Werkgeversorganisaties zijn middelmatig en duur

De Belgische bedrijven vinden hun werkgeversorganisaties te duur en kwalitatief middelmatig, maar de meeste denken er niet aan om hun lidmaatschap op te zeggen. Wel moet het patronale landschap vereenvoudigd worden. Dat blijkt uit een Trends-enquête.

T rends en Trends-Tendances deden een enquête over de relatie tussen bedrijven en hun representatieve verenigingen. 341 bedrijven reageerden. Het opvallendst zijn de erg middelmatige cijfers die de werkgeversverenigingen krijgen voor de kwaliteit waarmee ze hun opdracht uitvoeren.

We lieten de drie belangrijkste functies van werkgeversverenigingen quoteren op tien. De drie samengeteld maakt Unizo (18,4 op 30) tot de beste organisatie. Al bij al een lage score. Unizo wordt op de voet gevolgd door Voka (17,6) en de sectorfederaties (17,2). De Vereniging van Ondernemingen te Brussel ( VOB) is met 11,4 de hekkensluiter. Ook de Waalse tegenhanger van Unizo, UCM, scoort met 12,5 slecht. We bekijken de drie functies even apart.

1. Inhoudelijke vertegenwoordiging

en lobbying

Unizo krijgt hier de beste score: 6,2 (van de Nederlandstalige bedrijven). Voka haalt nog een redelijke 5,9, maar verder blijft alleen het Verbond van Belgische Ondernemingen ( VBO) en het Verbond van Kristelijke Werkgevers en Kaderleden ( VKW) nog boven de vijf. UWE ( Union Wallonne des Entreprises), VOB en UCM zijn alledrie gebuisd.

2. Diensten

De diensten die de verschillende organisaties leveren aan hun leden, worden blijkbaar wat beter gewaardeerd. Voka neemt nu de leiding (6,3), met Unizo (6,2) op de hielen. De sectorfederaties (5,7) doen het ook nog redelijk.

De score is wel een verrassing voor Paul Soete, gedelegeerd bestuurder van Agoria. “In onze interne enquêtes halen onze diensten vaak 8 à 9.” Opnieuw gaan de Franstalige verenigingen eronderdoor.

UWE haalt 4 en UCM 4,4. En VOB is de hekkensluiter met 3,1.

3. Invloed op het politieke beleid

“Voor onze leden zijn belangenbehartiging en politieke beïnvloeding het belangrijkst,” zegt Kris Peeters, gedelegeerd bestuurder van Unizo. Het VBO (6,4) neemt hier de leiding. Unizo (6) en de sectorfederaties (5,8) mogen nog redelijk tevreden zijn. Dat is al heel wat minder het geval met Voka (5,4). En opnieuw hebben UWE, UCM, VOB en VKW een probleem, met scores die liggen tussen 3,9 en 4,6.

Ook deze cijfers liggen niet erg hoog. “Als je goed hebt gelobbyd, kom je daar best niet te veel mee naar buiten,” zegt Kris Peeters. “Ondernemers kunnen deze functie niet zo best inschatten.” Ook Philippe Muyters, gedelegeerd bestuurder van Voka, redeneert zo: “Veel gebeurt achter de schermen en is dus minder zichtbaar.”

Te duur

Wat de kostprijs betreft, hoeven VKW en Unizo zich niet veel zorgen te maken. Voka heeft wel een probleem: 27 % van zijn respondenten-leden vindt deze vereniging te duur. Heeft het samengaan van VEV en de kamers van koophandel daar wat mee te maken? “Het is nog te vroeg om daarop te antwoorden,” zegt Philippe Muyters. “We zitten nog in een kennismakingsfase. Voor bedrijven die geen lid waren van het Vlaams Economisch Verbond ( VEV) is de bijdrage 64 euro duurder geworden, maar ik merk toch heel weinig uitval van leden.”

Het probleem zit vooral bij de sectorfederaties: 37,2 % van de respondenten-leden vindt het lidmaatschap te duur. Niet zo verwonderlijk, want de sectorfederaties zijn ook de duurste organisaties. Ze zijn natuurlijk ook cruciaal in het Belgische bestel, omdat in de sectoren CAO’s worden gesloten die de loonontwikkeling regelen. “Onze bijdrage is inderdaad meestal hoger, maar de leden krijgen er meer voor terug,” zegt Paul Soete van Agoria. “Wij hebben veel meer rechtstreekse contacten met bedrijven en dus ook veel meer rechtstreekse vragen.”

Toch lid blijven

Ondanks die matige kwalitatieve inschatting verklaart 88 % van de respondenten er niet aan te denken het lidmaatschap van hun werkgeversvereniging op te zeggen. De kwetsbaarste organisatie is het VKW. Van de VKW-leden onder de respondenten denkt 11,7 % eraan het lidmaatschap op te zeggen. Dat kan niet echt verrassen, want het VKW is de organisatie met het minst dwingende karakter. Het is eerder een reflecterende organisatie. “We zijn ons aan het herpositioneren,” zegt Ivo Clerix, directeur VKW. “En dat kan twijfels geven. We hebben bij onze ledenaantallen een status-quo. We hebben ervoor geopteerd een nichespeler te zijn, die vrijuit kan denken en die ideeën op de lange termijn kan lanceren.”

Voor de andere organisaties zoals Voka, Unizo of de sectorfederaties is het gevaar voor opzegging minder acuut, met percentages die schommelen tussen 6 en 8 %. Maar dat betekent niet dat iedereen tevreden is met de huidige situatie. De respondenten willen een verdere vereenvoudiging van het patronale landschap.

In totaal wil 54 % van de respondenten een vereenvoudiging, tegen 34,9 % die tevreden is met de huidige situatie (11,1 % gaf geen antwoord). Die nood aan verandering is hoger in Wallonië, waar 58,8 % zich uitspreekt voor verdere vereenvoudiging. Dat verschil met Vlaanderen (52,7 %) heeft zeker te maken met de stappen die er al in Vlaanderen gezet zijn door het samengaan van het VEV en de kamers van koophandel in Voka.

“We werken aan een verdere vereenvoudiging,” zegt Philippe Muyters. “We hadden als VEV akkoorden met tien sectoren, vandaag zijn dat er al negentien geworden.” Kris Peeters is wat genuanceerder. “Het patronale landschap is hier niet complexer dan bijvoorbeeld in Frankrijk. In het buitenland zie je wel een meer duaal systeem, met een vereniging voor de kleine ondernemingen en een voor de grote. Hier is er meer concurrentie om dat overlappende middensegment. Ik verwacht dat dit zich zal uitkristalliseren in de toekomst. Ik verwacht ook een groeiende impact van de regionale organisaties op federaal vlak.”

Guido Muelenaer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content