Zondebok noch toverformule

Moet de komst van de EMU ons verblijden of in rouw dompelen ? Amerikaanse economen zien zeker voor de werkloosheid weinig heil in dat vehikel. Ufsia-econoom André Van Poeck formuleert een meer genuanceerde visie.

Op het Europese vasteland scheert de reële werkloosheid in de meeste landen ongeziene toppen. Toch kan er voor bijvoorbeeld de Europese Commissie en gedreven europolitici als premier Jean-Luc Dehaene maar weinig twijfel over bestaan : de vorming van de Europese Monetaire Unie (EMU) zal de tewerkstelling ten goede komen. Met name onder economen heerst meestal scepsis, soms zelfs radicale afwijzing van dit euro-optimisme.

Sommige Amerikaanse economen gaan zeer ver in deze afwijzing. Harvard-econoom Martin Feldstein, in de jaren tachtig voorzitter van de presidentiële Council of Economic Advisors, had het enkele jaren terug in het Britse weekblad The Economist over de EMU als artificieel vehikel dat bijna zeker de gemiddelde werkloosheid zou opdrijven. Nobelprijswinnaar Robert Lucas van de Universiteit van Chicago omschreef begin vorig jaar in Trends de EMU als “niet slecht, niet goed, eigenlijk gewoon irrelevant”. Zijn collega Rudiger Dornbush van MIT schreef in de herfst van vorig jaar in Foreign Affairs dat “Europa reeds massale werkloosheid kent en dat de EMU die verder zal verhogen, zowel op de weg naar die EMU toe, als van het ogenblik dat het systeem gevangen zit in vaste wisselkoersen tussen erg verschillende landen”.

DE KORTE PIJN HOEFT NIET.

André Van Poeck, decaan van de faculteit toegepaste economische wetenschappen aan de Antwerpse Ufsia, zette zopas een aantal elementen betreffende de werkloosheidseffecten van de EMU op een rijtje ( ). Klopt het eerste deel van de bewering van Dornbush dat het EMU-convergentieproces tot hogere werkloosheid leidt ? André Van Poeck : “De twee basiskenmerken van het convergentieproces zijn vermindering van de overheidstekorten en terugdringing van de inflatie. Landen als België, Italië en Zweden kende een sterke verkleining van hun overheidstekort terwijl landen als Portugal, Spanje en Duitsland een doorgedreven anti-inflatiebeleid ondergingen. Welnu, deze zes landen behoren tot de landen waar tussen 1992 en 1997 de werkloosheid het sterkst toenam”.

Toch wijst de Antwerpse econoom er onmiddellijk op dat het hier zeker niet om een ijzeren wet gaat. Landen als Denemarken en Engeland zagen hun begrotingstekorten én hun inflatiecijfers teruglopen terwijl de werkloosheid ook daalde. Hetzelfde geldt trouwens voor de Verenigde Staten. André Van Poeck : “Verschillende elementen spelen hier mee, niet in het minst de geloofwaardigheid van het gevoerde beleid, de timing van de ingrepen en de keuze van het wisselkoersregime. Voorts is uit onderzoek duidelijk gebleken dat landen die voor hun begrotingssanering eerder steunden op terugschroeving van de lopende overheidsuitgaven in plaats van belastingverhogingen minder tewerkstellingsproblemen krijgen. Een opmerkelijk verschil tussen Europa en de VS betreft het monetaire beleid. Hier bij ons versoepelde dat monetaire beleid pas vanaf 1995 terwijl de Amerikaanse Fed reeds vanaf 1992 op een expansieve koers zat.”

MICRO BELANGRIJKER DAN MACRO.

Zal, zoals Rudiger Dornbush stellig beweert, de EMU ook wanneer ze operationeel is als een werkloosheidsmachine functioneren ? André Van Poeck : “Deze vraag is veel moeilijker te beantwoorden. Ten gronde gaat het hier om de vraag of de EMU een optimale muntzone is of niet. Essentieel hierin is in welke mate de lidstaten van de finale EMU op een vergelijkbare wijze economische schokken zullen ondergaan en verwerken. Het lijkt me evident dat de economische structuur van de kernlanden zeg maar Duitsland, Frankrijk en Benelux dichter bij elkaar aanleunt dan die van eerder periferische landen als Griekenland en Spanje. Een grote EMU-startgroep zou dan ook wel eens kunnen betekenen dat de werkloosheid in de kernlanden eerder terugloopt en in de periferische landen veeleer zal toenemen.”

Eens de EMU gestart, kunnen echter ook positieve effecten uit dat proces zelf voortvloeien. André Van Poeck : “In het geval van Oostenrijk bijvoorbeeld is bewezen dat het land minder asymmetrische schokken onderging als gevolg van de intensievere handelsrelaties met Duitsland. In de mate dat de EMU tot méér intra-Europese handel gaat leiden, kan er dus van de monetaire unie zelf een impuls uitgaan tot méér symmetrie in de economische schokken die de lidstaten ondergaan.” Deze vaststelling staat in ieder geval haaks op die van een ander MIT-econoom, Paul Krugman. In zijn boek Geography and Trade ziet deze Krugman een proces als de EMU eerder tot vergroting van de interregionale verschillen leiden.

Een ander mogelijk positief effect dat de EMU zelf kan gaan voortbrengen, betreft de deblokkering van de situatie op de arbeidsmarkten in de meeste Europese landen. André Van Poeck : “Het Europese eenmakingsproces en de EMU ontnemen de lidstaten twee belangrijke hefbomen inzake economisch beleid, nl. de wisselkoers en de rentevoeten. Zal dit tot grotere loonflexibiliteit en meer flexibiliteit in de organisatie van de arbeidsmarkt leiden ? De vraag blijft open, al is er evidentie dat de harde-muntpolitiek van de jongste jaren bijgedragen heeft tot een grotere loonflexibiliteit. Specifiek voor België denk ik trouwens dat we stilaan veel meer aandacht aan de micro-economische aspecten van loonflexibiliteit dan aan de puur macro-economische ervan moeten geven. Er is in ons land een grote nood aan meer loonflexibiliteit tussen de sectoren en opleidingsniveaus, en tussen de regio’s.”

JVO

( ) André Van Poeck, “EMU and Unemployment”, SESO (97/346), Ufsia.

ANDRE VAN POECK (UFSIA) Er is in ons land een grote nood aan meer loonflexibiliteit tussen de sectoren opleidingsniveaus, en tussen de regio’s.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content