“Zo maken ze ons kapot”

Minister Patricia Ceysens kibbelde met het Vlaamse parlement over de levering van onderdelen voor Saoedische tanks. Een nieuw wapendecreet staat al vier jaar in het regeerakkoord van de Vlaamse regering, maar er kwam nog niets van in huis. Wie zijn de hoofdrolspelers in de Vlaamse ‘defensie-industrie’? En zijn ze bang van die wapenwet?

In Zaventem maakt een 100% familiale onderneming unieke producten. Asco ziet zijn omzet jaarlijks met 25% stijgen. Het verwerkt 70 ton titanium per maand en is daarmee in Europa de grootste structuurbouwer met dat materiaal. Het hoort tot de top drie in de wereld voor hardmetaalcomponenten. 15% van de omzet gaat naar innovatie. Dat is dubbel zoveel als het gemiddelde in de meest kapitaalintensieve sectoren. 5% van de loonmassa gaat naar opleiding en bijscholing, terwijl het gemiddelde in de metaalverwerkende industrie 2% bedraagt. Het heeft filialen in Canada en Duitsland. Asco doet zijn eigen engineering en bouwt met 1300 werknemers – goed voor dertig nationaliteiten in het personeelsbestand – de flapmechanismen en ‘slatgeleiders’ van alle Airbussen, Boeings, Embraer- en Canadairvliegtuigen in de hele wereld. Slechts 2% van de 270 miljoen euro omzet van Asco komt uit levering van diezelfde onderdelen voor de militaire variant van Airbus, de A400M. Volgend jaar zal dat bijna 5% zijn.

“Als de Vlaamse wetgeving strenger wordt, zullen wij deze producten – waarmee we uniek zijn in de wereld en die nota bene geen wapens, maar mechanismen zijn voor vleugelsystemen, en voor de ophanging van motoren en landingsgestellen – moeten afstaan aan buitenlandse of Waalse concurrenten”, vreest Jef Maes, senior vice-president van Asco. Het bedrijf definieert zichzelf als een toe- leverancier aan de burgerlijke luchtvaart en bekostigt zelf 90 % van zijn investeringen in onderzoek & ontwikkeling. De onderdelen voor de A400M zijn slechts afgeleide toepassingen uit die ‘civiele’ O&O van Asco.

In de hele wereld – Vlaanderen uitgezonderd – worden ontwikkelingen voor militaire programma’s volledig mee betaald door de overheid. Het IWT (instituut voor de aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen) mag financieel niet bijspringen. Zodra een onderzoeksproject “een mogelijke militaire affiniteit vertoont”, is Vlaamse overheidssteun uit den boze. “En ‘militaire affiniteit’ is voor Vlaamse ambtenaren en politici een ongedefinieerd, maar zeer rekbaar begrip”, stelt Karel Vervoort, managing director van FLAG (Flemish Aerospace Group). “Als de export van onderdelen voor de A400M moeilijker wordt, kunnen nieuwkomers – met steun van hun overheid – dezelfde onderdelen ontwikkelen en Asco ook in burgerlijke toepassingen marktaandeel afsnoepen”, waarschuwt hij.

Vandaag is 45 % van Asco’s omzet afkomstig van bestellingen van Airbus, 35 % van Boeing en 20 % van andere civiele vliegtuigbouwers als Embraer, Bombardier, Canadair en Gulfstream. “Al kan ik niet verhinderen dat een burgervliegtuig later door een koper voor militaire doeleinden wordt omgebouwd”, merkt Maes op. Het identificeren van de uiteindelijke ‘eindgebruiker’ is nochtans een bijkomende beperking die vredesactivisten in de wet willen laten vastleggen.

Een gokbusiness, geen bedrijf

“In plaats van een bedrijf te runnen, krijg ik het gevoel in de gokbusiness te zitten”, typeert Freddy Versluys, managing director van OIP Sensor Systems, met enig sarcasme zijn bedrijfsactiviteit. OIP maakt hoofdzakelijk nachtzichtapparatuur voor eindverbruikers en systeemintegrators van wapensystemen. “60 tot 70 % van mijn omzet is onzeker, want hangt af van de goodwill van politici. Ik ben voor mijn export volledig afhankelijk van de handtekening van de minister. Hij of zij is de feitelijke voorzitter van mijn raad van bestuur. Tot daaraan toe. Maar als het tegenzit, weigert die minister elke communicatie met het bedrijfsmanagement!”

