“Zet me verdomme weer op mijn fiets”

Volgende zaterdag, 6 juli, trekt de Ronde van Frankrijk zich op gang. De Britse journalist Tim Moore fietste de 3630 km van de editie 2000 en schreef er een geestig verslag over, aangevuld met een kritische kijk op de wielerheroïek. En op Frankrijk.

Nog maar een paar decennia geleden was het gebruikelijk dat de renners tijdens de Tour de France wel eens een café bestormden en hun drinkbussen vulden met bier, wijn of zelfs iets hartigs. Alcohol en koers? Zelfs vijfvoudig winnaar Bernard Hinault liet voor de laatste klim van de dag zijn bidon vullen met champagne. Die folklore heeft de invasie van de sportdranken en de diëtisten niet overleefd. Voor barscènes tijdens een rit moeten we terug de geschiedenis in. Op 13 juli 1967, tijdens de dertiende rit van de Tour, viel een grote groep renners kort voor de beklimming van de Mont Ventoux een bar binnen. Onder hen bevond zich ook de Brit Tom Simpson, die er een cognac achterover sloeg.

Tijdens de beklimming trok Simpson op zoek naar een paar ontsnapte renners. Hij besefte dat het zijn dag, zijn Tour kon worden. Net voor de Ronde was hij in zijn woonplaats Gent “de showroom van een Mercedes-dealer binnengestapt en had een aanbetaling gedaan op het meest opzichtige model. Als hij een goede Tour reed, zou hij het restant betalen.” Hij was net dertig geworden, al wereldkampioen geweest, maar had ook al pech gekend. Nu kreeg hij misschien wel een laatste kans om zich “te verzekeren van een onbezorgde toekomst.” Maar op de flanken van de genadeloze Mont Ventoux zwalkt hij plots. Hij valt, de mecanicien van de ploeg springt uit de volgwagen, buigt zich over de renner, die briest: “Zet me verdomme weer op mijn fiets.” Zo’n 200 meter verder smakt hij opnieuw op het hete asfalt. De mecanicien holt opnieuw naar hem toe, probeert nog mond-op-mondbeademing, maar de renner sterft. Zowel in zijn lever als in de zak van zijn wielershirt werden amfetaminen gevonden.

Cocaïnecocktails. De citaten plukken we uit Franse omwentelingen, waarin de Engelse journalist Tim Moore verslag uitbrengt van zijn eigen tour de force: in 2000 reed hij bijna het volledige traject van de Ronde van Frankrijk (3630 km), zowat een maand voor de profs aan hun Tour begonnen. Het vaak hilarische relaas van zijn strapatsen mengt hij met de heroïek, drama’s en smeuïge anekdoten uit de geschiedenis van de Tour. Door tegelijkertijd ook oog te hebben voor het voorbijglijdende landschap en vooral voor de Franse (on)hebbelijkheden, maakt hij zijn boek ook boeiend voor mensen die absoluut geen interesse tonen voor de fiets of het jaarlijkse Tour-circus.

Onvermijdelijk snijdt Moore ook het delicate thema doping aan. Sommige renners grijpen wel eens naar verboden prestatiebevorderende middelen. Moore wijst erop dat het fenomeen zeker niet nieuw is. Tom Simspon was volgens hem niet eens de eerste Engelse dopingdode: “In 1896 won de Brit Arthur Linton de marathonwedstrijd Bordeaux-Parijs (de volgende Brit die dat presteerde, was Tom Simpson) in een recordtijd.” Twee maanden later stierf Linton. Volgens Moore zou de doping van de marathonman bestaan hebben uit een explosieve cocktail van heroïne, trimethyl en strychnine. Doping was toen overigens niet illegaal. “Combinaties van heroïne en cocaïne waren vrijwel standaard.” De Tweede Wereldoorlog introduceerde amfetamines aan het front, een gebruik dat later overging naar de sport (zeker niet alleen naar het wielrennen). In de jaren zeventig begon de opmars van het menselijk groeihormoon als extraatje, later gevolgd door het beruchte epo. Dat zou de prestaties 15% verhogen. Maar ook epo is niet zonder gevaar: het maakt het bloed dikker en moet dan ook deskundig toegediend worden. Schrijft Moore: “In de beginperiode van het epogebruik ging er een half dozijn Nederlandse en Belgische wielrenners naar bed om nooit meer op te staan.” Namen noemt hij niet.

Slapstick. Moore is ironisch, soms ronduit sarcastisch. Zijn beschrijving van een Belgisch echtpaar dat de Ronde ziet passeren en zich eerst verbeten op de prullen stort die de voorafgaande reclamekaravaan te grabbel gooit, is onvergetelijke slapstick. Maar vooral de Fransen moeten het ontgelden, om te beginnen de persdienst van de Tour, die altijd wel iets nieuws uitvindt om toch maar het juiste parcours niet te moeten geven.

Wie het bravourestuk van de olijke, bijwijlen snibbige Brit wil navolgen op het huidige parcours, kan die Franse persdienst alvast links laten liggen. Marc Dewinter, sportjournalist bij Het Nieuwsblad, stippelt in Tour de France 2002 (Lannoo, 240 blz., 9,95 euro) gedetailleerd het traject uit én geeft toeristische info. Ook gastronomie, hotels en campings komen aan bod. Nu nog de training. De nodige tips vindt u in het Lance Armstrong trainingsprogramma (Forte, 240 blz., 15,85 euro). We finishen met een klassiek fotoboek: De Tour de France in beeld (Strengholt, 191 blz., 11,50 euro), voor passionele fans en nostalgici, de Tour als never ending story.

Luc De Decker [{ssquf}]

Tim Moore, Franse omwentelingen. BZZTôH, 319 blz., 19 euro.

“In de beginperiode van het epogebruik ging er een half dozijn Nederlandse en Belgische wielrenners naar bed om nooit meer op te staan.”

(Tim Moore)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content