Het vrij aanvullend pensioen voor werknemers gaat van start: moet u er gebruik van maken?
Voortaan kan iedereen een stukje loon inruilen voor een aanvullend pensioen. De pessimisten vragen zich af wie op het vrij aanvullend pensioen voor werknemers zit te wachten. De optimisten zien er het nieuwe pensioensparen in.
Dit artikel verscheen in maart 2019 en werd geactualiseerd.
Sinds dit jaar heeft elke werknemer recht op een aanvullend pensioen. Het initiatief voor de opbouw van een aanvullend pensioen lag tot nu toe altijd bij de werkgever. Met het vrij aanvullend pensioen voor werknemers (VAPW) komt daar verandering in. Alle werknemers die tot nu toe geen of nauwelijks aanvullend pensioen opbouwden via de werkgever kunnen nu zelf beslissen een stukje van hun loon in te ruilen voor de belofte van een aanvullend pensioen later.
De werknemer moet een contract afsluiten bij een verzekeraar of een pensioeninstelling voor de opbouw van een aanvullend pensioen. Vervolgens moet de werknemer zijn werkgever vragen een deel van zijn nettoloon te storten in een VAPW-contract. Hij moet daarvoor een VAPW-attest afgeven. De bijdragen voor het VAPW-contract mogen maximaal 3 procent van het referteloon bedragen of maximaal 1600 euro als 3 procent van het referteloon lager is dan 1600 euro.
Het referteloon is het brutoloon dat onderworpen is aan socialezekerheidsbijdragen. Het gaat niet om het loon van vorig jaar, maar om het loon twee jaar voorafgaand aan de stortingen voor het VAPW. Wie al een aanvullend pensioen opbouwt via de werkgever, moet die bijdragen aftrekken van het maximum voor het VAPW-contract. Al wie via de werkgever al 3 procent van zijn loon opspaart als aanvullend pensioen, of meer dan 1600 euro, is uitgesloten voor een VAPW-contract.
Volgens Assuralia, de sectorfederatie van verzekeraars, is de gemiddelde bijdragevoet voor de financiering van een aanvullend pensioenplan ongeveer 3 procent van de loonmassa. “Dat is nog altijd te weinig om de levensstandaard op peil te houden of een deftig rusthuis te financieren. 7 procent van de loonmassa zou het streefdoel moeten zijn”, staat in het memorandum voor de verkiezingen van Assuralia. Voor Assuralia gaat het aanvullend pensioen voor werknemers niet ver genoeg. “Werknemers moeten bijkomende mogelijkheden krijgen om de bijdrage op te trekken.”
AXA Belgium was de eerste in België om een VAPW-verzekering aan te bieden. Karel Coudré van AXA Belgium hoopt dat het vrij aanvullend pensioen voor werknemers even succesvol wordt als het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ). “Een op de twee zelfstandigen heeft een VAPZ-contract afgesloten met een verzekeraar, waarvan de premies volledig aftrekbaar zijn in de personenbelasting.” Coudré gelooft erin dat ook dit nieuwe pensioenvehikel voor werknemers succes zal kennen.
Pensioensparen scoort beter
Jan de Wit, partner van de onafhankelijke verzekeringsmakelaar Life Plan, vraagt zich af of er veel vraag naar het VAPW zal zijn. De Wit: “Het is een goedbedoeld, maar complex product voor de klant. De werknemer moet via mypension.be zelf uitpluizen of hij de afgelopen twee jaar al niet te veel aanvullend pensioen heeft opgebouwd, enzovoort. Vooral contractuele ambtenaren of werknemers met een laag loon bouwen nog geen aanvullend pensioen op. De eerste categorie heeft vaak een hoger pensioen dan anderen. Zien zij het nut van een aanvullend pensioen in? Van de tweede categorie vraag ik mij af of ze nog voldoende ruimte hebben om te storten voor een aanvullend pensioen, nadat ze de bestaande mogelijkheden voor pensioensparen hebben uitgeput.”
Volgens de Pension Survey die AON in 2018 uitvoerde, heeft ongeveer 30 procent van de Belgische werknemers geen toegang tot de tweede pijler van het pensioen. “Circa 20 procent van de bedrijven met een aanvullendpensioenplan biedt een lagere bijdrage dan 3 procent van het loon voor de bedienden en 60 procent biedt een lagere bijdrage dan 3 procent voor hun arbeiders”, weet Colette de Dessus les Moustier van AON. “Er is dus een markt voor het VAPW, maar laten we niet vergeten dat zowel het pensioensparen als het langetermijnsparen beter scoren in fiscale efficiëntie.” Coudré wijst erop dat bij veel mensen de korf voor het langetermijnsparen al is gevuld met de aflossingen van hun lening.
