Wereldhandel is de kortste weg naar ontwikkeling

Pascal Lamy van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) gooide de wereldleiders vóór hun G20-ontmoeting van vandaag een waarschuwend rapport tegen protectionisme voor de voeten. Het laat zich raden dat, net als tijdens de top in november, iedereen zich ook deze keer weer zal plechtig engageren geen handelsbelemmeringen op te gooien. Na de vorige G20-top vergat echter driekwart van de deelnemers die belofte; van het activeren van de Doha-ronde kwam evenmin iets terecht. Het hemd is immers nog altijd nader dan de rok.

Naast de obligate oprispingen tegen protectionisme, het zwaardere werk van het zoeken naar een minimale consensus over de regulering van de financiële sector en een nieuwe monetaire politiek, kunnen deelnemers aan de G20 misschien alvast een begin maken met het laatste punt op hun agenda: een hervorming van de wereldorde.

Een flinke dosis politieke moed zou volstaan om daarin een beslissende doorbraak te bereiken. Een van de terugkerende rituelen op zo’n wereldtop is ontwikkelingshulp. Ook deze keer port de Wereldbank de geïndustrialiseerde landen ertoe aan 0,7 procent van hun stimuliplannen af te staan in de vorm van ontwikkelingshulp. Dat is het soort holle mantra dat altijd goed klinkt in de mond van politici. Maar om de wereldhandel te activeren, zijn efficiëntere wegen denkbaar.

De Zambiaanse economiste Dambisa Moyo (ex-Goldman Sachs en ex-Wereldbank), constateert bijvoorbeeld dat Afrika 1000 miljard dollar ontwikkelingshulp ontving in de voorbije zestig jaar. Weggegooid geld, met nul komma nul impact op de wereldeconomie en de wereldhandelsstromen. “Maak van arme landen zakelijke economische partners”, schrijft ze in haar boek Dead Aid, want daar hebben alle partijen baat bij. Moyo verwacht dan ook meer van de concrete zakelijke aanpak van China dan van het gepalaver in de WTO of de G20.

Het herstellen van de financiële stromen vanuit de rijke naar opkomende economieën en ontwikkelingslanden is cruciaal voor de wereldhandel. Ook meer trekkingsrechten voor het Internationaal Monetair Fonds kunnen de wereldeconomie sneller doen draaien.

Voor een betere wereldorde is ten slotte een betrouwbaar zakenklimaat in de nieuwe landen essentieel. En daar kunnen we meteen aan meehelpen. Een concreet voorbeeld is Congo. Minister van Defensie Pieter De Crem (CD&V) heeft naar eigen zeggen in Kinshasa de basis gelegd voor een nieuwe samenwerking met dat land. Maar zijn analyse – “Congo is een van de armste landen en de economische crisis heeft die toestand nog verergerd” – is nonsens en doet het ergste vrezen. Want stel dat in Congo een gezond zakenklimaat zou heersen, dan zou het land alleen al uit zijn mijnindustrie meer opbrengsten kunnen halen dan uit ontwikkelingshulp. En onze bedrijven zouden er een afzetmarkt hebben. De plaatselijke economie en de Congolese bevolking zou daar meer baat bij hebben dan van een illusoire 0,7 procent steun uit een Belgisch stimuleringsplan. (T)

Door Erik Bruyland

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content