In navolging van de Britse defensiebedrijven port zelfs de Franse Direction Générale pour l’Armement (DGA) haar eigen industrie aan tot meer Europese samenwerking. DGA versoepelt daarom de administratieve procedures. Terwijl de defensie-industrie evolueert naar grensoverschrijdende assemblage met strikte leveringstermijnen, zoals in de automobielindustrie, kampen Vlaamse toeleveranciers met steeds meer administratieve hindernissen.

Bij OIP staan voor een miljoen euro bestellingen klaar, maar manager Versluys wacht. “Ik zit al negen maanden te jagen op mijn exportvergunning.” De klant stuurde twee dreigbrieven. Terwijl we in gesprek zijn, verstrijkt de deadline. Versluys verontschuldigt zich omdat hij zijn gsm aan laat staan. En inderdaad, er komt tijdens het interview een oproep van de Vlaamse administratie. “Nogmaals met de vraag wanneer de letter of credit verloopt”, zucht Versluys. Op die manier investeren bedrijven soms jarenlang op eigen risico in een competitieve markt zonder zekerheid te hebben over een exportvergunning, wat weegt op hun cashflow. “Dat we ondanks zoveel onzekerheid nog internationale offertes binnenhalen, bewijst dat we spitstechnologie in huis hebben. In hyperspectrale camera’s voor satellieten zijn wij bij de top drie op wereldvlak. Willen ze dat kapotmaken?”

270 miljoen euro

De Europese defensiesector inclusief de militaire ruimte- en luchtvaartindustrie draait 121 miljard euro omzet, waarvan 270 miljoen euro door Vlaamse bedrijven. In Vlaanderen zijn OIP en het Belgische EADS-filiaal van het Europese aeronauticaconcern voor Airbusvliegtuigen en de militaire variant A400M de enige ‘defensiegerelateerde bedrijven’. Als zuiver militaire toeleveranciers aan de Europese defensie-industrie gaat 95 % van hun omzet naar militaire subsystemen. De overige Vlaamse bedrijven zoals Asco en Barco, maar ook makers van onderdelen voor vrachtvoertuigen, van speciale verven en coatings of zelfs beschermkleding, ontwerpen technologie met mogelijks militaire spin-offs: ‘dual use’ in het jargon of apparatuur voor tweeërlei gebruik (zie kader: De leveranciers van militaire technologie). Vredesactivisten klasseren ook deze bedrijven in de militaire categorie (zie kader: Elk Vlaams exportproduct kan een wapen zijn).

EADS Defence & Security in Oostkamp staat voor sommige van zijn producten (telecommunicatieapparatuur voor militaire datalinks, transponders en radarsystemen) in concurrentie met het Duitse moederbedrijf, tevens de afnemer van zowat de hele productie. “We hebben een specifieke knowhow in hoge frequenties. Gelukkig kunnen ze ook in Duitsland dat soort specialisten niet zomaar van straat plukken”, zegt managing director Johan Labeur. Exportvergunningen worden telkens opnieuw aangevraagd. “Je leeft ermee. Uiteraard heb ik een andere mening dan het Vredesinstituut, maar ideologie kan je moeilijk bestrijden met argumenten.”

Volgens het Vlaamse Vredesinstituut nemen EADS, OIP en Barco 90 % van de 270 miljoen euro Vlaamse ‘wapenexport’ voor hun rekening. “Onze wereldwijde concurrentie werkt met duidelijke definities van wat militaire export is en wat niet. Op basis van de Europese criteria, onder meer definities van ‘dual use’ in het Wassenaardocument, maakt Barco geen militaire producten”, reageert Guy Putman, senior director strategy Avionics Division. Toch moet Barco, zelfs voor displaymateriaal op beurzen in de buurlanden, voor visualisatieschermen telkens een exportvergunning aanvragen. “Te gek,” lacht Putman, “onze klant Eurocopter, koopt dezelfde displays van Barco om ze vervolgens naargelang van de vraag en de behoeften te monteren in hun basishelikopter die ingezet wordt op olieboorplatforms, voor zoekopdrachten bij reddingsoperaties of voor militaire troepentransporten.”

