“Zelden zag ik zo’n gebrek aan politiek leiderschap”

Charles Kindleberger, een absolute autoriteit inzake financiële crisissen, legt een grote verantwoordelijkheid voor de huidige problemen bij de Amerikaanse en de Japanse regeringen. Geen kapitaalcontroles, wel fusie van de toezichthoudende autoriteiten, zo betoogt hij. Europa heeft nog een hele weg af te leggen tot een werkbare monetaire unie. Kindleberger ziet aan de einder een dollar-euro-oorlog opdoemen.

“Het heeft geen zin om de huidige financiële crisis te beschouwen als een fenomeen waarvan de wortels zich uitsluitend bevinden in Azië, Rusland en Latijns-Amerika. Volgens mij gaat het nu ten gronde om het doorprikken van een speculatieve ballon waarin vier elementen een belangrijke rol speelden: de activiteiten van de hedge funds ( nvdr – de hefboomfondsen), de escalatie in de aanwending van de financiële derivaten, het kuddegedrag in de markten en de neiging tot het nemen van alsmaar grotere risico’s via een steeds hogere mate van leveraging, dit is het gebruik van kredieten om transacties rond te maken. Om zo’n speculatie te voorkomen, is het onontbeerlijk dat de supervisie op de aandelenmarkt, op de optie- en obligatiemarkten, op de vastgoedsector en op de banken zich bij één autoriteit bevindt. Gedeelde verantwoordelijkheid is, zo stelde Bamberger reeds in 1875, geen verantwoordelijkheid. Die waarheid geldt ook anno 1998 nog. Hier ligt een geweldige taak voor de bewindvoerders, zeker in de Verenigde Staten,” aldus Charles Kindleberger.

Zoniet alles dan toch zeer veel in het leven, ook het financieel-economische, is relatief. Absoluut is echter de wetenschap dat waar het over financiële crisissen gaat, niemand een historische background kan inbrengen evenwaardig aan die van de nu 88-jarige Charles Kindleberger. Hoewel de last der jaren zich uit via een toenemende doofheid, blijft de geest van deze man vlijmscherp. Geboren en getogen in New York haalde Kindleberger zijn doctoraat aan Columbia University in 1937. Kort nadien begon zijn carrière als hoogleraar en onderzoeker aan het prestigieuze MIT, een loopbaan die zou duren tot zijn opruststelling in 1981. Zijn handboek International Economics, voor het eerst verschenen in 1953, behoort nog altijd tot dé referentieboeken in dit vakgebied. Bij het ruimere publiek is Kindleberger allicht het meest bekend met zijn boek Manias, Panics, and Crashes: A History of Financial Crises

1

. Naast werken over internationale en financiële economie

2

publiceerde Kindleberger ook schitterende studies over economische geschiedenis

3

.

Moeten we dé zenuwknoop bij uitstek van de huidige problemen niet gaan zoeken in Japan?

Japan zit inderdaad serieus in nesten, met een hoofdrol voor de financiële sector. De speculatieve bubble die zich tussen 1987 en begin 1990 in Japan ontwikkelde, ontstond uit een te expansief monetair beleid en de bijbehorende lage rentevoeten. Die kwamen er op vraag van de zeiretsu, holdingmaatschappijen met een wirwar aan kruisparticipaties in alle mogelijke sectoren en activiteiten. De Japanse autoriteiten kregen te laat in het oog dat de inflatie die voortvloeide uit de te grote monetaire expansie zich deze keer niet, zoals gewoonlijk, uitte op de goederen- en dienstenmarkten doch wel op de aandelen- en immobiliënmarkt. Sedert de implosie van het systeem in 1990 is de reactie van de Japanse autoriteiten hallucinant traag en chaotisch, met alle gevolgen vandien. Ik heb niet de indruk dat het nu voorgestelde plan ter oplossing van de bankcrisis echt zal functioneren. Er wordt op het vlak van sluitingen en fusies te weinig doortastend ingegrepen. De leningen waarvan de terugbetaling erg problematisch geworden is, moeten in een nieuwe instelling ondergebracht worden. Ze kunnen zich spiegelen aan wat in 1931 in de Verenigde Staten gebeurde met de Reconstruction Finance Corporation, in 1933 met de Instituto de Reconstructione Italiana (IRI) in Italië en in het begin van de jaren negentig met de Resolution Trust Corporation in de VS. De reden waarom het Japanse beleid zo lethargisch en inefficiënt reageert, is gedeeltelijk politiek, gedeeltelijk bureaucratisch maar vooral het gevolg van de impact van de machtige zeiretsu.

