Wol en weelde in de wolds

West-Vlaanderen en de Cotswolds in Engeland verhoogden elkaars welvaart. Brugge en het schapenland dommelden eeuwenlang weg. Vandaag zijn het, net wegens die schone slaap tijdens de industriële revolutie, gesmaakte plekken. Brugge werd opnieuw rijk door massatoerisme en moderne nijverheid; de Cotswolds door bankiers met bonussen, bizarre inwijkelingen en bussen met Japanners.

Het westen van Oxford – de Cotswolds, een wold is een kaal heuvelland – is onbestaande zonder de dukaten van middeleeuwse kooplieden uit Brugge en Ieper. De eerste stad in Noord-Europa die een ingewikkeld netwerk organiseerde van handel en geldwissel over grote afstanden, was Brugge. De burgers van de Cotswolds behielden de grandeur dankzij hun geschiedenis van internationale handel en de contacten met de Lage Landen en Florence. In de valleien, waar de dorpen liggen, ontstond lokaal patriottisme.

Immigratie en verre contacten waren een constante in de middeleeuwen, vandaag lokt het gewest rare kwasten uit The City en elders. Prins Bandar bin Sultan, jarenlang de Saudische ambassadeur in Washington en vooral berucht omdat hij een miljard euro smeergeld kreeg van de Britse wapenproducent BAE, kocht er met de criminele ponden Glympton: 21 huizen en een twaalfde-eeuwse kerk.

Filkins is een droom van een dorp. Eén kronkelende straat en honingkleurige huizen die verstopt liggen achter hagen met rozen, vlierstruiken en doornige takken. De wool church halverwege de straat is een rijkelijk restant uit het hoogtij van de middeleeuwse schapenteelt en de wol voor Vlaanderen. Terwijl Bruggelingen in de dertiende eeuw de allerbeste wol kochten voor het laken van westelijk Vlaanderen, verschaft Dries Van Noten zich vandaag stoffen geïnspireerd door de kleuren van het pastorale gewest. Hij is met Ralph Lauren klant van Cotswold Woollen Weavers.

Richard en Jane Martin openden Cotswold Woollen Weavers in Filkins om het wollen weefsel opnieuw te beademen. Het bedrijf showt ruiten colbertjes, stevige mantelpakken, jagersbroeken, sjaals, wintervaste mutsen, kousen, een theehuis met gazon, oude machines, een rijk archief over schapen, wol en handel. Een dochteronderneming in Yorkshire weeft de ontwerpen van de Martins. Het atelierraam van Richards zolderkantoor toont een steenhouwerij: Filkins Stone Company, de nieuwste uitbreiding. Kalksteen van beige tot oker is in trek. De planken van een wandenvullend rek buigen onder de boeken over de oorsprong, bloei en neergang van de plaatselijke wol. ” The Cotswolds has only again been a polite place for the last 30 or 40 years”, lacht Richard Martin .

De leeuwen van de Cotswolds

Bij het begin van de wolproductie in de middeleeuwen boekten de Cotswolds vooral succes doordat het een onderbevolkt gebied was en ver van de grote steden lag. Richard Martin: “Schapen hebben veel ruimte nodig. Holland, Vlaanderen en Noord-Italië waren toen al verstedelijkt en dus konden ze maar weinig lakenwol produceren.” De lokale schapen werden The Lions of the Cotswolds genoemd. De wevers uit vervlogen tijden zongen: “De beste wol in Europa is Engels, en de beste wol van Engeland is Cotswold.”

Niemand kent vandaag de kenmerken van de schapen uit de Cotswolds. En niemand weet waarom die wol superieur was. Richard Martin: “Zowel toen als nu zijn wevers en boeren praktische mensen die niet schrijven. Geschiedenis is het eigendom van mensen die lezen en de neiging en de tijd hebben om een pen te scherpen, dus is de geschiedenis van priesters, dokters en advocaten. Vandaag zijn de schapen van de Cotswolds groot en ze leveren lange wol. Waarschijnlijk was dat ook zo in de middeleeuwen. Kamgaren kon toen alleen uit lange wol worden geweven, nu fabriceren machines alle soorten wol.” Het oudste volledige boek over schapen in het Engels, van William Ellis, dateert van 1745, toen het fokken en de handel al voorbij het hoogtepunt waren. Gezegd werd dat de helft van de weelde van Engeland rides on the back of the sheep.

Sedert 150 jaar weet men hoe het fokken genetisch werkt, kan een ras heropgevoerd worden als de lijn stopt en lopen experimenten met de beste soorten. Duizend jaar geleden waren er geen rassen, alleen types die losweg samenvielen met de aardrijkskunde. De monniken brachten over de eeuwen systematiek in het fokken, bevestigt Martin. “De cisterciënzers trokken naar de slechte gronden, de wolds, de kale heide op de heuvels ten westen van Oxford, want het sloot aan bij hun monastieke tucht en de regel ora et labora (werk en bid). Van Polen tot Wales bouwden zij om praktische redenen, om hun beschouwing niet te belasten met wereldse zaken, bijna identieke kerken, kloosters en boerderijen. Zij gebruikten dezelfde procedures en methodes en voor de allereerste maal werd boekgehouden van het fokken. De abdijen in Polen en de abdijen in de Cotswolds vergeleken hun resultaten en verbeterden zodoende hun schapen.”

Bloed van Christus

Hailes Abbey was een schapencentrum én een pelgrimsplaats, want mensen vereerden er de bloeddruppels van Christus. De middeleeuwse pelgrims ploeterden over de slechte wegen, de arme heuvel, voorbij miezerige krochten en in Hailes was het alsof zij Gods Stad binnentraden. De Civitas Dei met indrukwekkende gebouwen, mensen, koeien en schapen. Hailes Abbey is een ruïne, maar je blijft zien hoe machtig de gebouwen waren. De monniken verzorgden op het hoogtepunt 100.000 schapen.

Richard Martin: “De Bruggelingen en hun stadsgenoten van over heel Europa kochten hier op de jaarmarkten de langharige wol.” Lastdieren voerden de balen naar de Theems en over Londen of Southampton vertrokken zij naar Sluis en Nieuwpoort. Deels dreven de monniken zelf handel, deels via tussenpersonen omdat zij door hun roeping belemmerd waren in hun commerciële vrijheid. Grote clans van wolhandelaars ontstonden die door hun contracten met Brugge, Frans-Vlaanderen en Noord-Italië internationale expediteurs werden met stapelhuizen, schepen en horeca en zo grote hoeveelheden cash verzamelden voor de krediet- en wisselactiviteiten.

De Engelse koning verbood in de veertiende eeuw het weven, want hij verdiende zijn brood met de heffingen op de woluitvoer. Het duurde tot de zeventiende eeuw voor Engeland ook een textiel-exporteur werd en het illegaal was om wol te exporteren. De weverijen lokten gildebroeders uit de Lage Landen naar East Anglia en Northampton om de branche te verbeteren.

Monniken en halve wilden

Richard Martin: “De middeleeuwse Cotswolds waren welvarend, het geld vloeide naar de manors op de wolds. Vijfhonderd jaar geleden viel de streek stil zoals het prachtige Brugge. De havenstad verloor zijn broodwinning door de verzanding van het Zwin en werd Bruges-la-Morte. De industriële evolutie ging aan haar voorbij en vandaag is zij authentiek en al jaren een magneet voor kunstenaars, architecten, reizigers.”

De dynastieke banden tussen het patriciaat van Brugge en de handelaars van de Cotswolds zijn nooit bestudeerd. De belangrijkste lokale geslachten met zakelijke contacten in Brugge, Ieper, Calais, Florence, Prato en Dowaai waren de Grevels van Chipping Camden, de Thames van Fairford, de Forteys van Northleach en de Sylvesters van Burford. Richard Martin denkt dat de bloedbanden zwak zijn: “De Cotswolds waren een ruw gewest en de Vlamingen gesofistikeerd. Hier arriveerden ze bij monniken en ( lacht) halve wilden.”

“But ye Fflemmynges, if ye be not wrothe,

The grete substance of your clothe, at the fulle,

Ye wot ye make hit of youre Englissh wolle….

For the wolle of Englande

Susteyneth the commons Flemmyngis….”

