Ignace Van Doorselaere: ‘Bam-bam-bam en gedaan. Geen mooie bewegingen, geen show’
Ignace Van Doorselaere beoefent een straatvechtkunst. Eenvoud en efficiëntie staan daarbij centraal. In een interview met Trends maakte hij een tijd geleden de vergelijking met de bedrijfswereld.
“Krav maga is geen sport. Het is een straatvechtkunst, afkomstig uit Israël. Je leert een beperkt aantal, simpelebasistechnieken. Eenvoud en efficiëntie staan centraal. Zo zoek je altijd de kortste afstand, of dat nu is van voet naar scheen, van knie naar teelballen, van handpalm naar gelaat, en dan snel: bam-bam-bam en gedaan. Geen mooie bewegingen, geen show.”
“Eén keer per week ga ik naar de training. Zo’n sessie duurt twee tot drie uur, en na afloop ben ik helemaal op. Ik heb die intense fysieke inspanning nodig. Mijn professionele leven kan heel stresserend zijn, maar als ik na de les een douche neem en een pintje drink, kan ik weer overal tegen. “Ik ben altijd sportief geweest. Ik heb lang gevoetbald, daar heb ik een versleten meniscus aan overgehouden. Ik heb een metalen knie. Daarmee is joggen uit den boze. Golfen is niet aan mij besteed, van wandelen zie ik niet genoeg af en zwemmen vind ik saai.”
“Toen ik nog algemeen directeur van Interbrew Nederland was, kregen we daar eens een gek over de vloer die geld eiste. Ik dacht: als zoiets nog eens voorvalt, wil ik me kunnen verdedigen. Ik heb wat aan kungfu gedaan en daarna jarenlang karate gevolgd. Bij karate moet je veel stijlvormen inoefenen, en dat werd me te technisch. Zo ben ik bij krav maga beland.”
Raak slaan
“Krav maga is een harde, maar geen pretentieuze vechtkunst. We proberen een confrontatie te vermijden, we stellen ons nederig op. Je leert alert te zijn, situaties in te schatten, de omgeving te scannen. Het eerlijke aan krav maga is dat je je ook bewust blijft van je beperkingen. Karate heeft me veel geleerd, maar ik ging geloven dat ik alles aankon. Krav maga leert me dat het ongelofelijk moeilijk is tegen twee tegenstanders tegelijk te vechten, en dat het bijna onmogelijk is je te verdedigen tegen iemand met een mes.”
“De inzichten uit het straatvechten kun je ook gebruiken in een bedrijf of een non-profitorganisatie. Om dat idee voor mezelf aan te scherpen, ben ik er over beginnen te schrijven. Op basis daarvan geef ik nu en dan een seminar. Mijn leidraad zijn vier F’en. De eerste F is die van ‘focus’. Raak slaan. Naar bedrijfsvoering vertaald: heb je een focus? Wat is je impact? Bereik je je klant of je doelgroep?
De tweede F is die van ‘flexibiliteit’. Je tegenstander beweegt, en daarop moet je reageren. Plan je dus niet dood, reageer soepel op het onvoorspelbare, maar behoud je focus.
De derde F staat voor ‘fight’. Denk altijd aanvallend. Je moet vechtlust in je lijf hebben. Dat heeft niets te maken met arrogantie, maar met mentale kracht. Als je bij het tennissen een slag mist, tja, dan is dat spijtig. Als je bij het sparren een slag binnenkrijgt, dan zink je weleens op handen en knieën van de pijn. Die pijn moet je leren te overwinnen en – als je kunt – doorgaan.
Ten slotte is er de F van ‘fair’. Wees correct met je klanten en je medewerkers. Dat heeft te maken met respecten waarden. Maar fairness is anders op straat dan op een training.”
Voor het slapengaan
“Ooit gaf een trainer me zijn kijk op mokuso – het moment van de meditatie op het einde van een karatetraining. Iedereen zit dan geknield op de grondmet gesloten ogen. Hij zei: ‘Denk dan aan één ding dat je tijdens die les hebt geleerd en dat je voor altijd wilt onthouden. ‘Is dat niet mooi: elke dag voo rhet slapengaan even nadenken over één ding dat je wilt onthouden van die dag? Ook zo’n inzicht kun je opdoen van vechtkunst.”
Filip Huysegems (uit Trends van 23 april 2015)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier