De Belgische arbeidsmarkt is middeleeuws

In internationale vergelijkingen scoort onze arbeidsmarkt bar slecht. Een deel van de verklaring daarvoor ligt bij het middeleeuwse immobilisme in de arbeidsmarkt. In zijn boek Free to Work pleit arbeidsmarktdeskundige Jan Denys ervoor om dit immobilisme te doorbreken.

Het woord middeleeuws komt 40 keer voor in Free to Work. In deze 357 pagina’s tellende turf houdt Jan Denys, arbeidsmarktdeskundige bij het uitzendkantoor Randstad, zowat alle aspecten van de Belgische arbeidsmarkt tegen het licht.

De auteur is erg scherp voor onze arbeidsmarkt. Die vertoont volgens hem middeleeuwse trekken en heeft ook een heel slecht imago. Denys: “De arbeidsmarkt is een plaats waar je je niet vrijwillig op begeeft. Wie er noodgedwongen op terechtkomt, is bang en onzeker. Zoals werknemers de zekerheid zoeken binnen één bedrijf, zo zochten en beleefden in de middeleeuwen de horigen en de laten hun zekerheid onder de hoede van een leenheer. Buiten de ‘heerlijkheid’ bevond zich een boze en gevaarlijke wereld. Zoals de horigen en de laten analfabeet waren, zo zijn ook nu heel wat werknemers nog steeds arbeidsmarktanalfabeten. Ook werkgevers hebben dikwijls een eerder middeleeuwse visie op de arbeidsmarkt: ze beschouwen hun werknemers een beetje als horigen en laten.”

Op het eerste gezicht een krasse vergelijking, maar Denys ondersteunt zijn kritiek ook met een massa cijfers. Het aantal werknemers dat zich ongebonden voelt op de arbeidsmarkt, ligt afhankelijk van de definitie tussen 5 en 15 procent. Meer dan 70 procent van de werknemers geeft er de voorkeur aan om tot het einde van zijn loopbaan in hetzelfde bedrijf te werken. De helft van alle werknemers wil voor zijn pensioen zelfs niet meer veranderen van functie binnen het bedrijf.

Dit rigide karakter van de Belgische arbeidsmarkt verklaart ook meteen waarom België in internationaal perspectief zo slecht scoort. Van de 100 personen op beroepsactieve leeftijd zijn er in ons land maar 62 aan de slag. Daarmee hangt België aan de staart van het Europese peloton. Er is te weinig mobiliteit op de Belgische arbeidsmarkt, zo luidt een van de centrale stellingen van het boek. Wie aan het werk is, heeft veel kans aan het werk te blijven. Wie werkloos wordt en dat een tijdje blijft, heeft heel veel kans werkloos te blijven.

België is een van de landen waar de insider-outsidertheorie het sterkst speelt. Het is voor mensen zonder baan zeer moeilijk om toe te treden tot de arbeidsmarkt. En omgekeerd zit wie een job heeft gebeiteld. Van alle Belgische werklozen is 52 procent langdurig werkloos. In Nederland en Frankrijk is dat 40 procent, in Denemarken 22 procent. Denys: “In België worden de insiders in het bedrijf sterk beschermd. Dat geldt vooral voor bedienden. Opzegtermijnen lopen met de toename van de anciënniteit sterk op, zij het enkel voor bedienden. Het wordt voor werkgevers ook duurder om ze te ontslaan. Zelf zijn de werknemers niet geneigd om over te stappen naar een andere job bij een andere werkgever. Tijdens de proefperiode bij de nieuwe werkgever kunnen ze zonder opzegperiode worden afgedankt. Het gevolg is dat werknemers op hun plaats blijven zitten. Er ontstaan files op de arbeidsmarkt. Men staat massaal stil. Dit is vooral vervelend voor wie niet aan het werk is. Zij blijven werkloos.”

