Zakendoen in een fantasiewereld

In het musicalmilieu is Geert Allaert van Music Hall een omstreden figuur. Sommigen vinden hem een visionair, anderen noemen hem een fantast. In ieder geval is de speeltijd voor deze musicalpaus voorbij: als Camelot en het later geplande Aladin floppen, mag Allaert alle dromen opbergen.

In het musicalmilieu is Allaert een omstreden figuur. De ene noemt hem visionair, voor de andere is hij een fantast met af en toe een goed idee. Zeker is wel dat Allaert erin slaagde om met grootschalige producties als Cats, Het spook van de Opera, Les Misérables en Peter Pan een markt voor musicals te ontwikkelen in Vlaanderen. En zeker is ook dat Allaert en Music Hall respect verdienen voor het lef en de veerkracht die ze aan de dag leggen. “Een tegenslag meer of minder krijgt hen niet klein,” vat een concurrent de situatie samen. En eigenlijk vraagt iedereen zich af hoe Music Hall op de valreep telkens weer het faillissement weet te vermijden.

De speeltijd is echter voorbij. Camelot en het later op het seizoen geplande Aladin mogen niet floppen of de ambitieuze Vlaamse musicalpaus hangt. “Maar Aladin wordt een succes,” verzekert Allaert ons. “In Vlaanderen liggen nu al 75 voorstellingen vast en onze Nederlandse partner IMM Theater heeft er ook al 150 geboekt. We zitten op rozen.”

Een basis van beton

Met kaskrakers als Les Misérables en Het spook van de Opera _ allebei meer dan 400.000 bezoekers _ lijkt het alsof Music Hall een goudmijn heeft aangeboord. Maar Allaert moet krabbelen om zijn scheepje boven water te houden. De fundamenten van Music Hall bestaan uit vier activiteiten: organisatie van muziekspektakels, de productie ervan, de verhuur van concertzalen en ticketverkoop. Niet-geconsolideerd zijn de activiteiten samen goed voor een omzet van naar schatting 26 miljoen euro (1,05 miljard frank). Dat cijfer houdt dus geen rekening met onderlinge facturatie. Volgens Allaert wordt er nu aan gewerkt.

Voor de uitbouw van een groep met zo’n omvang had Allaert ruim tien jaar nodig. Het sleuteljaar in zijn carrière als bedrijfsleider is ongetwijfeld 1994. Dat jaar verwierf Music Hall de concessie van de Antwerpse Stadsschouwburg _ de zaal bij uitstek voor musicals _ en kocht 75% van de muziektempel Vorst Nationaal in Brussel. Beide locaties kregen een grondige restauratiebeurt en passen in een visie die Allaert al jaren verkondigt. Hij wil culturele evenementen kunnen organiseren op verscheidene plaatsen in België. Het grote voorbeeld is het succesverhaal van de Kinepolis Groep. Allaert wil zijn eigen tempels voor musicals en muzikale megaspektakels bouwen en gelooft dat het grote publiek de weg naar zijn muziektheaters zo zal vinden. Tenminste, als die niet te ver uit de buurt liggen. Daarom wilde Music Hall een geografische spreiding in Gent, Antwerpen en Brussel. Vorst Nationaal _ Allaerts stek in Brussel _ telt 8000 zitjes, de Antwerpse Stadsschouwburg biedt plaats aan 2000 bezoekers en in Gent zal de Capitole 1700 cultuurvreters tegelijk kunnen ontvangen. “Vandaag zijn we bijna een immobiliëngroep,” lacht Allaert. “Verzekeraar Mercator & Noordstar keek bij zijn instap in 1999 ook zo naar Music Hall. Wij hebben een patrimonium opgebouwd van anderhalf miljard frank. De winstcijfers lijden onder het versnelde afbetalingsregime maar de vette jaren zitten er aan te komen. Binnen twee jaar is Vorst Nationaal volledig afbetaald en één jaar later is dat ook het geval voor Antwerpen.”

De redenering van Allaert is dat de immobiliën het risico van musicals produceren verkleinen. Het is vandaag maar de vraag of de 200 miljoen frank of 5 miljoen euro _ een lening van 120 miljoen frank en 80 miljoen frank voor 22% van de aandelen _ die Mercator & Noordstar in het bedrijf stopte voldoende zijn om de ambities van Music Hall te stillen.

