Erik Bruyland

Hoe onze industrie aan China verloren marktaandelen kan terugwinnen

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Europees commissaris voor Industrie Antonio Tajani werkt aan een strategie om onze industrie te vrijwaren van grondstoffenschaarste. Maar er is meer nodig: hefbomen om Europese bedrijven weer competitief te maken tegenover de Chinese slagkracht in opkomende markten.

In 1901 schreef de Franse econoom Edmond Théry een boekje dat meer dan een eeuw later brandend actueel is en zelfs perfect aansluit bij de groeiende slagkracht van Chinese bedrijven in de wereldmarkt en het beslag van Peking op grondstoffen. In ‘Le Péril jaune’ — wat vandaag een cliché is, maar begin vorige eeuw visionair — voorspelde Théry dat westerse bedrijven zich in de armen van hun Chinese concurrenten zouden storten.

Théry schreef: “Op zoek naar winstmaximalisatie zullen westerse industriëlen gretig inpikken op gunstige economische voorwaarden die China hun zal aanbieden”. Zo is het gegaan na het doorbreken van de Chinese Muur door Deng Xiaoping eind vorige eeuw. Het heeft zolang geduurd omdat de Chinese burgeroorlogen voor de Eerste Wereldoorlog en het gesloten communistische systeem die evolutie tijdelijk hebben verlamd.

Théry zag in 1901 nog meer ontwikkelingen op ons afkomen: “De schok die veroorzaakt wordt door de bruuske concurrentie van een gigantisch nieuw land zal de sociale stelsels in de grote industriële naties van Europa onder druk zetten”. In de Verenigde Staten klinkt de roep om harde maatregelen tegen het industrieel (monetair) beleid van Peking. Helemaal in lijn met de voorspelling van Théry die ook al de vraag opwierp: “Wat zal er gebeuren nadat wij ons productiesysteem overgeleverd hebben aan de Chinezen?” Zijn antwoord: “China zal zich dan tegen onze bedrijven keren.” Vandaag roepen sommigen om protectionistische tegenmaatregelen. Voor de zich langzaam herpakkende wereldeconomie zou dat desastreuze gevolgen hebben.

De vooruitziendheid van Edmond Théry contrasteert met het kortetermijndenken bij economen, beleidsmakers en bedrijfsmanagers. Zijn analyse is actueel, maar mag niet leiden tot kortzichtig China bashing. Nadat we onszelf hebben bezondigd aan corrupte praktijken, witte olifanten en overfacturaties, past het niet om Chinese bedrijven met de vinger te wijzen. Feit is wel dat zij vandaag leningen verschaffen voor infrastructuurwerken in ruil voor grondstoffen, leningen die hoofdzakelijk gefinancierd worden uit woekerwinsten omdat de Europese industrie niet meer bij machte is alternatieven aan te bieden.

Peking voert een pientere geostrategische en industriële langetermijnstrategie en negeert soms regels voor eerlijke handelspraktijken. Twee EU-commissarissen, Karel De Gucht (Handel) en Antonio Tajani (Industrie), willen daar een assertief handels- en industriebeleid tegenover plaatsen.

In een idyllische wereld zouden de spelregels van de OESO en de Wereldhandelsorganisatie alle handelsstromen in goede banen leiden, maar de realiteit is anders. De concurrentieslag is moordend. De Europese Unie moet een samenhangend, geostrategisch industriebeleid uitdokteren dat onze bedrijven weer competitief maakt. De Chinezen snoepen marktaandelen af omdat ze over financiële hefbomen beschikken en ‘all-inpakketten’ aanbieden. Dat gaat zo ver dat ze de betalingen zelf afhandelen via een netwerk van staatsbanken en overheidsbedrijven. Alles kant-en-klaar. Deze goed geoliede mechanismen, niet de lagere Chinese arbeidskosten, maken onze bedrijven kansloos.

Creatieve formules van kredietverzekering, aangevuld met financiering van offertes van bedrijven op Europees niveau, zullen allianties tussen Europese bedrijven vergemakkelijken en onze industrie in groeimarkten competitief maken tegenover de Chinese overmacht. En dat zorgt voor werkgelegenheid, bedrijfsresultaten en belastingopbrengsten in Europa.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content