Spaarzaam met wachtuitkeringen

De arbeidswetgeving en het arbeidsmarktbeleid versterken dat immobilisme. Er zijn de lange opzegtermijnen voor bedienden, maar er is ook de beloning op basis van anciënniteit. “Een werknemer is het best af als hij zijn hele leven bij een en dezelfde werkgever kan blijven”, stelt Denys. “Mocht hij al zin hebben om te veranderen van werk, dan wordt dat bemoeilijkt, want door de loonsverhogingen die gebaseerd zijn op anciënniteit wordt het na tien of vijftien jaar nog moeilijk om van werk te veranderen zonder er loon bij in te schieten.”

Denys opent de aanval op de regels die beletten dat er een open arbeidsmarkt ontstaat. Met een hele reeks voorstellen die moeten vermijden dat mensen langdurig in de werkloosheid terechtkomen. Het ene voorstel is al revolutionairder dan het andere. Zo benadrukt Denys de noodzaak van een goede opleiding en het beperken van de voortijdige schooluitval. “Te veel leerlingen verlaten de school zonder diploma”, stelt hij vast. “Zowel voor de overheid als voor de betrokkenen is dit een slechte zaak. Betrokkenen gaan een leven vol onzekerheid op de arbeidsmarkt tegemoet en zullen steeds aangewezen zijn op uitkeringen.”

Om te vermijden dat jongeren in zo’n negatieve spiraal terechtkomen, heeft Denys een radicaal voorstel: wie geen diploma secundair onderwijs heeft, verliest het recht op een wachtuitkering. Het diploma kan worden beschouwd als een startkwalificatie. Wie die niet bezit, is niet rijp om zich op de arbeidsmarkt te begeven. Daaraan gekoppeld pleit de arbeidsmarktspecialist van Randstad ook voor een afschaffing van de onbeperkte duur voor werkloosheidsvergoedingen. Dit kan door de duur gradueel in de tijd te laten dalen tot ze uitdooft.

Pleidooi voor tijdsparen

Om de mobiliteit op de arbeidsmarkt te bevorderen, pleit Denys voor een systeem van tijdsparen. “Er dient eindelijk werk te worden gemaakt van een systeem waarbij werknemers zelf voor tijd kunnen sparen. Dit kan op twee manieren. Ofwel wordt een deel van het loon fiscaal vrijgesteld en op een rekening gestort. Ofwel wordt de financiële tegenwaarde van gepresteerde overuren of overtollige vakantiedagen op deze rekening gestort. De doorslaggevende reden waarom werkgevers en werknemers weigerachtig zijn om met tijdsparen te beginnen, is dat ze allebei bang zijn van een meer autonoom opererende werknemer op de arbeidsmarkt. Zulke werknemers sporen niet met onze middeleeuwse visie op de arbeidsmarkt.”

Een andere pijler van de modernisering van de arbeidsmarkt is een aanpassing van het ontslagrecht. Het huidige ontslagstelsel is bij de bedienden een oorzaak van de te gebrekkige mobiliteit op de arbeidsmarkt. Bedienden met een bepaalde anciënniteit bouwen een kapitaal op dat ze kunnen meenemen indien ze worden ontslagen. Dit kan oplopen tot twee jaarlonen. Denys vindt dat opzegtermijnen realistisch moeten zijn. “De situatie waarbij enkel vergoedingen worden uitbetaald en de termijnen niet worden uitgedaan, dient te worden stopgezet. Een maximale opzegtermijn van één jaar lijkt in elk geval redelijk.”

Denys vindt ook dat een deel van de opzegvergoeding verplicht moet worden omgezet in een actieve begeleiding naar een nieuwe job. Als de regels veranderen, zullen werknemers sneller bereid zijn om hun loopbaan zelf in handen te nemen. Ze zullen eindelijk kiezen voor wat een moderne arbeidsmarkt nodig heeft: werkzekerheid in plaats van jobzekerheid.

JAN DENYS, FREE TO WORK – VOOR EEN OPEN EN MODERNE ARBEIDSMARKT, HOUTEKIET, 2010, 357 BLZ, 24,95 EURO

Door Alain Mouton

Iedereen is bang van de autonoom opererende werknemers.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content