De vrees voor een wereldwijde bankcrisis neemt toe. Hoe gegrond acht u die vrees?

Die vrees blijft reëel zolang er een duidelijk gebrek aan politiek leiderschap heerst. Ik heb in mijn leven zelden een periode meegemaakt waar het gebrek aan politiek leadership zo schrijnend was. Met nu weer de dreiging van afzetting kan men president Clinton bezwaarlijk een stevige positie toedichten. In Duitsland is een nieuwe coalitie aangetreden die alles nog moet leren. De Japanse regering lijkt wel onder narcose. Frankrijk moet zich behelpen met de cohabitation die gestroomlijnd regeren erg moeilijk maakt. En in Italië wordt nu een communist eerste minister. Ik kan me dus zeer goed inbeelden dat in bepaalde bancaire kringen het panische gevoel toeneemt, zeker omdat er inzake de Aziatische en Russische crisissen niet direct een grote ommekeer in het verschiet ligt, terwijl de Zuid-Amerikaanse toestand, en dan vooral in Brazilië, verder blijft verslechteren. Het getreuzel rond en de zware discussies over de 18 miljard dollar aan extra-middelen die de VS aan het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zouden moeten overmaken, versterken natuurlijk nog de indruk van politieke lamlendigheid tegenover een ernstige crisissituatie.

Het IMF kreeg de jongste maanden tonnen kritiek over zich heen? Hoe terecht vond u die kritiek? Moet er niet dringend werk gemaakt worden van een herziening van de opdrachten van die instelling?

Het IMF beging duidelijk fouten. Van een instelling met haar middelen en knowhow had zeker mogen worden verwacht dat zij vroeger zou gewaarschuwd hebben voor de problemen die zich opstapelden. Nochtans moet men in dit verband ook vaststellen dat vroege waarschuwingen niet altijd het beoogde effect hebben. Paul Warburg waarschuwde begin 1929 dat Wall Street zou crashen. Alan Greenspan, de huidige voorzitter van de Amerikaanse centrale bank, waarschuwde in december 1996 tegen de “irrational exuberance” in de geld- en kapitaalmarkten. Ook ten gunste van het IMF moet men vaststellen dat er enorme tegenspraak zit in de adviezen die de IMF-kritikasters op tafel leggen. De meer conservatieve economen pleiten voor budgettaire en monetaire restrictie, terwijl eerder keynesiaans geïnspireerde economen als Paul Krugman en Jeffrey Sachs de kranen net willen opendraaien.

Beging het IMF inzake het inhoudelijke van haar aanpak toch ook geen aanzienlijke fouten?

De belangrijkste kritiek die op het IMF kan worden geformuleerd, betreft de manier waarop ze haar rol van lender of last resort heeft gespeeld. Zoals we sinds eeuwen weten, moet het organisme dat die taak waarneemt, zorgen dat er voldoende penalisatie vasthangt aan een gebruik van haar middelen. Anders creëer je hand over hand misbruiken. Met de Mexicaanse crisis van 1995 ging het IMF in dit verband fundamenteel in de fout door, ten eerste, een bedrag te mobiliseren dat te groot was (50 miljard dollar) en, ten tweede, de beschikbaarheid van die middelen veel te onvoorwaardelijk te maken. Hierdoor zond het IMF signalen uit die zeker in de Aziatische landen duidelijk geregistreerd werden en in ieder geval bijdroegen tot de ontwikkeling van de explosieve toestand in die landen. De crisissen in Thailand, Zuid-Korea en Indonesië vereisten vervolgens bedragen – in totaal voor ruim boven de 100 miljard dollar – die de werkmiddelen van de instelling zo goed als uitputten. Er bleef nog maar weinig over voor Rusland en als er straks iets ernstigs gebeurt met Brazilië zal men enkel maar kunnen toekijken. Het IMF zou in principe haar rol als “lender of last resort” veel beter kunnen spelen als zij ook de mogelijkheden zou hebben om effectief geld tecreëren. Dat zou echter betekenen dat bijvoorbeeld de Verenigde Staten haar soevereiniteit over het monetair beleid zou opgeven. Dat is totaal ondenkbaar vandaag.

Er gaan steeds meer stemmen op om minstens tijdelijk terug kapitaalcontroles in te voeren om zo de al te wilde marktkrachten wat aan banden te leggen.