Ter herinnering, de eerste pijler is het wettelijke rustpensioen. De tweede pijler is het collectieve sparen via de werkgever. De werkgever kan voor de organisatie van dat aanvullend pensioen een beroep doen op een verzekeraar door een groepsverzekering af te sluiten voor zijn werknemers of op een pensioeninstelling die het pensioenplan op bedrijfsniveau of op sectorniveau organiseert. De derde pijler is het individuele sparen voor het pensioen. Het individu kan storten in een pensioenspaarfonds of een pensioenspaarverzekering. Voor wie geen woonkrediet heeft lopen, bestaat daarnaast het langetermijnsparen met een verzekering dat een gelijkaardig fiscaal voordeel oplevert als pensioensparen.
Geen garanties
Karel Coudré schat dat 1,8 miljoen loontrekkenden niet of nauwelijks een aanvullend pensioen opbouwen. “In 40 procent van de kmo’s is geen pensioenplan. Er zijn nog heel wat contractuele werknemers in overheidsdiensten die geen aanvullend pensioen opbouwen. En ook bij arbeiders is het aanvullend pensioen tot nog toe niet goed van de grond gekomen.” Coudré wijst erop dat er de jongste tien jaar weinig animo was bij de werkgevers en de werknemers om extra geld in de tweede pijler te stoppen.
Coudré: “Het aanvullend pensioen is min of meer gestagneerd. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste is het budget voor extra’s door de loonmatiging beperkt. Ten tweede is de wettelijke minimale rendementsgarantie, waarvoor de werkgevers garant moeten staan, een risico geworden door de lage rente.” Werknemers die een aanvullend pensioen opbouwen via de werkgever krijgen de garantie dat elke storting gemiddeld 1,75 procent jaarlijks rendement oplevert. Niet alle groepsverzekeringen bieden zo’n gegarandeerd rendement aan. De werkgevers moeten tekorten aanzuiveren.
Bij het vrij aanvullend pensioen voor werknemers is de rol van de werkgever beperkt tot het inhouden en het doorstorten van een stukje loon naar een verzekeraar of een pensioeninstelling. De werkgever moet geen rendement garanderen en draagt ook geen enkele andere verantwoordelijkheid. De partners denken dat het VAPW ervoor kan zorgen dat het aanvullend pensioen opnieuw meer schwung krijgt.
“Als de werknemers kiezen voor verschillende verzekeraars, kan het VAPW een administratieve last worden voor een klein bedrijf. Dan is het soms eenvoudiger voor het bedrijf voor alle werknemers tegelijk een groepsverzekering ten belope van 3 procent van het loon af te sluiten”, denkt de Wit. “Die ontwikkeling zal sommige werkgevers ertoe aanzetten het niveau van de bijdragen van hun pensioenplannen te herbekijken, zodat ze het plafond van 3 procent bereiken”, verwacht De Dessus les Moustier.
Meer of minder risico
Bij een groepsverzekering ligt het risico van de beleggingsstrategie bij de onderneming. Bij een vrij aanvullend pensioen voor werknemers ligt het risico volledig bij het individu. De werknemer kan ervoor kiezen een beetje risico te nemen, met een tak23-levensverzekering of door aan te sluiten bij een pensioenfonds, of geen enkel risico te nemen met een tak21-levensverzekering. Bij een tak23-levensverzekering hangt het rendement af van de onderliggende beleggingen, net zoals bij een pensioenfonds. Bij een tak21-levensverzekering garandeert de verzekeraar een bepaald rendement op de stortingen voor een jaar, acht jaar of de volledige looptijd.
Karel Coudré: “Wij bieden een mix van tak21 en tak23 aan, waarmee de klanten kunnen inspelen op de levenscyclus. Het beleggingsrisico zal automatisch worden afgebouwd naarmate de werknemer de pensioenleeftijd nadert. We willen het lage rendement van vandaag ook zeker niet vastleggen voor de volledige looptijd. Dat gebeurt bij de klassieke groepsverzekeringen wel. Stortingen die vandaag gebeuren, brengen tot de vervaldag 0,75 procent of minder gemiddeld jaarlijks rendement op. Wij garanderen een rente van 1 procent voor een jaar en proberen de klanten zo veel mogelijk mee te laten genieten van een toekomstige stijging van de rente.”
Het vrij aanvullend pensioen voor werknemers was het laatste ontbrekende puzzelstukje. Daardoor kan nu elke loontrekkende, net zoals elke zelfstandige, een stukje van zijn loon opgeven om een aanvullend pensioen op te bouwen. Het VAPW was het laatste echte wapenfeit van de minister van Pensioenen, Daniel Bacquelaine (MR), voor de verkiezingen van 26 mei. Het VAPW is het sluitstuk van de versteviging van de tweede pijler van het pensioen, die de regering-Michel bij de start in 2014 voor ogen had.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier