Kmo’s willen vennootschapsbelasting van 20 procent

Twee derde van de kmo-ondernemers zou kiezen voor een vennootschapsbelasting tegen een verlaagd tarief van 20 procent zonder allerlei aftrekken. Ook zij die gebruikmaken van de notionele-intrestaftrek. Dat leert een Unizo-onderzoek.

Het is een van de opvallende voorstellen in het verkiezingsmemorandum van de ondernemersorganisatie Unizo: een omvorming van de vennootschapsbelasting voor kmo’s naar een duaal systeem om de belastingdruk te verlagen. Een kmo moet daarbij gedurende een aantal jaren kiezen tussen een vereenvoudigde vennootschapsbelasting aan 20 procent en afzien van een reeks aftrekmaatregelen (zoals de notionele-intrestaftrek), of het bestaande tarief van 33 procent met inbegrip van verschillende aftrekposten inclusief de notionele-intrestaftrek. Uit een enquête van Unizo blijkt dat 66,2 procent van de kmo’s gewonnen is voor het verlaagde tarief, ook ondernemers die nu gebruikmaken van de notionele-intrestaftrek. “Een verlaging van de belastingdruk en een vereenvoudiging van het stelsel zijn de redenen waarom bedrijven voor zo’n lager tarief kiezen”, weet Karel Van Eetvelt van Unizo. De werkgeversorganisatie benadrukt dat haar nieuwe vorm van winstbelasting een vrije keuze moet blijven. Van Eetvelt: “We willen gewoon een bedrijfsfiscaliteit die aangepast is aan de 21ste eeuw en op het lijf van de kmo’s is geschreven.”

Niche-aanpak

Het huidige stelsel heeft volgens Unizo te veel nadelen. Ten eerste is er in België een te hoog nominaal tarief van 33,99 procent. In Nederland (25 %), Luxemburg (29,2 %) en Duitsland (29,8 %) ligt dat een stuk lager. In Frankrijk ligt het nominale tarief met 36,1 procent dan weer een stuk hoger. In België is er nog geen consensus gevonden om dit hoge tarief van 33 procent te verlagen. Ook in de aanloop naar de verkiezingen wordt er amper over gerept. Het debat gaat vooral over een verschuiving weg van lasten op arbeid naar lasten op vermogen of kapitaalopbrengsten.

In de vennootschapsbelasting werd de voorbije jaren vooral voor een nicheaanpak gekozen: de aftrek voor risicokapitaal (notionele-intrestaftrek), de vrijstelling voor octrooi-inkomsten en andere maatregelen moeten helpen om de effectieve belastingdruk in de vennootschapsbelasting dichter bij het Europese gemiddelde te krijgen. Maar een van de kenmerken van deze nichemaatregelen is dat ze vooral op het lijf van de grote en multinationale ondernemingen geschreven zijn. Het gevolg is dat de effectieve belastingdruk voor kmo’s veel hoger ligt dan die voor grote en multinationale ondernemingen. Heel wat kortingen of steunmaatregelen zijn niet aangepast aan het leefpatroon van een kmo-ondernemer, is bij Unizo te horen. Zo is de notionele-intrestaftrek interessanter naarmate het eigen vermogen hoger is. Maar heel wat kmo-ondernemers leven van de winst van hun vennootschap, onder de vorm van dividenden die worden uitgekeerd. Daarom is de notionele-intrestaftrek niet direct interessant voor kmo’s.

Karel Van Eetvelt wijst er voorts op dat een hoge vennootschapsbelasing “geen groeibevorderende belasting is. Wij zijn er natuurlijk voor gewonnen dat in de eerste plaats de lasten op arbeid worden verlaagd. Maar er is meer nodig. En dan denken we aan het hoge nominale tarief in de vennootschapsbelasting.” Dat hoge tarief van meer dan 33 procent tast het autofinancieringsvermogen van de bedrijven aan. Daardoor zijn de bedrijven genoodzaakt een beroep te doen op vreemd vermogen. Dit maakt de bedrijven kwetsbaar en heeft ook invloed op de belastingontvangsten, want de intresten op leningen en kredieten zijn fiscaal aftrekbaar en drukken dus de belastbare winst.

Transparant en voorspelbaar

Unizo legt ook het verband tussen de vennootschapsbelasting en de hoge loonkosten. Een mix die slecht is voor de bedrijven. De hoge loonmassa waarmee bedrijven geconfronteerd worden, drukt de winstmarge. Een te hoge vennootschapsbelasting zorgt ervoor dat arbeidsintensieve sectoren een kleiner rendement op het eigen vermogen kunnen realiseren. Van Eetvelt: “Gezien de bijdrage van die arbeidsintensieve bedrijven in de financiering van de sociale zekerheid, is een lage vennootschapsbelasting een manier om die arbeidsintensieve bedrijven aan boord te houden.”

Een verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting moet transparant, eenvoudig en voorspelbaar zijn, is bij Unizo te horen. Zodat wie start als ondernemer zekerheid heeft gedurende de eerste levensjaren en in de latere jaren van groei. Van Eetvelt: “Dat betekent onder meer zekerheid over het tarief en de belastbare grondslag, gedurende minstens vijf tot tien jaar. Op die manier worden de start- en groeiplannen niet doorkruist door wijzigingen in de fiscale wetgeving.” Vandaar dat Unizo er voorstander van is om de bedrijven de keuze te laten tussen ofwel het tarief van 20 procent zonder aftrekken ofwel het tarief van 33 procent met aftrekken, maar dan wel telkens gedurende vijf opeenvolgende aanslagjaren. De vereenvoudigde vennootschapsbelasting zou wel enkel gebruikt kunnen worden door kmo’s.

De vraag is natuurlijk of die lage vennootschapsbelasting door verminderde fiscale opbrengsten geen gat dreigt te slaan in de begroting. “De vennootschapsbelasting maakt slechts 3 procent van het bbp uit, terwijl de totale ontvangsten van de overheid oplopen tot 51 procent. Een hervorming van de vennootschapsbelasting brengt de overheidsfinanciën dus zeker niet in gevaar”, verzekert Karel Van Eetvelt.

De Unizo-studiedienst berekende wat de mogelijke budgettaire compensatiemaatregelen zijn die moeten genomen worden voor de verminderde inkomsten omdat tal van bedrijven voor het lage tarief zullen kiezen. Het blijft natuurlijk nattevingerwerk. Het is niet duidelijk hoeveel kmo’s voor een vennootschapsbelasting van 20 procent zullen kiezen. Maar de impact blijkt nog mee te vallen aangezien het tarief van 20 procent ook betekent dat veel bedrijven niet langer gebruik zullen maken van allerlei steunmaatregelen en kortingen. Netto komt Unizo op een budgettaire compensatie van minimum 128 miljoen euro en maximum 381 miljoen euro. Gezien de miljardensaneringen waar de volgende regering voor staat is de impact van een lagere vennootschapsbelasting dus beperkt. Van Eetvelt: “Een duaal systeem heeft een kostprijs, maar het gaat om een investering en niet om een kostenpost. Bedrijven worden erdoor aangezet om te blijven investeren.”

“De vennootschapsbelasting maakt slechts 3 procent van het bbp uit. Een hervorming brengt de overheidsfinanciën zeker niet in gevaar” Karel Van Eetvelt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content