WIJZIGING ADMINISTRATIEF STANDPUNT

Opnieuw moratoriuminteresten

Als ik u vandaag geld moet, en ik betaal pas maanden of jaren later, dan is het normaal dat ik u niet alleen de verschuldigde som vergoed, maar daar bovenop ook interesten. Per slot van rekening heb ik die som geld ook heel die tijd op mijn spaarboekje kunnen behouden, en heeft dat geld bijgevolg voor mij interesten opgebracht. Omgekeerd, als u mij een som geld moet, en u betaalt veel later dan afgesproken, dan verwacht ik ook dat u mij interesten vergoedt.

Die vanzelfsprekende principes gelden eveneens op het gebied van de belastingen. Een belastingplichtige die de verschuldigde inkomstenbelasting laattijdig betaalt, is nalatigheidsinteresten verschuldigd. En moet de fiscus een betaalde belasting terugbetalen, dan zijn daarop ook interesten verschuldigd. Men spreekt dan van “moratoriuminteresten”.

TARIEF.

Het tarief van deze nalatigheids- en moratoriuminteresten is identiek : 0,8 % per kalendermaand. Rekening gehouden met de rentevoeten die op dit ogenblik ten aanzien van spaarboekjes, e.d. gelden, is dit een zeer hoog tarief. Men kan op dit ogenblik beter een tegoed hebben bij de fiscus, dan hetzelfde bedrag op een spaarboekje staan hebben. In het ene geval ontvangt men 0,8 % per maand, of op jaarbasis bijna 10 % netto, vrij van roerende voorheffing ; in het andere geval krijgt men slechts een habbekrats, het vermelden nauwelijks nog waard.

SPAREN.

Of dat hoge tarief (van 0,8 % per maand) zal blijven bestaan, is niet helemaal zeker. In het Wetboek staat immers te lezen dat de Koning het tarief van de nalatigheids- en moratoriuminteresten kan aanpassen, zodra dit ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is. Maar tot op dit ogenblik heeft hij daar nog geen gebruik van gemaakt. Allicht omdat een eventuele aanpassing in twee richtingen werkt : de fiscus moet dan minder moratoriuminteresten betalen, maar krijgt tegelijk ook minder aan nalatigheidsinteresten binnen. Dat werkt dus een beetje als communicerende vaten.

Tenzij de Koning alleen maar het tarief van de moratoriuminteresten zou verlagen, terwijl hij dat van de nalatigheidsinteresten zou laten bestaan. Maar zo’n ongelijke behandeling is vanzelfsprekend zo goed als onverdedigbaar.

PLAFOND.

Overigens moet men zich geen illusies maken. Men krijgt niet in alle gevallen moratoriuminteresten toegekend. Om te beginnen is daarvoor al vereist dat het terug te betalen bedrag een bepaald plafond overstijgt.

Veronderstel bijvoorbeeld dat u nog 10.000 frank onroerende voorheffing moet terugtrekken. Ten aanzien van de onroerende voorheffing wordt algemeen aanvaard, ook door de fiscus, dat een terugbetaling ervan in principe recht geeft op het toekennen van moratoriuminteresten. Maar er schuilt wel nog een addertje onder het gras.

In het Wetboek staat immers te lezen dat de fiscus geen moratoriuminteresten moet betalen wanneer die interest geen 200 frank per maand bedraagt. Het omgekeerde geldt trouwens ook : de belastingplichtige is zelf geen nalatigheidsinteresten verschuldigd (ingeval hij zelf laattijdig betaalt), voor zover die interest per maand geen 200 frank bedraagt.

Op 10.000 frank terug te geven onroerende voorheffing is – tegen een tarief van 0,8 % per maand – slechts 80 frank moratoriuminterest verschuldigd. Minder dan 200 frank. Zodat de facto geen moratoriuminteresten moeten worden betaald. Van een effectieve betaling zal slechts sprake zijn zodra het terug te betalen bedrag ten minste 25.000 frank bereikt. Want pas vanaf dat ogenblik wordt de ondergrens bereikt : 25.000 x 0,8 is inderdaad gelijk aan 200 frank per maand.

BELASTING. Of de belastingplichtige recht heeft op moratoriuminteresten hangt bovendien nog van iets anders af. De wet zegt dat men in principe recht heeft op moratoriuminteresten zodra de fiscus moet overgaan tot een terugbetaling van “belastingen”. Maar voegt daar voorts onmiddellijk aan toe dat geen moratoriuminteresten verschuldigd zijn bij het terugbetalen van een overschot aan bedrijfsvoorheffing, roerende voorheffing of gedane voorafbetalingen.

Om te beoordelen of men recht heeft op moratoriuminteresten, volstaat het dus niet dat men weet dat het terug te betalen bedrag ten minste 25.000 frank beloopt. Het moet bovendien gaan om een terugbetaling van de inkomstenbelasting zelf. Niet van een overschot van bedrijfsvoorheffing bijvoorbeeld. In dat laatste geval krijgt men enkel dat overschot terug. Zonder interest.

VOORHEFFING. Het uiteindelijke probleem is dus dat men moet weten wat er terugbetaald wordt. Op het eerste gezicht is dat geen probleem. Neem bijvoorbeeld het geval van een werknemer, op wiens loon 200.000 frank bedrijfsvoorheffing ingehouden is. En stel dat hij uiteindelijk maar 150.000 frank personenbelasting verschuldigd is. De ingehouden bedrijfsvoorheffing (200.000frank) zal dan op het ogenblik van de inkohiering van de personenbelasting met de belasting verrekend worden. En aangezien de bedrijfsvoorheffing hoger is dan de belasting, zal het overschot worden terugbetaald.

Het gaat hier met andere woorden om een duidelijk voorbeeld van een geval waarin een “overschot” aan bedrijfsvoorheffing (van in casu 50.000 frank) wordt terugbetaald. Op die terugbetaling is geen moratoriuminterest verschuldigd.

VOORAFBETALING.

Een ander duidelijk voorbeeld. Een zelfstandige heeft geen voorafbetalingen gedaan, en moet uiteindelijk 150.000 frank personenbelasting betalen. Wat hij ook effectief doet. Na bezwaar blijkt dat de verschuldigde personenbelasting geen 150.000 frank, maar wel slechts 120.000 frank bedraagt. En dus moet de fiscus 30.000 frank terugbetalen. Het gaat hier dan duidelijk wel om een terugbetaling van “belastingen”. Daarop is dan wel moratoriuminterest verschuldigd.

BEZWAAR.

Moeilijker wordt het wanneer we de zaken gaan combineren. Veronderstel dat de zelfstandige in ons voorbeeld de verschuldigde personenbelasting (150.000 frank) wel had voorafbetaald. En dat die belasting na bezwaar wordt gereduceerd naar 120.000 frank. Wat wordt er dan terugbetaald ? 30.000 frank “belasting” ? Of 30.000 frank overschot aan gedane voorafbetalingen ? De Administratie heeft lange tijd volgehouden dat het hier in feite om een terugbetaling van “voorafbetalingen” gaat, omdat hetgeen terugbetaald wordt, oorspronkelijk het karakter had van een voorafbetaling. Maar niet iedereen was het met deze zienswijze eens. En ook in de rechtspraak vond men de meest uiteenlopende standpunten terug.

VERREKENING.

Totdat het Hof van Cassatie bij herhaling bevestigde dat het hier wel degelijk om een terugbetaling van een “belasting” en niet van een overschot van “voorafbetalingen” gaat. Door het feit dat de gedane voorafbetalingen op het ogenblik van de inkohiering van de belasting verrekend zijn geworden met de verschuldigde inkomstenbelasting, verliezen ze in de mate van die verrekening hun oorspronkelijk statuut van “voorafbetaling”, en krijgen ze het volwaardig statuut van een “belasting”. Een latere terugbetaling kan dan ook niet anders dan een terugbetaling van “belastingen” zijn. Een standpunt waar de Administratie zich dan uiteindelijk toch, zij het nog maar zeer onlangs, bij aangesloten heeft.

Concreet wil dit zeggen dat voortaan opnieuw moratoriuminteresten worden toegekend ingeval de terugbetaling slaat op een ingekohierde inkomstenbelasting die bij wijze van bedrijfs- of roerende voorheffing aan de bron ingehouden is geworden, of bij wijze van voorafbetaling is voldaan.

LAAT.

En wat gebeurt er als bijvoorbeeld de personenbelasting te laat wordt ingekohierd, of als er in het geheel geen inkohiering plaatsvindt, met als gevolg dat alle gedane voorafbetalingen en ingehouden voorheffingen moeten worden terugbetaald ?

Stel b.v. een werknemer op wiens loon 300.000 frank bedrijfsvoorheffing ingehouden is, en die vervolgens op tijd en overeenkomstig alle regels een aangifte in de personenbelasting heeft ingediend. Normaal moet de personenbelasting dan ingekohierd worden uiterlijk tegen 30 juni van het jaar dat volgt op het inkomstenjaar. Stel dat die inkohiering om een of andere reden pas in juli of augustus gebeurt, en dat de ingekohierde belasting ook juist 300.000 frank bedraagt. De ingehouden bedrijfsvoorheffing wordt naar aanleiding van deze (laattijdige) inkohiering met deze personenbelasting verrekend. Er is dan niets terug te betalen, en ook niets bij te betalen.

WAKKER.

Maar zoals gezegd, is de inkohiering laattijdig gebeurd. Een wakkere belastingplichtige zal bijgevolg niet nalaten “bezwaar” in te dienen. De laattijdige inkohiering heeft immers tot gevolg dat de gevestigde aanslag nietig is. De belasting moet bijgevolg worden terugbetaald. De fiscus moet dus 300.000 frank terugbetalen. Zonder moratoriuminterest. Want zo redeneert de fiscus spitsvondig, aangezien de belasting “nietig” is, is er ook geen belasting geweest waarmee de ingehouden bedrijfsvoorheffing verrekend kon worden. Wat wij terugbetalen, is bijgevolg geen “belasting”, maar wel een “overschot aan bedrijfsvoorheffing”.

MOOI.

Kortom, een juridisch “handigheidje”, dat de fiscus veel geld (in de vorm van moratoriuminterest) bespaart, maar voor de belastingplichtige wel het kwalijke gevolg heeft dat hij elke interestvergoeding aan zijn neus ziet voorbijgaan. Zij het dat de betrokken belastingplichtige misschien toch niet zo ongelukkig zal zijn. Want dank zij de slordigheid van de fiscus (de te late inkohiering) is hij plots geen belasting verschuldigd. En dat is op zich toch ook al mooi meegenomen.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content