Die instap kwam er overigens nadat eerdere partners Gimv en Roularta Media Group _ die in 1994 samen met Allaert het kapitaal met 142 miljoen frank of 4 miljoen euro optrokken in ruil voor elk een derde van het kapitaal _ het schip in 1998 halsoverkop verlieten. Zegt Allaert: “De Gimv had van bij het begin een exit voor ogen en Roularta was bang dat een tegenvallende première de beursnotering negatief kon beïnvloeden.”

Voor de Gimv zat destijds Alain Keppens in de raad van bestuur. Hij geeft een andere uitleg: “We verschilden van mening over de risicospreiding. Wij vonden de expansieplannen en buitenlandse ambities te gewaagd. Het leek ons beter een voorzichtiger groeipad te kiezen, maar dat zag Geert Allaert anders.”

Allaert stelde daarop voor om een buy-out te doen. Wat ook gebeurde. Of beter: wat ook gebeurt, want Allaert is nog steeds aandelen aan het terugkopen. Bij Roularta is algemeen directeur Iwan Bekaert weinig toeschietelijk in zijn commentaar. Destijds was immers afgesproken dat details over de overeenkomst niet werden bekendgemaakt. Concreet betekent dat: Allaert heeft een afbetalingsplan gekregen om de buy-out te kunnen realiseren. En dat plan loopt nog. Dus zowel Gimv als Roularta hebben er weinig baat bij om Allaert voor het hoofd te stoten. “Trouwens, de Gimv noch Roularta hebben op de transactie verlies geleden,” stelt Allaert. Hetgeen Keppens bij de Gimv bevestigt.

De cijfers zijn rood

Het opgebouwde imperium van Allaert is intussen financieel alles behalve gezond. De balansen van de tien vennootschappen die behoren tot de groep Music Hall kleuren bloedrood. De enige uitzonderingen zijn de muziektempel Vorst Nationaal _ Music Hall heeft die voor 75% in handen _ en de Ticket Club. Met 97.000 euro (3,9 miljoen frank) winst in 2000 in Vorst en ruim 81.000 euro (3,2 miljoen frank) winst in de Ticket Club weet Allaert het hoofd boven water te houden. Maar in de ticketverkoop heeft Music Hall ook een tweede ijzer in het vuur. In 1999 kocht Allaert het verlieslatende Connecticket, met een omzet van bijna 1,5 miljoen euro (57 miljoen frank) en een verlies van 269.000 euro (10,8 miljoen frank). Allaert verantwoordt de overname omdat Connecticket de licentie heeft over de elektronische reservatiesoftware Microflex.

De overkoepelende holding Music Hall beperkte in 2000 het verlies tot 79.000 euro (3,2 miljoen frank), maar in de gelijknamige divisie die de musicalproducties opzet, liep het verlies op tot meer dan 4,3 miljoen euro (17,3 miljoen frank).

Deze zomer had Music Hall naar verluidt amper 2 miljoen frank op zijn rekeningen staan en gingen voor Allaert bijna de gordijnen dicht. Maar zoals steeds krabbelde de paus van de culturele economie overeind. Allaert is een doordouwer. Dat blijkt ook uit de koop en verbouwing van de oude bioscoop Capitole aan het Gentse Zuidpark. Zo’n 12,4 miljoen euro (500 miljoen frank) had Allaert nodig voor een van de mooiste zalen van Vlaanderen. Geld dat hij niet had. Allaert dacht er zelfs aan om het geld bij elkaar te schrapen via de verkoop van zijn 75%-belang in Vorst Nationaal aan de Amerikaanse entertainmentgroep Sfx. Die had eerder dit jaar de concertorganisatoren Make it Happen(van Paul Ambach) en On the Rox(van Herman Schueremans) opgekocht. Maar opnieuw kwam hij eruit en wist een lening van bijna 10 miljoen euro (zo’n 400 miljoen frank) los te weken bij Artesia. “In een rapport van Fortis ( nvdr – de huisbankier van Music Hall) staat Vorst Nationaal gewaardeerd op een miljard frank,” zo poneert Allaert. “We zouden gek zijn geweest als we de 13,9 miljoen euro ( nvdr – 56,1 miljoen frank) die Sfx bood, hadden geaccepteerd.”

