Jean Van Milders: “Ik was een beetje megalomaan”

© belga

Jean Van Milders stond in de schijnwerpers als oprichter van de cateringgroep Carestel en als voorzitter van voetbalclub AA Gent. Op zijn 85ste vult hij de dagen met het familiepatrimonium, kunst en wijn. Exclusief voor Trends blikt hij terug.

De stichter van de dienstenleverancier Carestel werd in de jaren negentig vooral bekend als voorzitter van voetbalclub AA Gent. Van Milders nam geen blad voor de mond, en botste regelmatig met de gevestigde waarden in het voetbalbondmilieu. Van Milders orkestreerde ook de expansie van Carestel in autowegrestaurants, luchthavencatering, hotelmanagement, het uitbaten van seniorenflats en de productie van vacuümbereide gerechten. Maar na de beursgang eind jaren negentig verslikte Carestel zich in zijn ambitieuze expansie in Scandinavië. De hoge schuldenlast, de aanslagen van 11 september 2001 en het faillissement van Sabena dreven Carestel en diens aandelenkoers het moeras in. Eind 2006 volgde de overname door Autogrill, dat Carestel meteen van de beurs haalde. Toch heeft Carestel Van Milders geen windeieren gelegd. De fiere pater familias vult zijn dagen zelfs voornamelijk met het beheer van het familiepatrimonium via de familieholding Assart.

Jean Van Milders: “Ik heb nood aan uitdagingen. Als er geen moeilijkheden zijn, zoek ik ze op, om ze op te lossen. En zo ben ik nog altijd. Terwijl ik brouwer was, werd ik geselecteerd om business administration te studeren aan de universiteit van Pittsburgh. Dat was in 1957. In België bestond dat nauwelijks. Ik was zowat de eerste Belg die zo’n Amerikaans universitair diploma kreeg. Wie sprak er toen al van budgettering, kostprijsberekening, human resources? Het heeft mijn visie op zaken volledig veranderd. Na mijn terugkeer ben ik bier beginnen te exporteren naar Frankrijk en Duitsland. Op een bepaald moment hadden we 50 cafés in Parijs. Ik was een beetje megalomaan ( lacht ). Ik heb daar in de VS ook het belang van autostrades gezien en heb daar ook de business van voeding langs die autostrades gezien. Dat heeft mij er later toe aangezet om met Carestel te beginnen. Ik heb dat volledig bestuurd, terwijl ik ook de Coca-Colabottelarij in Gent bestuurde. Door in Gent te komen, ben ik daar ook in het voetbal verzeild geraakt.”


“Het was altijd mijn droom om de tweeling, Luc en Bernadette, samen als opvolger te hebben. Dat zou magnifiek geweest zijn. Luc heeft meer de eigenschappen van mijn echtgenote, maar Bernadette had meer mijn inborst. Zij was zeer dynamisch. Maar zij is naar Sabena gegaan. Zij heeft zich achteruit gesteld voor Luc.
“Of het niet goed boterde met mijn broer? We waren twee diverse persoonlijkheden (denkt na). We hebben toch 45 jaar samengewerkt. Als je zo lang met iemand samenwerkt of leeft, komen er onvermijdelijk spanningen en woordenwisselingen. Maar we hebben nooit fundamentele ruzie gehad.”

“Ik ben 12 jaar voorzitter geweest van Creyf’s Interim (later herdoopt in Solvus, nvdr), dat van Ackermans & van Haaren was. Ik heb daar Michel Van Hemele binnengebracht als gedelegeerd bestuurder. Mijn taak gedurende twaalf jaar als voorzitter is geweest de spanning tussen Luc Bertrand (CEO van Ackermans, nvdr) en Van Hemele tegen te houden. Bertrand is op zijn minst gezegd een autoritair man, maar Van Hemele liet zich niet doen. Toen ik wegging, heb ik aan Van Hemele gevraagd of hij iemand kende die Carestel samen met Luc zou kunnen leiden. Carestel was te zwaar voor één persoon. Twee dagen later zei hij ‘ik ben kandidaat’. Dat is (aarzelt) een grote misstap van mijnentwege geweest, om mijn vertrouwen aan Van Hemele te geven. Ik zou er nog adjectieven aan kunnen bijvoegen, maar mijn beleefdheid verhindert dat.”

“Dat ik de ontmanteling van Carestel niet zelf heb kunnen doen en Van Hemele dat achter mijn rug heeft gedaan, is het enige waar ik spijt van heb. Alle mensen die voor mij gewerkt hebben, heeft hij buiten gezet. En Van Hemele heeft heel de raad van bestuur rond zich getrokken. De onafhankelijke bestuurders gaven mij de indruk dat zij niet altijd voor de vennootschap zorgden, maar hoofdzakelijk voor zichzelf. Was hij er niet geweest, hadden we de zaak voortgezet. Je sticht iets, het is een kind, en je ziet dat verder graag evolueren.”

“Ik heb als eerste de hoge schuldenlast van de voetbalclubs aangeklaagd. Je kunt je natuurlijk de vraag stellen waarom een zakenmens zoals ik, die voorzichtig is in zijn investeringen, zo vrijgevig is in iets als voetbal dat niets opbrengt. Maar voetbal is een passie. Ik was meer supporter dan voorzitter. Dat is misschien niet zo slim, maar als ik daar 9000 of 10.000 Gentenaars ‘Buffalo, Buffalo’ hoort roepen, krijg ik vochtige ogen. En wat ook een beetje speelt: voorzitter zijn van een eersteklasseclub geeft toch een beetje aanzien, denk je dan.”

Be.L.

Het volledige interview leest u in Trends van deze week

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content