Barcoproducten met mogelijke militaire toepassingen zijn ondergebracht in de twee aparte divisies ‘Security & Monitoring’ en ‘Avionics’. Putman raamt de gezamenlijke omzet op 50 miljoen euro van de totale groepsomzet van 750 miljoen euro. Consumententelevisietoestellen evolueerden naar professionele apparatuur voor allerlei observaties in controlekamers – van voetbalvelden tot in militaire control rooms – en naar hoogtechnologische toepassingen in levensbedreigende situaties, in de medische sector maar ook in de luchtvaart. Putman: “Er zijn een tiental producenten in de wereld van defensieschermen die in militaire toepassingen gebruikt kunnen worden. Als wij geen exportvergunning krijgen, kopen onze klanten bij Duitse, Zweedse, Amerikaanse of Israëlische concurrenten die wel mogen leveren zonder enige vergunningsplicht.” In volume is 50 miljoen euro niet essentieel voor Barco. Security & Monitoring en meer nog Avionics zijn echter deuropeners en hefbomen naar spitstechnologische ontwikkelingen.

Vlaanderen achterop in innovatie

De evolutie van civiele naar militaire toepassingen (en omgekeerd) creëerde toegevoegde waarde voor Barco als groep. Mede daarom heeft Barco 42 klanten in de vliegtuigbouw, zowel civiele als militaire. Putman wijst op nieuwe commerciële en technologische niches die via participatie aan bijvoorbeeld de Joint Strike Fighter en via Honeywell de deur openden naar ‘business aviation’. Of nog: de acquisitie van het Amerikaanse Chromatics (beeldschermen en grafische oplossingen in radars voor militaire en civiele toepassingen) opende de markt in de Verenigde Staten.

Net als Karel Vervoort van FLAG, fulmineert Jef Maes (Asco), professor Technologie van de Vliegtuigindustrie aan KU Leuven, tegen de trend om economische compensaties voor defensieaankopen te weigeren. “Begrijpelijk dat compensaties niet ten koste mogen gaan van het defensiebudget, maar zoals in Nederland kan Economie bijpassen. Via directe en indirecte belastingen vloeit meer dan de helft van het geïnvesteerde geld terug naar de Schatkist. Zonder compensaties blijft 100 % van in militaire aankopen geïnvesteerde bedragen in het buitenland.” Vervoort wijst op hefboomeffecten van directe en indirecte compensaties voor knowhow en hooggekwalificeerde tewerkstelling. “Mede hierdoor konden Barco en vele andere in spitstechnologische niches doorbreken.” Hij noemt onder meer Composittrailer uit Lokeren, dat dankzij indirecte compensaties met een totaal nieuwe technologie wereldleider is geworden in composietmaterialen voor trailers. Heel wat technologie is ontstaan uit militaire toepassingen, bijvoorbeeld de thermische camera’s van XenICs uit Leuven. Internationale vergelijkingen door onder meer de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid tonen dat Vlaanderen slecht presteert in spitstechnologie tegenover de buurlanden, maar ook ver achterloopt op Finland en Denemarken. De Vlaamse industrie ontwikkelt door de band vooral middelmatige en lage technologie (zie grafiek: Toegevoegde waarde in Technologische Industrie). Het zijn vooral buitenlandse ondernemingen die in Vlaanderen voortrekkers zijn van hoogtechnologische innovatie. Al onze gesprekspartners betreuren dat “wij die bedrijven ontmoedigen om daarin te investeren, we pesten ze buiten.” Voor Vlaamse kmo’s is het beleid helemaal desastreus: de richtlijn-Van den Brande die het IWT aanmaant onderzoek met ‘militaire affiniteit’ te weren, werkt remmend op het indienen van onderzoeksprojecten door kmo’s. (T)

Door Erik Bruyland

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content