Het faillissement loert om de hoek

Wie Allaert vandaag bezig hoort, gelooft dat de crisis voorbij is. “De cirkel is rond,” zegt hij. “We hebben de hele ketting van de culturele economie in huis: van produceren over organiseren tot tickets verkopen. En dat zowel in Antwerpen, Gent als Brussel.” Nochtans vertonen de cijfers een dalende tendens. Er is niet één van de vennootschappen die tussen 1999 en 2000 zijn omzet spectaculair zag stijgen. Integendeel zelfs. Vorst Nationaal draaide in 1999 nog bijna 5,9 miljoen euro (238 miljoen frank) omzet. In 2000 viel dat cijfer terug tot 3,7 miljoen euro (149 miljoen frank). De omzet van de vennootschap die musicals produceert, zakte van bijna 17 miljoen euro (686 miljoen frank) in 1999 naar 13,3 miljoen euro (537 miljoen frank). Opera Hall, de tak waarin de reizende spektakelopera’s zoals Aïda en Carmen een plaats hebben, doet het niet beter: de omzet daalde daar van 2,6 miljoen euro (105 miljoen frank) in 1999 tot 2,4 miljoen euro (97 miljoen frank) een jaar later.

Maar de ticketverkoop dan? Ook op dat vlak gaat het de verkeerde richting uit: bij Ticket Club zakte de omzet bijna 10% van 2,2 miljoen euro (89 miljoen frank) tot net onder de 2 miljoen euro (zo’n 80 miljoen frank).

Wat gebeurt er als Music Hall de concessie van de Antwerpse Stadsschouwburg verliest? Dan stort wellicht het kaartenhuisje van Allaert in. Zo’n drastische gebeurtenis lijkt onwaarschijnlijk, want Music Hall heeft in 1994 de stadsschouwburg toch in concessie gekregen voor honderd jaar. Music Hall investeerde naar eigen zeggen zelfs 7 miljoen euro of 300 miljoen frank in de verbouwing van de schouwburg. Maar waarom liet Plop– en Samson-producent Studio 100 dan aan het Antwerpse stadsbestuur zijn interesse blijken om de concessie over te nemen? En waarom zou Joop Van den Ende, de Nederlandse musicalgoeroe, zijn interesse laten blijken? Het Antwerpse stadsbestuur kent het antwoord maar al te goed: Music Hall betaalt al bijna twee jaar zijn huurgeld niet aan de stad. Oorzaak is onenigheid over de nutsvoorzieningen die Music Hall in het gebouw deelt met het Ballet van Vlaanderen en het Paleis, het vroegere jeugdtheater, maar die uitsluitend op Music Hall worden verhaald. Zegt Allaert: “Onze nutsvoorzieningen zijn hier zelfs duurder dan in Vorst. Ik heb meermaals het probleem aangekaart, maar een oplossing bleef uit. Ik begrijp dat niet, Music Hall spekt de stadskas voor 50 tot 70 miljoen frank per jaar en dan is het niet mogelijk om te zorgen voor een eerlijke verdeelsleutel.”

Uiteraard zit het stadsbestuur met het conflict verveeld. Maar Allaert wuift het risico op contractbreuk weg: “We liggen inderdaad in discussie, maar er is een oplossing in de maak. Het klopt dat we al anderhalf jaar geen huur meer betalen aan de stad. Maar ik verzeker u: wij hebben dat geld op onze rekening staan. Als het moet, kunnen we het morgen overschrijven.”

Dansen op een slappe musical

De musicalbusiness is een risicovolle branche. De kosten voor een productie lopen snel op en dat zorgt soms voor moeilijke beslissingen. Music Hall had bijvoorbeeld voor twee jaar de rechten op Phantom of the Opera, maar liet de voorstelling slechts tien maanden lopen. Allaert: “Je moet de kosten en baten afwegen. We hadden een vaste kost van 4,5 miljoen euro om de productie op te starten. Daarnaast hadden we nog eens 200.000 euro lopende kosten per speelweek. Je moet dus per week meer dan 200.000 euro verdienen om een verlenging te verantwoorden.”

Zeker in een klein land is de marge dun. Grote broer Nederland heeft wel ruimte voor zestien nieuwe producties dit seizoen, bij ons is de markt met 6 miljoen Vlamingen een stuk krapper. Dat bevestigen ook de bedrijven Ben The Musical en Tabas & Co, respectievelijk producent van Ben en Kuifje _ twee musicals die momenteel lopen.

“Precies om het risico te spreiden, leg ik in mijn bedrijf meer de nadruk op de immobiliëntak,” zegt Allaert. “Het is zonneklaar dat musicals maken op een rendabele manier in Vlaanderen bijna onmogelijk is. Het is dan ook de vraag of een cultureel project als het onze niet in aanmerking moet komen voor subsidies.”

