux (PS) stelt in september haar pensioenhervorming voor. We vroegen haar kabinet of we ook veranderingen in de tweede pijler mogen verwachten. “De pensioenhervorming behelst een brede waaier aan pensioenmaatregelen”, zegt woordvoerder Jurgen Masure. Hij voegt er nog het obligate statement uit het regeerakkoord aan toe. “Voor ons is het van belang dat de tweede pensioenpijler veralgemeend en dus toegankelijker wordt.”
Eerder dit jaar liet de minister optekenen dat ze “de excessen” wil aanpakken om die tweede pijler toegankelijk te maken voor iedereen.
Philip Neyt, de voorzitter van PensioPlus, vindt het vooral belangrijk het kind niet met het badwater weg te gooien. “Als er excessen zijn, pak die dan aan. Er is in het verleden al een bijzondere socialezekerheidsbijdrage ingevoerd, de Wijninckx-taks, voor de hoogste aanvullende pensioenen. De overheid heeft met de databank aanvullend pensioen alle tools in handen om een gericht beleid te voeren.”
Hij vreest echter dat extra belastingen of hervormingen het vertrouwen in de tweede pijler onderuithalen, waardoor ook de democratisering op losse schroeven staat. Philip Neyt: “Hoe je het draait of keert: je hebt een tweede pijler nodig. Kijk naar de vervangingsratio, de verhouding tussen het wettelijk pensioen en het laatste loon, of de factuur voor een kamer in een woon-zorgcentrum. Het wettelijk pensioen volstaat niet. We moeten zowel het wettelijk als het aanvullend pensioen versterken.”
Er zijn wel grote verschillen tussen de spaarpotjes, die veelal met bijdragen van de werkgever gespekt worden. Het Rekenhof kwam in november tot de vaststelling dat 1 procent van de gepensioneerden die in 2017 een aanvullend pensioen ontvingen, maar liefst 20 procent van de totale kapitalen heeft gekregen, terwijl 70 procent van de gepensioneerden tevreden moest zijn met slechts 10 procent van de betaalde aanvullende pensioenen. Die ongelijke spreiding is de socialisten in de regering een doorn in het oog. Ze staan daarmee lijnrecht tegenover de liberalen.
“Het is een ideologisch vraagstuk”, meent professor Yves Stevens van de KU Leuven. “Vanaf wanneer spreken we over vermogensopbouw? Tot welk niveau moet de overheid de opbouw van een aanvullend pensioen ondersteunen en vanaf wanneer moeten er belastingen worden geheven? Ik denk dat daarover nog geen consensus is in de regering.”
“Er is ongerustheid, omdat vrij vlug na elkaar verschillende studies zijn verschenen die de begrotingsstromen van het aanvullend pensioen ter discussie stellen. We zien het begrotingstekort oplopen. Vroeg of laat zal er discussie komen over wat de overheid moet subsidiëren. Behalve stortingen voor het extralegaal pensioen zijn er eco- en consumptiecheques en bedrijfswagens. In plaats van loon worden allerlei efemere vergoedingen gebruikt, die bijna allemaal een fiscaal en parafiscaal voordelig regime genieten. Er moeten keuzes worden gemaakt.”
Onder hoogspanning
Het Planbureau berekende op verzoek van minister Lalieux hoeveel inkomsten de overheid derft door het gunstige parafiscale en fiscale regime van de aanvullende pensioenen. Gesteld dat de overheid in 2018 de stortingen had belast als loon, dan had dat volgens het Planbureau 3,5 miljard euro in het laatje gebracht: 2 miljard euro bij de werknemers en 1,5 miljard bij de zelfstandigen. Bij die theoretische oefening wordt uitgegaan van ongewijzigd gedrag.
Alleen zullen de sociale partners in een bedrijf of een sector niet gauw een pensioenplan opstarten – of het zelfs in stand houden – als er geen enkele stimulans van de overheid meer is. Want een aanvullend pensioen is uitgestelde consumptie en loon, met een belofte van minimaal koopkrachtverlies. Het door de werkgevers gegarandeerde rendement bedraagt nu 1,75 procent. Ten tijde van de publicatie van de Wet betreffende de Aanvullende Pensioenen (WAP) in 2003 was dat nog 3,25 procent op de werkgeversbijdragen.
Het is fair dat de overheid controleert of niet te veel van de overheidssteun in het systeem blijft plakken. Stel dat de verzekeraars en de pensioenfondsen hoge kosten zouden aanrekenen en lage rendementen zouden realiseren, dan is het systeem niet efficiënt en zijn er mogelijk betere manieren om gepensioneerden te beschermen. Die kosten zijn voor zover bekend nog niet in kaart gebracht. En er is ook nog geen echte kosten-batenanalyse gebeurd.
Het grootste voordeel van het aanvullend pensioen is dat het al opzij wordt gezet voor het toekomstige pensioen van de werkende mensen. Het wettelijk pensioen is een repartitiesysteem waarbij de werkenden van nu de pensioenen van de huidige gepensioneerden betalen. Dat systeem staat door de vergrijzing onder hoogspanning.
Minister Lalieux zei eerder dat het onaanvaardbaar is dat de overheid miljarden stopt in een systeem dat niet herverdelend werkt. Professor Yves Stevens wijst erop dat de herverdeling al tijdens de loopbaan gebeurt: boven een bepaald inkomensplafond bouwen werknemers en zelfstandigen geen pensioenrechten meer op. Daardoor is het verschil tussen het laatste loon en het pensioen bij de betere verdieners ook zo groot.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier