Wil de echte minister van Economie nu opstaan?

Buitenlandse investeerders worden van hot naar her gestuurd, Vlaamse ondernemers worden gek van de sloganpolitiek. Wie is in België en in Vlaanderen nu eigenlijk bevoegd voor economie? En waarom meent iedereen daar zijn zegje in te moeten hebben?

Welke ministers gingen vorige week bij de directie van Ford op tafel kloppen? Premier Guy Verhofstadt ( VLD), Vlaams minister van Werkgelegenheid Renaat Landuyt ( SP.A) en Vlaams minister-president Bart Somers (VLD). Niet federaal minister van Economie Fientje Moerman (VLD). Niet haar Vlaamse collega van Economie Patricia Ceysens (VLD).

Frank Judo, advocaat bij het gereputeerde Liedekerke Wolters Waelbroeck Kirkpatricken assistent Publiek Recht aan de KU Leuven, schetst het probleem ruimer. “Nogal wat buitenlandse investeerders onder mijn cliënten zien door de bomen het bos niet meer,” zegt hij. “Ze vragen me wie waarvoor bevoegd is. En eenduidige antwoorden kan ik soms niet geven. Er bestaat heel wat verwarring bij sommige – vaak buitenlandse – ondernemers en investeerders. Die hollen nu van loket naar loket om inlichtingen en vergunningen te krijgen. Erg efficiënt komt dat niet over. Zeker niet als ze van het regionale kastje naar de federale muur worden gestuurd, en omgekeerd.”

Het bedrijfsleven maakt werk van corporate governance, maar op het vlak van de public governance kraakt het aan alle kanten. Het buzz word van Verhofstadt II heet ‘coöperatief federalisme’, vrij vertaald: de federale recuperatie. “De regering-Verhofstadt II lanceert prachtige voorstellen,” klinkt het enthousiast bij Jan Van Doren, adjunct-directeur van de studiedienst van het Vlaams Economisch Verbond ( VEV). “De economie wordt aangezwengeld. Onderzoek & Ontwikkeling wordt gesteund. Werkgelegenheid is een prioriteit. Maar er is een manco: op al die beleidsdomeinen is de federale regering amper bevoegd. Wél de gewesten en gemeenschappen.”

Verdeel en heers

Hoog tijd om het communautaire getouwtrek in kaart te brengen. Maar dan is het wel handig om eerst de functies binnen de regeringen onder de loep te nemen. Over de federale regering is iedereen het eens: Verhofstadt voert een verdeel-en-heerspolitiek onder de twintig andere regeringsleden en staatssecretarissen. Hoe doet hij dat?

1. Maak een kaartclubje. Administratieve vereenvoudiging is een bevoegdheid die rechtstreeks onder de premier valt, en waarvoor staatssecretaris Vincent Van Quickenborne (VLD) werd aangeduid. Administratieve vereenvoudiging gaat grotendeels over de Kruispuntbank (bevoegd: federaal minister van Economie Fientje Moerman) en de ondernemingsloketten (bevoegd: federaal minister van Middenstand, Sabine LaruelleMR). Ook staatssecretaris voor Informatisering Peter Vanvelthoven (SP.A) mag meespelen.

2. Stimuleer een ménage à trois. Telecommunicatie valt met Belgacom natuurlijk onder superminister van Begroting en Overheidsbedrijven Johan Vande Lanotte (SP.A). Maar Fientje Moerman is als minister verantwoordelijk voor de regulering in de sector. Ook minister van Leefmilieu, Consumentenzaken en Duurzame Ontwikkeling Freya Van den Bossche ( SP.A) doet graag haar zegje.

3. Laat ze pingpongen. Buitenlandse Handel heeft – hoewel geregionaliseerd – twee vakministers: Louis Michel (MR) en, jawel, Fientje Moerman.

De federale regering zet economie boven aan haar prioriteitenlijstje. De minister van Economie is in principe een sleutelfunctie. Waarnemers vragen zich dan ook af waarom Fientje Moerman geen vice-premier is. Of waarom Verhofstadts blauwe dauphin, minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael, eigenlijk geen minister van Economie werd? Het antwoord: omdat de premier zélf graag het voortouw neemt in economische materies?

Diverse economische lobbyisten getuigen dat er maar één adres is voor economische dossiers met belangrijke budgettaire implicaties of politieke gevoeligheden: Wetstraat 16, Brussel. Een insider: “De eerste minister en zijn vier vice-premiers zetten de politieke lijn uit. De rest van de regering mag zich bezighouden met de technische uitwerking en scoren bij het electoraat.” Het kabinet-Moerman countert de kritiek dat het ontbreken van de titel vice-premier op de al lange titelparade van Moerman een nadeel zou zijn. “Ook wij hebben rechtstreekse telefoonlijnen naar de kernkabinetten.”

Trop is te veel

De Vlaamse regering is een kweekschool van ministers van Economie. De huidige coalitie versleet er al twee. Dirk Van Mechelen (VLD) mocht de aftrap geven, ex-minister Jaak Gabriëls (VLD) mocht de eerste wissel uitvoeren, maar werd voortijdig naar de kleedkamer gestuurd en vervangen door huidig minister Patricia Ceysens.

“Het Vlaamse ministeriële departement Economie is een duiventil en voert een stop and go-politiek,” poneert een topman uit werkgeverskringen. “Gabriëls had net zijn vijf spinachtige modellen uitgewerkt, en Ceysens komt nu met haar stelling ‘C3 = O2’ ( nvdr – C3 verwijst naar Creativiteit, Competitiviteit en Connectiviteit; O2 naar zuurstof). Hoe meer nieuwe voorstellen de ministers lanceren, hoe onzekerder de ondernemers zijn over de toekomst. “De ondernemers willen rechtszekerheid, omdat een langetermijnstrategie anders onmogelijk wordt,” zegt Jos Stalmans, bestuurder-directeur van VKW-Limburg. “Ze willen rust en stabiliteit.”

Ook de nieuwe minister-president Bart Somers laat zich meer en meer horen op het economische vlak. Zo kondigde hij, en niet Ceysens, onlangs nog de rondetafel over ondernemerschap aan. Oprechte belangstelling of slechts een manoeuvre om de federale regering een hak te zetten nadat die de werkgelegenheidsconferentie organiseerde? Wat de lobbyisten over de federale premier vertelden, geldt ook voor de Vlaamse minister-president: hij weegt met zijn volle gewicht op de economische dossiers.

Het is helemaal onduidelijk waarop Ceysens kan wegen als je weet dat Vlaams minister van Financiën en Begroting Dirk Van Mechelen bevoegd is voor het wetenschaps- en technologisch innovatiebeleid, de Vlaamse Participatiemaatschappij, Gimvindus en de Limburgse Reconversiemaatschappij.

Federale schoonmoeder

Jazeker, België is een federaal land waarin de bevoegdheden netjes bij wet verdeeld zijn (zie kader: Wie doet wat?). En nu we toch bezig zijn: Sinterklaas komt uit Spanje. De bevoegdheden van de regering-Verhofstadt II conflicteren niet alleen onderling, in haar regeerverklaring en andere politieke statements begeeft ze zich ook op het terrein van de Vlaamse regering (stimulansen voor de KMO’s, de sociale economie en mobiliteit, bijvoorbeeld).

Het regeerakkoord gaat uiteraard uit van het overleg met de gewesten en gemeenschappen. ‘Coöperatief federalisme’ heet dat. Critici bestempelen het als ‘schoonmoedergedrag’. “De werkgelegenheidsconferentie baadt in diezelfde sfeer,” klinkt het. “Ook hier staan typisch Vlaamse materies hoog op de agenda, zoals begeleiding van werkzoekenden, opleiding, onderzoek en ontwikkeling.”

Grondwetspecialist en advocaat Paul Van Orshoven (KU Leuven) bekijkt het verlanglijstje van de federale regering, en stelt vast: “De federale regering zou evengoed in haar regeerakkoord kunnen opnemen welke maatregelen Frankrijk moet nemen inzake werkgelegenheid.”

Diverse federale ministers beschikken over regeringsportefeuilles die ook regionaal worden opgevolgd. Enkele voorbeelden:

Economie: Fientje Moerman en Patricia Ceysens

Werkgelegenheid: Frank Vandenbroucke (SP.A) en Renaat Landuyt

Ontwikkelingssamenwerking: Marc Verwilgen (VLD) en Ludo Sannen (Agalev)

Energie: Fientje Moerman en Gilbert Bossuyt (SP.A)

BuitenlandseHandel: Louis Michel, Fientje Moerman en Patricia Ceysens

Wetenschapsbeleid: Fientje Moerman en Dirk Van Mechelen

Landbouw: Sabine Laruelle en Ludo Sannen

Leefmilieu: Freya Van den Bossche en Ludo Sannen

“Al die ministerposten lijken wat te veel van het goede,” redeneert Van Orshoven. “Weliswaar is de federale staat in de rand van een aantal deelstatelijke terreinen bevoegd, maar het gaat niet op om daar een heel kabinet rond te creëren. Deze regering had dan net zo goed een afzonderlijke minister van Onderwijs kunnen aanstellen omdat de vaststelling van de leerplicht nog altijd een federale bevoegdheid is. Een nationale minister benoemen op een terrein waar vooral de deelstaten bevoegd zijn, is moeilijkheden zoeken. Zo krijg je geruzie tot en met. In de huidige politieke constellatie kan dat misschien worden vermeden, maar na de deelstaatverkiezingen kunnen de politieke kaarten totaal anders liggen.”

Grensconflicten

Het eerste conflict deed zich voor toen Freya Van den Bossche als minister van Leefmilieu een totaal verschillende oplossing voorstelde voor de ozonproblemen dan haar Waalse collega. Later voer Patricia Ceysens uit tegen de federale staatssecretaris voor het Gezin Isabelle Simonis ( PS), die poneerde dat kinderopvang niet mag worden overgelaten aan bedrijven.

Vorige week laaide het vuur opnieuw op. Deelnemers aan het federaal-regionaal overleg over de werkgelegenheidsconferentie wijzen erop dat minister van Werk Frank Vandenbroucke een verborgen agenda lijkt te hebben: de herfederalisering van het werkgelegenheidsbeleid. Zo wil zijn kabinet de dienstencheques volledig federaal regelen. Tot op vandaag staan echter de gewesten in voor de erkenning van de dienstenleveranciers en betalen ze een deel van de kosten. Ook wil de SP.A’er de startbanenplannen voor heel het land eenmaken, terwijl Verhofstadt I een beleid naar gewestelijk te situeren doelgroepen voerde.

“Grensconflicten tussen bevoegdheidsdomeinen zullen er altijd zijn,” zegt advocaat Frank Judo. “Maar deze regering is diep op het domein van de Vlaamse overheid binnengedrongen. Misschien heeft het een en ander te maken met het feit dat de huidige generatie van politici niet zo gevoelig is voor een klare terreinafbakening.”

De profileringsdrang van de hedendaagse ministers, die een beleid voeren van politics by announcement, is bijzonder hoog. De federale ploeg staat aan het begin van zijn ambtsperiode en wil zich bewijzen; de Vlaamse ministers staan voor nieuwe verkiezingen en zijn dus in hetzelfde bedje ziek. Waarnemers zien nog een andere reden van wat ze “de kakofonie onder Verhofstadt II” noemen. Was de vorige minister van Economie Charles Picqué (PS) een nobele onbekende, dan is opvolgster Fientje Moerman en haar meer dan vijftig man tellende kabinet een evenement op zich. En de minister van Economie is voor het eerst in tijden weer een blauwe, ook al wordt ze geconfronteerd met een bloedrode federale overheidsadministratie (FOD). The times they are a-changing, luidt het motto van haar kabinet.

Heeft iemand nog een ideetje?