Deze verzen uit een tendentieus pamflet van de vijftiende eeuw maken zich vrolijk over de afhankelijkheid van Vlaanderen van de Engelse wol. Op het moment van het schotschrift was het huwelijk tussen de Engelse vachten en de Vlaamse weefgetouwen twee eeuwen oud. Vooral in de eerste periode van de contacten reisden de opkopers van onze contreien naar Bourton, Northleach, Chipping Camden, Winchcombe. In 1270 greep de Engelse kroon naar het inkomen en de politieke kansen die de controle over de woluitvoer opleverde. In de eerste plaats werd de wolexport naar Vlaanderen verboden en nadien belast. Edward I en Edward III verdreven de Vlaamse kooplieden uit hun oude rol als kopers. Tegen het einde van de veertiende eeuw verhoogden belastingen de prijs van een baal Engelse wol met dertig procent. Italianen van Prato en Florence wrongen Engeland binnen als tussenpersonen. Betekende dit het einde van de navelstreng tussen West-Vlaanderen en de Cotswolds?

Neen. Brugge werd in 1325 en 1340 de enige stapelplaats – een beurs voor handelaren, bankiers, fabrikanten – op het vasteland. Gelijktijdigheid was er tussen de Engelse economie en het betalings- en wisselstelsel van Brugge. De Engelsen voelden zich thuis in de Vlaamse Hanzestad. Zij verbleven niet in de officiële logieshuizen van Brugge en huurden eigen woningen of klopten aan bij landgenoten. In de klantenlijsten van de wisselhandelaren – bijvoorbeeld van de familie de Marke – verschijnen tweehonderd namen van Engelse commerçanten. Herbergiers/wolhandelaren als Jan Metteneye, Zegher Honin, Lambesin van de Walle, Pieter Scutelare en Franche van Singhe boden onderdak aan hun Engelse relaties. De Engelsen hadden het voorrecht van een eigen weeghuis dat eigendom was van het stadsbestuur.

In 1371 werden schepen in de haven van Sluis geconfisqueerd als vergelding voor de roverijen van Engelse kapers. Lambert Vromond, notaris en raadslid, noteerde het beslag: 39 boten en hun lading werden aangeslagen. Veertig balen wol waren eigendom van Mechelaars, die ze kochten van Brugse makelaars, 216 van Italianen, 75 van Bruggelingen.

In de veertiende eeuw, ondanks de voorrechten van Calais, bleef Brugge dé handelsplaats voor Engelse wol; de helft van de Engelse uitvoer landde in het Zwin. Wol was de borg voor de geldwissel en andere grondstoffencontracten van Brugse financiers.

Wol, laken en goud

De combinatie van de invoer, productie en verkoop van laken gekoppeld aan de kracht van de Brugse handelaars financierde de grote omslag van de Brugse, en deels West-Vlaamse lakenfabricage: van goedkopere wol voor saai naar de allerbeste wolsoorten en vervolgens de meest rijke draperieën en damasten. De duurdere wol vergde grote soepelheid van de gilde van de lakenwevers, veel geld en ingewikkelde productieprocessen. Geoffrey Chaucer stotterde in zijn Canterbury Tales waar hij de lakenmakers van Bath verheven achtte boven die van Brugge, Ieper en Gent. Bovendien was nergens de verwevenheid en de winstgevendheid van de geldhandelaars met de lakenfabricage zo intens als aan het Minnewater.

Na de wol en het laken werd in de veertiende eeuw goud een nieuwkomer in Brugge. Het goud verdreef de zilversmeden, of barnecamers, en Brugge legde voorraden aan die agenten van Lübeck lokten voor een eigen goudmunt.

Het samenspel van wol, laken en goud zoog handelaars in specerijen, huiden, amber, hout en wijn naar Brugge. Engelse wol werd geruild tegen kruiden uit Italië en Vlaams laken vulde de koggen naar de Oostzee. West-Vlaanderen jongleerde met de wispelturigheden van de Honderdjarige Oorlog voor de commerce met de Cotswolds.

Door Frans Crols

“De beste wol in Europa is Engels, en de beste wol van Engeland is Cotswold.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content