Ik ben daar geen voorstander van. Theoretisch valt het zeker te verdedigen dat via kapitaalcontroles een stuk stabiliteit kan worden teruggebracht. Het verleden leert ons echter overvloedig dat zulke controles zeer moeilijk te beheersen zijn en op termijn onvermijdelijk leiden tot grootschalige ontduiking en andere frauduleuze praktijken. Met alle moderne communicatiemiddelen zoals bijvoorbeeld het Internet nemen de mogelijkheden voor dat soort praktijken nog toe. Neen, kapitaalcontroles kan je beter vergeten.

Welke beleidsaanbevelingen zou u formuleren voor de Amerikaanse autoriteiten?

De Amerikaanse regering, en dan vooral het Congres, zou eindelijk eens komaf moeten maken met het gehakketak rond de middelenverhoging voor het IMF. Dit zou een erg belangrijk signaal naar de markten toe uitmaken en voor bijkomend vertrouwensherstel zorgen. Verder zou, zoals reeds aangestipt, dringend werk moeten worden gemaakt van grotere uniformiteit in de regulering van banken en quasi-banken. Het kan bijvoorbeeld toch niet dat er voor transacties op de aandelenmarkten beduidend grotere indekkingsmarges gelden dan voor transacties in de opties- en futuresmarkten. Zulke toestanden leidden onvermijdelijk tot speculatieve excessen. Ik vind trouwens ook dat de verschillende toezichthoudende autoriteiten die in de VS bestaan, moeten samengevoegd worden: de Federal Reserve, de Comptroller of the Currency, de Federal Deposit Insurance Corporation en zelfs ook de organen op het niveau van de individuele staten.

Uw advies voor de autoriteiten in Europa?

De verantwoordelijkheid voor wat zich vandaag op wereldvlak afspeelt, ligt zeker meer bij de Verenigde Staten dan bij Europa. Los daarvan zal Europa toch ook zijn stevige duit in het zakje moeten doen om tot een serieuze herfinanciering van het IMF te kunnen komen. De Europeanen kijken vandaag wat meesmuilend toe hoe de Amerikanen hierrond flateren maar eens de situatie in Washington opgeklaard – en ik denk dat dit nu echt niet lang meer zal duren – zullen ook zij over de brug moeten komen. Voorts moet Europa er vooral voor zorgen dat de Europese eenmaking en de monetaire unie verder afgewerkt worden zoals het hoort en dit ondanks het feit dat verschillende Europese landen thans met verzwakte regeringen verder moeten.

Wat de monetaire unie betreft, staat alles nu toch duidelijk in de steigers: de start per 1 januari 1999, de Europese Centrale Bank, het Stabiliteitspact? Wat moet er verder dan nog gebeuren?

Ik kan me niet inbeelden dat er één ernstig Europees politicus is die gelooft dat de monetaire unie zoals ze nu uitgetekend ligt efficiënt zal werken. Dat kan gewoonweg niet. Wat vooral ontbreekt in het huidige concept is het bestaan van automatische stabilisatoren. Daarmee bedoel ik vooral het feit dat er geen gemeenschappelijke begroting bestaat. Zoals ook in de VS het geval is, zou Europa er moeten voor zorgen dat regio’s waar het minder goed gaat minder hoeven bij te dragen en méér bekomen vanuit de overkoepelende pot. Dat ontbreekt vandaag volledig en eerlijk gezegd zie ik daar, met alle politieke gevoeligheden die daar mee samenhangen, zelfs op middellange termijn nog geen verandering in komen. Ik denk niet dat dit gebrek tot een explosie van de monetaire unie zal leiden, maar men zal toch goed moeten opletten.

Voorts moeten de Europese landen eindelijk eens ernstig werk maken van een aanpak van de structurele werkloosheid. Op dat vlak gebeurde er tot nu toe zo goed als niets.

Tot slot wil ik wijzen op een problematiek die vandaag nog maar bitter weinig aandacht krijgt. Als de Europese monetaire unie lukt en de euro wordt een volwaardige munt, wat ik daadwerkelijk verwacht, dan ontstaat op wereldvlak een erg onstabiele situatie. Er zullen dan immers twee dominante munten zijn, namelijk de euro en de dollar. Een bipolaire wereld is nooit goed voor stabiliteit, ook niet op monetair vlak. Mijn vrees is dat in de euro-dollar-wereld grote geld- en kapitaalbewegingen over en weer zullen plaatsgrijpen met alle risico’s vandien, inclusief de militaire.

Interview afgenomen door Johan Van Overtveldt, hoofdredacteur Trends.

CHARLES KINDLEBERGER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content