Wettelijke vermoedens

Om van een handelsagentuur- overeenkomst te kunnen spreken, moet aan enkele sociaalrechtelijke bepalingen worden voldaan.

Een handelsagentuurovereenkomst is een overeenkomst waarbij de ene partij, de handelsagent, door de andere partij, de principaal, zonder dat hij onder diens gezag staat, permanent en tegen vergoeding wordt belast met het bemiddelen en eventueel afsluiten van zaken in naam en voor rekening van de principaal (zie ook Trends, 2 mei 1996). De handelsagent deelt zijn werkzaamheden naar eigen goeddunken in en beschikt zelfstandig over zijn tijd.

Handelsvertegenwoordiger.

De arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers daarentegen is een overeenkomst waarbij een werknemer, de handelsvertegenwoordiger, zich verbindt om tegen loon cliënteel op te sporen en te bezoeken met het oog op het onderhandelen over, of het sluiten van zaken (verzekeringen uitgezonderd). Dat alles gebeurt onder het gezag, voor rekening, en in naam van één of meer opdrachtgevers. De handelsvertegenwoordiger is een bediende die onder een aantal specifieke bepalingen valt (titel 4 van de arbeidsovereenkomstenwet). Hierop kan alleen de handelsvertegenwoordiger zich beroepen die in dienst wordt genomen om op bestendige wijze zijn beroep uit te oefenen zelfs als hij door zijn werkgever wordt belast met bijkomstig werk dat van andere aard is dan de handelsvertegenwoordiging.

DEELTIJDS.

Zowel de handelsagent als de handelsvertegenwoordiger werken actief mee aan het ontwikkelen van de zaken van de andere partij door middel van prospectie. In beide gevallen zal hij onderhandelen (bemiddelen) over, of zaken sluiten in naam en voor rekening van de andere partij (principaal of werkgever), en dat tegen vergoeding. In beide gevallen ontstaat er een duurzame relatie met één of meer principalen of werkgevers.

De agent/vertegenwoordiger moet niet exclusief of voltijds werken voor één opdrachtgever. Hij kan ook deeltijds, in bijberoep optreden als handelsagent of handelsvertegenwoordiger voor één of meer opdrachtgevers. Voorwaarde is alleen dat hij zijn activiteit(en) permanent (niet occasioneel) uitoefent binnen die contractuele relatie(s) en dat althans wat de handelsvertegenwoordiger betreft de activiteit van bemiddelen of sluiten van zaken het belangrijkste voorwerp is van de overeenkomst(en). Het enige criterium om beide activiteiten van elkaar te onderscheiden, is dat de agent niet onder het gezag van de principaal werkt en dus als een zelfstandige optreedt.

VERMOEDEN.

De arbeidsovereenkomstenwet voorziet nog steeds een vermoeden tot bewijs van het tegendeel dat de overeenkomst wordt beschouwd wordt als een arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers. Het maakt daarbij weinig uit welke benaming er voor de overeenkomst tussen opdrachtgever en tussenpersoon wordt gehanteerd. Dit vermoeden kan ook door de RSZ worden ingeroepen. Meteen wordt het statuut van handelsagent door dit vermoeden opzijgeschoven tot bewijs van het tegendeel. Het was nochtans logischer geweest om dit vermoeden af te schaffen nu er ook een beschermend statuut voor de handelsagent is uitgewerkt. In de praktijk zal de als werkgever beschouwde persoon moeten aantonen dat het niet gaat om een activiteit van handelsvertegenwoordiging ofwel dat er geen gezagsverhouding is.

JURIDISCHE ONDERGESCHIKTHEID.

Gezag betekent een juridische ondergeschiktheid (niet economische afhankelijkheid) en de mogelijkheid om leiding en toezicht uit te oefenen. Het tegenbewijs van het wettelijk vermoeden kan niet worden geleverd door het geschrift zelf dat de overeenkomst regelt en waarbij werd overeengekomen dat een beroep wordt gedaan op een zelfstandige handelsagent. Het kan wel worden afgeleid uit de gemeenschappelijke, werkelijke bedoeling van de partijen om een overeenkomst van zelfstandige vertegenwoordiging te sluiten. Hierbij moet ook worden nagegaan of de wijze waarop de overeenkomst in de praktijk wordt uitgevoerd, overeenstemt met wat is overeengekomen. Het gaat hier om een rechtsfeit waarover de feitenrechter soeverein zal oordelen op basis van een geheel van feiten en dit onder controle van het Hof van Cassatie. Belangrijke elementen (indiciën) die pleiten tegen een gezagsverhouding zijn onder meer geen rapporteringsplicht over het gebruik van de tijd en geen opgelegd uurrooster, tewerkstelling voor verschillende opdrachtgevers, geen vastgelegde sector, geen gewaarborgd loon of terugbetaling van kosten, aanwerving van eigen personeel, geen vast loon, hebben van een BTW-nummer en onderwerping aan sociaal statuut der zelfstandigen.

ALGEMENE INSTRUCTIES.

In de praktijk zal de opdrachtgever (principaal) er dan ook voor moeten zorgen dat de handelsagentuurovereenkomst geen elementen bevat die verwijzen naar een gezagsverhouding. Ook de uitvoering van de overeenkomst door de handelsagent dient op een zelfstandige wijze te gebeuren. Eventuele instructies aan de agent moeten van algemene aard zijn en betrekking hebben op de algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden, het commerciële beleid, de te leveren goederen en/of diensten aan de cliënteel, de aanduiding van het gebied of de categorie van klanten waarvoor de agent zal werken.

JEAN-PAUL TIMMERMANSFRANK RUELENS

Jean-Paul Timmermans en Frank Ruelens zijn juridische raadgevers bij Price Waterhouse.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content