En het lijkt erop dat Allaert gehoor vindt bij de overheid. Voor de verbouwing van de Capitole krijgt Music Hall van de Gentse stad een jaarlijkse subsidie van 620.000 euro of 25 miljoen frank. Daar legt de provincie Oost-Vlaanderen nog eens 223.000 euro of bijna 9 miljoen frank naast. Dat brengt de totale subsidie op 843.000 euro of 34 miljoen frank per jaar. “Dat is meer dan de aflossing van 669.000 euro per jaar die we moeten doen voor de Capitole,” onderstreept Allaert de rentabiliteit van zijn project.

Maar met de subsidie joeg Allaert wel zijn Gentse collega’s uit de theaterwereld tegen zich in het harnas. De verontwaardiging blijft overigens niet alleen beperkt tot de theaters in Gent. Ook muzikanten, zangers en figuranten die met Music Hall werkten, hebben zo hun bedenkingen bij de werkwijze van Allaert. Music Hall werkt bijvoorbeeld zelfs voor langdurige engagementen alleen maar met tijdelijke contracten. Voorts zou Music Hall lange tijd een betalingssysteem hebben gehanteerd dat voor de artiesten nadelig uitvalt. “Er was ooit wel een probleem met de muzikanten, maar die lagen onder contract bij een extern bureau waarbij wij klant waren,” verdedigt Allaert zich.

‘Creatief’ zakendoen

Allaert heeft het als ondernemer niet onder de markt. Hij doet een poging om een imperium uit de grond te stampen. Musicals waren zijn niche, die strategie heeft hij intussen bijgesteld. Maar het lijkt er sterk op dat hij wat creativiteit moest gebruiken om het hoofd boven water te houden. Er is bijvoorbeeld de vzw My First Musical, die op hetzelfde adres huist als Music Hall. De vzw is volgens de statuten een educatief project dat tot doel heeft “de kennis en beoefening van muziek en podiumkunsten _ in het bijzonder musicals _ uit te breiden door alle middelen.” Opvallend is de aanwezigheid van mevrouw Celie Dehaene als voorzitster van de vzw. Om de schoolgaande jeugd binnen te leiden in het musicaluniversum krijgt de vzw subsidies: 495.000 euro (bijna 20 miljoen frank) van het ministerie van Economische Zaken, 124.000 euro (5 miljoen frank) van de Nationale Loterij en 25.000 euro (1 miljoen frank) van het ministerie van Onderwijs.

Maar is dit project wel zo onschuldig als het eruit ziet? De vzw heeft voor 2000 een uitstaande schuld bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) van ongeveer 363.000 euro (14,6 miljoen frank). “Voor 2000 wachten we nog steeds op de ons beloofde subsidie van het ministerie,” verklaart Allaert de openstaande schuld.

En waar komt de schuld aan de RSZ vandaan? De hoofding die op de contracten van de sterren voor The Phantom of the Opera staat, schept klaarheid. Zij lagen onder contract bij de bewuste vzw. My First Musical is niet alleen een educatief project? Zegt Allaert: “Het is ook de eindorganisator van de musicals. We kiezen voor het vzw-statuut om de stadstaksen op tickets te vermijden. Voor een topproductie lopen die al vlug op tot een half miljoen euro.”

Het mag duidelijk zijn dat Music Hall moet vechten om de dromen van Geert Allaert waar te maken. De topman is ervan overtuigd dat in Vlaanderen spektakelmusicals niet evident zijn. Daarom pleit hij voor een vorm van staatssteun aan de musicalproducties. “Wij hebben bewezen dat er in Vlaanderen een publiek is voor deze theatervorm,” zegt Allaert. “Maar een flop is altijd mogelijk. Om dat risico te dekken, heeft de culturele economie nood aan een vangnet. Waarom geeft de overheid geen subsidie per verkocht ticket? Zodra blijkt dat een productie uit de kosten komt, kan de producent het voorschot terugbetalen.”

Dirk Van ThuyneRoeland Byl

Roeland Byl

Als Music Hall de concessie van de Antwerpse Stadsschouwburg verliest, stort het kaartenhuisje van Allaert in.

Het lijkt erop dat Geert Allaert in zijn poging om het hoofd boven water houden enige ‘creativiteit’ aan de dag legt.

Via een vzw die volgens de statuten een ‘educatief project’ is, contracteerde Allaert zijn sterren voor The Phantom of the Opera.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content