Wijzigingen aan jaarlijkse belasting vzw’s

Met de nieuwe vzw-wet werden ook enkele voor de praktijk niet onbelangrijke wijzigingen aangebracht aan de ‘taks tot vergoeding van het successierecht’.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

De nieuwe vzw-wet kent een bewogen geschiedenis. De totstandkoming ervan heeft jaren in beslag genomen. Het wetsontwerp werd bij herhaling geamendeerd en is verschillende keren over en weer verhuisd tussen

en

.

Inwerkingtreding. Toen de wet ongeveer een jaar geleden definitief werd goedgekeurd, was het leed nog niet geleden. Eerst werd een verkeerde versie gepubliceerd. En toen uiteindelijk de juiste versie in het Belgisch Staatsblad te lezen stond, kon blijkbaar geen overeenstemming worden gevonden over de datum waarop de wet in werking moest treden.

In de wet zelf stond te lezen dat zij in werking zou treden bij het begin van de tweede maand die volgt op de bekendmaking van het Koninklijk Besluit dat ter uitvoering van de nieuwe vzw-wet moet worden genomen. Maar om niet altijd even duidelijke redenen heeft men die inwerkingtreding nadien nog gewijzigd. Begin van dit jaar is beslist dat de koning de inwerkingtreding van de nieuwe vzw-wet “artikel per artikel” zou regelen bij Koninklijk Besluit.

Dat is inmiddels gebeurd. Het resultaat is geen toonbeeld van eenvoud. Kort gezegd komt het erop neer dat de meeste bepalingen van de nieuwe vzw-wet in werking zijn getreden op 1 juli jongstleden. Maar dat is bijvoorbeeld niet het geval voor de nieuwe regels inzake boekhouding en jaarrekening. Die zullen pas van toepassing zijn op de boekjaren die ten vroegste op 1 januari 2004 een aanvang nemen.

Fiscaal. De nieuwe vzw-wet bevat ook enkele niet onbelangrijke fiscale bepalingen. Die zijn zonder uitzondering op 1 juli 2003 in werking getreden.

Enkele daarvan hebben betrekking op de zogenaamde taks ter vergoeding van het successierecht. Deze taks bestaat al zeer lang. Zij is indertijd uitgevonden ter compensatie van het feit dat goederen die worden ondergebracht in bijvoorbeeld vzw’s definitief aan de successierechten ontsnappen. De taks bedraagt 0,17 % en is in principe jaarlijks verschuldigd op het geheel van de bezittingen van de vzw.

Alle vzw’s krijgen met deze belasting te maken. Maar dit wil niet zeggen dat zij deze belasting ook effectief zijn verschuldigd. In het verleden bestond al de regel dat de belasting niet geldt als de waarde van de bezittingen van de vzw niet hoger is dan 25.000 euro.

Die regel blijft ook na 1 juli 2003 behouden. Maar tegelijk wordt een belangrijke wijziging aangebracht. In de oude regeling werd alleen rekening gehouden met de bezittingen van de vzw in België. In de praktijk liet dit een eenvoudige vorm van belastingontwijking toe. Voor een vzw die de grens van 25.000 euro overschreed, volstond het een deel van haar bezittingen naar het buitenland over te brengen om aan de belasting te ontsnappen.

Deze vorm van belastingontwijking wordt nu onmogelijk. In de nieuwe regeling wordt rekening gehouden met de bezittingen worldwide. Dus zowel in België als in het buitenland. Zodra die de grens van 25.000 euro overschrijden, is de belasting in principe verschuldigd. Maar tegelijk heeft de wetgever in een aantal uitzonderingen voorzien. Zo wordt (onder meer) geen rekening gehouden met de in het buitenland gelegen onroerende goederen.

Een vzw met een omvangrijk onroerend bezit in het buitenland kan dus nog altijd aan de belasting ontsnappen. Voorheen was dat zo omdat alleen rekening werd gehouden met de Belgische bezittingen; en in de nieuwe regeling is dat zo omdat onroerende goederen die in het buitensland liggen niet meetellen.

Passief. Een andere opmerkelijke wijziging betreft het passief. Voor de toepassing van de taks tot vergoeding van het successierecht mocht totnogtoe op geen enkele wijze rekening worden gehouden met schulden die de vzw in voorkomend geval zou hebben. Zodra het actief van de vzw de grens van 25.000 euro overschrijdt, was de belasting verschuldigd, ook als de vzw daarnaast torenhoge schulden had.

Die regel blijft behouden. Maar tegelijk worden enkele correcties aangebracht. De meest opvallende betreft de situatie waarin de vzw een hypothecaire lening heeft aangegaan. De nog openstaande termijnen van deze lening mogen voortaan (onder bepaalde voorwaarden) wel als passief worden afgetrokken van de belastbare grondslag.

Neem bijvoorbeeld een vzw die een gebouw koopt van 1 miljoen euro en daarvoor een hypothecaire lening aangaat. Totnogtoe moest dan de waarde van dit onroerend goed aan de belastbare grondslag worden toegevoegd, zonder vermindering. Sinds begin juli mag het nog openstaande bedrag van de hypothecaire lening als passief worden afgetrokken. Het verschil is niet spectaculair (de belasting bedraagt slechts 0,17 %). Maar het scheelt toch een slok op de borrel. Vzw’s hebben meestal geen euro te veel. Bovendien gaat het om een jaarlijkse belasting. Gemeten over de looptijd van een hypothecaire lening tikt het bedrag flink aan.

Onroerende goederen die in het buitenland liggen, tellen niet mee voor de belasting.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content