Merkwaardig is dat het communautaire gekrakeel zich niet echt afspeelt tussen de ministers van Economie, maar wel tussen de premier en de minister-president. Weliswaar kondigde Moerman bij haar start een rist voorstellen aan. Ze begon dapper met een accijnsverhoging op de brandstofprijzen, pleitte voor de afschaffing van de prijscontroles (waarmee op slag ongeveer 300 mensen van haar FOD overbodig worden), stelde een verdere liberalisering in de verzekeringssector voor en maakt er een punt van de Raad voor de Mededinging te dynamiseren. Werkgeversorganisaties knikken goedkeurend en ook Ceysens kan er weinig tegen hebben, aangezien Moerman met haar initiatieven netjes op haar domein blijft.

Hetzelfde kan omgekeerd gezegd worden over Ceysens. De lans die zij breekt om van Vlaanderen een kenniseconomie te maken, kan Moerman bezwaarlijk tegen het hoofd stoten.

Het zijn de initiatieven die premier Verhofstadt (in zijn regeringsverklaring) en Bart Somers (in zijn Septemberverklaring) aankondigden die voor verwarring zorgen en communautaire ruzies zullen uitlokken. Beide excellenties willen een fiscale incentive aan particulieren geven die in startende bedrijven investeren. Verhofstadt wil één jaar gratis krediet geven aan starters via het Federaal Participatiefonds. De Vlaamse collega’s willen datzelfde Participatiefonds regionaliseren. Vlaanderen gaat het durfkapitaal aanzwengelen via het Arkimedesfonds. Op federaal niveau wil men hetzelfde realiseren via de private privaks.

Onderzoek & Ontwikkeling bevorderen is ook een gemeenschappelijke wens. Verhofstadt spreekt over een stijging van de middelen voor O&O tot 3 % van het bruto binnenlands product (BBP). Somers kondigde aan het budget voor wetenschappelijk onderzoek volgend jaar te verhogen van 60 tot 90 miljoen euro.

En zo gaat dat maar door. De redenering dat meer initiatieven, en dus meer geld, meer kansen geven aan de ondernemers, gaat volgens werkgeverorganisaties niet op. In de huidige wirwar van regels vinden de ondernemers nu al hun weg niet. “Allemaal leuk, die initiatieven, maar irrelevant en geldverspillend,” zucht een Vlaamse topondernemer. “Wij vragen maar twee dingen van deze regering: een loonlastenverlaging en de vermindering van de fiscale druk op de vennootschappen. En wie kan dat regelen? Wie weegt door op die dossiers? Jawel, de socialistische partijvoorzitters Steve Stevaert en Elio di Rupo. Steve is voor ons dus nog meer minister van Economie dan alle ministers van de zes regeringen die België rijk is.”

Paul Van Orshoven ziet maar twee mogelijke oplossingen: een stap terug zetten in de staatshervorming, of een doorgedreven regionalisering. “De huidige regering opteert blijkbaar voor de federale recuperatie. Hoewel ik daar vroeger nogal huiverig tegenover stond, meen ik dat de opsplitsing – hoe verder, hoe beter – technisch gezien de beste oplossing is om conflicten te vermijden, zodat beide landsdelen een eigen beleid kunnen voeren. Ik pleit als jurist voor duidelijke bevoegdheidspakketten. De advocaat in mij zou kunnen redeneren dat elk bevoegdheidsconflict weer een extra dossier is ( nvdr – Van Orshoven is een bekend pleiter voor het Arbitragehof). Dat doe ik niet. We hebben werk genoeg.”

En wat dan met die C3=O2 van minister Ceysens? Een toponderhandelaar bij de werkgelegenheidsconferentie: “Zet dat tussen haakjes en voeg daar 50 graden bij. Wat krijg je dan? Gebakken lucht.”

Hans Brockmans – An Goovaerts

Lobbyisten getuigen dat er maar één adres is voor belangrijke economische dossiers: Wetstraat 16, Brussel.

“De federale regering zou evengoed in haar regeerakkoord kunnen opnemen welke maatregelen Frankrijk moet nemen inzake werkgelegenheid.” Paul Van Orshoven KU Leuven

Het regeerakkoord gaat uit van het overleg met de gewesten en gemeenschappen. ‘Coöperatief federalisme’ heet dat. Ook wel ‘schoonmoedergedrag’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content